De pest in

Zelden zo geschokt geweest als door dat verhaal van die fabrieksarbeider uit Bergen, die negen jaar lang geterroriseerd werd door zijn collega's. En die iedere dag weer uit werken ging – dat is zo mogelijk nog moeilijker te begrijpen dan de feiten zelf: dat die man elke dag weer zwijgend naar het werk trok, in de wetenschap dat hij er zou worden geslagen en vastgebonden, en dat werkmakkers met hun blote kont op zijn gezicht zouden gaan zitten.

'Vastgebonden op paletten terwijl een arbeider zijn geslacht tegen zijn gezicht slaat', zo opent Het Laatste Nieuws, de krant die het verhaal in Vlaanderen uitbracht en er terecht twee dagen na elkaar haar eerste drie pagina's voor vrijhoudt. Het is een zin die zo absurd gruwelijk is, dat hij gemakkelijk komisch zou kunnen worden. Je hoort het Hans Teeuwen zo zeggen: 'Vastgebonden op paletten terwijl een arbeider zijn geslacht tegen zijn gezicht slaat.' Dat woord, geslacht. Het beeld dat het oproept.

Een mens, ge kunt daar niet aan uit.

Ik heb hier al vaak geklaagd over de gewoonte om groot nieuws overdreven groot te brengen – over tien, vijftien pagina's, waarvan de helft gevuld met betwistbare onzin, simpelweg om het Grote Belang ervan recht te kunnen doen. Het probleem is: nu ik daaraan gewend ben, lijkt ieder bericht dat géén tien bladzijden krijgt, onbelangrijk. Ook al zat dit verhaal vooraan in onze journaals en kreeg het een zeer degelijke vijf minuten tijd, toch dacht ik: is dit het maar? Een simpele overstroming is twintig minuten waard. En voor dat meisje dat haar zus het hoofd insloeg zijn VTM en VRT gezamenlijk gaan pleiten om de wintertijd twee kéér in te voeren, zodat ze het gewonnen uur konden aanwenden voor een extra nieuwsuitzending.

Ik blijf nu vreselijk op mijn honger. Hoe heten die sadistische collega's? Hoe oud zijn ze, hebben ze kinderen, deden ze dit al eerder, hoe reageert hun familie op het nieuws, bestaan er geen foto's van hun huizen zodat we kunnen zien dat het hier niet om marginalen gaat, maar om gewone mensen als u en ik? Waar blijven de straatinterviews die indiceren dat 'heel België' geschokt is? Of op zijn minst de gesprekken met vertwijfelde buren: 'Bergen kan het niet geloven. We kénnen die daders. We zagen ze iedere zondag met hun zoontjes naar het voetbal vertrekken. Praatje hier, grapje daar. Ze waren de drijvende kracht achter de jaarlijkse wijkbarbecue! En al die tijd waren het sadistische folteraars…'

Dergelijke reportages, besef ik nu, werken als een lachband. Ze geven je het veilige gevoel dat het oké is om je emoties de vrije loop te laten. Lach maar – het publiek lacht ook. Wees maar geschokt, praat er maar over, vraag je maar af of jij wél zou ingrijpen als je zag dat je collega's iemand aan het pesten waren, of zou je, nee toch, zélf een pester kunnen worden? – heel België doet hetzelfde.

Nu kreeg ik het gevoel dat ik onbetamelijk hard geschokt was. Harder dan anderen. Zoals de man zich moet voelen die harder lacht dan de rest van de zaal, en zich dan inbeeldt dat die denken: 'Nou man, zó grappig was het nu ook weer niet. Het was grappig, wij hebben ook gelachen, maar het was niet zó grappig.'

Ik pieker te veel, dat weet ik.

Waarna ik weer ging piekeren over het waarom. Waarom is dit verhaal beoordeeld als 'een stuk binnenin en mogelijk een opvolgingsstuk'-schokkend, en niet als 'voorpagina en speciale bijlage van zeventien pagina's en nog een hele week opvolgingsstukken'-schokkend? Omdat het zich in Wallonië afspeelde? Omdat de feiten al van 2002 dateren? Omdat je nu eenmaal niet voor elk verhaal alle registers kunt opentrekken, en we dat met de overstroming net al hadden gedaan? Omdat de wrede, absurde groepsdynamiek van almaar perverser pestgedrag te complex is, complexer dan een zieke zus die één keer hard uithaalt? Of omdat niet alleen de slachtoffers, maar ook de daders normale volwassen mannen zijn, en er dus een probleem is met identificatie: in een succesvol misdaadverhaal moet het slachtoffer herkenbaar zijn, de daders liefst niet te veel.

Terwijl dat laatste voor mij net de reden is om dit zo fascinerend te vinden. De gewone man die, zet hem in de juiste context en geef hem wat tijd, zonder veel bezwaar zijn medemens gaat folteren.

Het gaat naar de kern van de menselijke ziel.