De twintigers komen er aan: Tom Naegels, Jef Aerts en Christophe Vekeman drijven de leegte uit door hun personages een (mis)daad te laten stellen. Wat bezielt deze angry young men ?
Elke generatie heeft haar literaire helden. Als je er van uitgaat dat een generatie twintig jaar omspant, dan wordt het stilaan tijd voor een nieuw stel mooie, jonge goden . Tom Lanoye (1958) en Herman Brusselmans (1957) zijn er ondertussen al veertig and still going strong . Maar hoe zit het met de opvolging? Paul Mennes (1967) is al doodgeknuffeld als literair talent en ruimschoots de dertig gepasseerd. En ook Erwin Mortier (1965) – die met Marcel onlangs een fraai gepolijst debuut lukte – kan je bezwaarlijk als literaire hemelbestormer bestempelen. Waar blijven dus de Vlaamse titaantjes?
Aan de uitgeverijen zal het zeker niet liggen. Reeds van in het voorjaar deden ze hun best om een nieuwe Vlaamse golf op gang te krijgen. Miguel Declercq (1976) werd naar voor geschoven als vaandeldrager maar kon na zijn virtuoos poëziedebuut, Person@ges , niet overtuigen met zijn al te gekunstelde roman, Wat Chloë overkwam . Maar niet getreurd want de literaire rentree in de herfst schudde danig aan de bomen en toverde een heel stelletje twintigers te voorschijn die er voluit tegen aan gaan.
Tom Naegels, Jef Aerts en Christophe Vekeman schuwen de grote woorden niet en sloven zich met navenant succes uit om een stem te geven aan hun generatie. Het is opvallend hoe agressief het er in hun boeken aan toe gaat. Terroristische aanslagen tot passionele moorden zijn aan de orde van de dag. Probeert deze nieuwe lichting angry young men de comfortabele leegte van dit fin de siècle op te vullen met drastische ingrepen? Wraak is alleszins het sleutelwoord van hun literaire helden en lijkt, bij gebrek aan beter, het tegengif te zijn voor de verveling. Bloeit er zoiets als een heruitgave van het literaire existentialisme van na de Tweede Wereldoorlog?
Tom Naegels (1975) is de jongste van dit trio en debuteerde al twee jaar geleden met een verhalenbundel, Het heelal in! , die veel goeds liet verwachten. Meester Kader is een roman over haat en wat die haat aanricht. En dat is allesbehalve fraai, want zowel in het persoonlijke leven van de familie Constandt als op een historische schaal zijn moord en doodslag troef. Naegels probeert het verhaal van een Antwerpse familie die zichzelf opvreet in te bedden in de Zaïrees-Ruandese genocide. Mobutu, Che Guevara en Kabila zijn ook van de partij. Kortom, hij is heel ambitieus en zet verschillende verhaallijnen uit die achteraf bekeken te warrig naast elkaar lopen om echt te overtuigen. Maar dat Naegels een eigentijdse wraaktragedie wou schrijven, is onmiskenbaar. En er zijn bepaalde passages waarin hij dat met verve doet.
Naegels neemt te veel hooi op zijn vork maar slaagt er in om te peilen naar het waarom van zoveel zwarte gedachten bij de jonge schrijvers. Het blijkt dat ze hopeloos gefrustreerd zijn omdat een oudere generatie hen geen doorgang geeft tot het volle leven. Wie tot wachten is veroordeeld, maakt vaak gekke sprongen: "De reden waarom je andere mensen haat (…) is omdat ze je hinderen in je drang naar de top. En onbewust vindt iedereen dat hij of zij recht heeft op een onbeperkte doorgang. Het leven is een rij wachtenden, en altijd is er die beer voor je, die je korzelig terugduwt en gromt: Aanschuiven, makker."
Naegels' personages worden dus gedreven door een niets of niemand ontziende haat omdat dit negatief gevoelen de ultieme manier is om vorm te geven aan een ter plaatse trappelend on-leven . Wie mensen of dingen kapot maakt, trekt letterlijk een spoor van vernieling achter zich en ruïnes is het enige wat de natural born killers koesteren: "Het is de haat die de kern vormt van de herinnering. Je onthoudt wat je hebt vernield." Daarmee zet Naegels de traditie op zijn kop. Literaire herinneringskunstenaars probeerden immers naar het voorbeeld van Marcel Proust een positieve, zintuiglijke aanwezigheid liefdevol op te roepen. Naegels & co investeren al hun schrijfdrift in het neerzetten van een anti-utopie, een grimmige tegenwereld waarin mensen bij voorkeur elkaar het leven onmogelijk maken. Naegels is op zijn best wanneer hij realistische scènes beschrijft vol ingehouden gevaar of nauwelijks verholen verveling. Zijn wrange evocaties van uitstapjes of feestjes met de vrijzinnige jeugd mogen er zijn.
Jef Aerts (1972) debuteert met Haeren Majesteit en bakt het erg bruin. Zijn verteller reconstrueert de brand op een cosmeticabedrijf waarin diens vader een belangrijke financiële inbreng had. Alles draait rond een anarchistische cel van jongeren die in "Anachronië" elkaar mentaal en fysiek gezelschap houden en opjutten tot gratuite actie. Sommigen stappen eruit maar enkelen onder hen volharden in de boosheid en gaan over tot heuse aanslagen of zelfmoord. Aerts probeert zijn vertelling die draait rond vadermoord en verdrongen homoverlangens te transformeren tot een soort van psychedelische fabel. Maar de al te opzichtige lyrische inkleding van zijn getemde écriture automatique leidt alleen maar tot steriele beeldsprakerij . De relativerende zelfbespiegelingen van de verteller dienaangaande zijn nog het meest terzake: "Mijn dure woorden zijn hol geloei".
De even oude Christophe Vekeman vergaloppeert zich daarentegen niet. Alle mussen sterven , zijn debuut, mag dan al te opzichtig naar de grote roerganger Brusselmans lonken, maar puntig en cool vertellen kan Vekeman als geen ander. Ook bij Vekeman krijgt de lezer het gezelschap van een clubje jongeren op drift. Zij lummelen maar wat aan bij het zwembad en doen zich te goed aan drugs en seks tot ze door het lint gaan en een daad stellen: een misdaad, wel te verstaan.
Vekeman heeft de beste toon van de drie omdat hij erin slaagt om zijn personages min of meer ernstig te nemen en hen toch tegelijk ironisch van commentaar voorziet. Graf, het hoofdpersonage, pleegt een moord nadat iemand zijn dierbaarste bezit, een Opel Kadett, beschadigt. Graf is echter geen anarchistische dromer (zie Aerts) of een zwarte wreker (zie Naegels) maar een sympathieke lefgozer die zijn misdaad in de schoenen van een ander schuift. Ondertussen heeft hij de verloren eer van zijn Kadett gewroken, de vrouw van een rivaal ingepikt en zich terloops opperbest geamuseerd. En de lezer met hem.
Vekemans zuinige verteltoon heeft een flair voor rake typeringen en treffende beelden. Als Graf zich over de onzinnigheid van het leven het hoofd breekt, komt hij uit bij de onmogelijkheid van zoiets als tevredenheid. Tevredenheid is even inhoudsloos als God: "'t Is als de vlag van een onbestaand land." Vekemans verteller legt, zoals bij Naegels, eveneens de vinger op de pols van het onbehagen van zijn jeugdige personages. Hij komt uit bij de tegenstrijdige verlangens van een ongebreideld individualisme dat zich overal wil isoleren maar toch hunkert naar gezelschap: "Ik ben een kluizenaar die niet alleen kan zijn. Ik verafschuw de mensen en kan ze niet missen. Da's mijn pech. (…) Mensen zijn als slechte films: ze ergeren je, maar als je in de put zit, helpen ze je desondanks om de realiteit te vergeten."
Ook bij Vekeman willen de personages "de realiteit vergeten" maar haalt de realiteit hen ten slotte in. Er is geen ontsnappen aan, ook al zijn de uitbraakpogingen nog zo extreem. Naegels en Aerts doen er hieromtrent geen doekjes om. Als ze al iets hebben met existentialistisch proza, dan zijn het toch existentialisten met een groot ontzag voor het realiteitsprincipe. De personages worden door de verteller "gestraft" voor hun foute daden, zo lijkt het wel, want ze krijgen finaliter telkens de rekening gepresenteerd. Vekeman daarentegen laat zijn antiheld als in de beste schelmenromans het pleit winnen. Hij mag rekenen op onderdrukt gegniffel vanwege de auteur en op applaus van de lezer. Eindelijk nog eens een sympathieke stouterik die er het beste van maakt. Zijn we tenslotte allemaal niet een beetje kinderlijke schelmen met almachtsfantasieën?
Kortom, échte angry young men zijn deze twintigers eigenlijk niet. Daarvoor zijn ze te moraliserend (Naegels), te braafjes uitgeflipt (Aerts) of te schelmachtig (Vekeman). Maar alle drie signaleren ze wel ieder op hun eigen manier dat jongeren vandaag wanhopig op zoek zijn naar een verloren onschuld, naar "de vlag van een onbestaand land". Allemaal hebben ze iets met zwarte romantiek of grijs existentialisme. Vekeman en Naegels lijken voorlopig het meeste literaire pijlen op hun boog te hebben om in de toekomst uit te groeien tot de gezichten van een nieuwe generatie. Vekeman moet zich dan wel bevrijden van zijn literair rolmodel en zijn trefzekere stijl eens los laten op een meer ambitieuze setting en weidsere horizonten. Naegels daarentegen dient stilaan zijn eigen grenzen te kennen en kan maar best zijn narratieve grootheidswaanzin temperen door voor één sterk verhaal te kiezen in plaats van voor een handvol warrige vertelsels.
Ach ja, de nieuwe literaire goden komen er aan. Maar geef ze nog wat tijd.