Zelf noemt hij zich een sociaal-realist, maar misschien is hij wel een volksschrijver. Tom Naegels schreef met 'Los' een gedurfde en geëngageerde Antwerpse stadsroman over racisme en euthanasie. Een gesprek over de Strangers, 'makakkologen' en zelfverwijt.
Tom Naegels, 'Los', Meulenhoff/Manteau, Antwerpen, 183 blz., euro 16,95
'Heeft er iemand een nummer van de bonobo's van het stadsbestuur?' Of het er echt zo toeging op de Antwerpse krantenredactie van De Nieuwe Gazet , wil Tom Naegels niet meteen kwijt. Maar met zijn roman Los steekt hij alleszins de nek uit. Eindelijk nog eens een jonge Vlaamse auteur die de wereld wil laten zien, zoals ze is, in al haar schrijnende maar ook aandoenlijke verscheidenheid. Hij laat in zijn derde roman zichzelf als Tom Naegels in het verhaal rond paraderen terwijl hij als journalist de rellen in Borgerhout verslaat en in het gezelschap van een nauwelijks vermomde Ahmed Azzuz, de rechterhand van Dyab Abou Jahjah, The Lady in Red van crooner Chris de Burgh meekweelt. Toch maakt Naegels geen karikatuur van de Antwerpse (media)realiteit. Hij stelt zich kwetsbaar op, want hij toont het personage Tom Naegels ook als verliefde partner van een Pakistaanse schone die het niet zo begrepen heeft op zijn keuken en op zijn intellectuele voorkeuren. Ondertussen maakt de lezer kennis met het afscheidsconcert van De Strangers ( allah is groot, mor ziekekas is groter ) en met Naegels' grootouders. Vooral zijn grootvader, aan wie het boek is opgedragen, en die als socialistische partijganger erg opkeek naar de grote Camille Huysmans, is een scharnierfiguur. In 40 fragmenten boetseert Naegels een sprekend portret van het Antwerpen van de volksmens en van de allochtoon waarin de harde realiteit (de grootvader sterft, het hoofdpersonage verliest zijn liefje) en de journalistieke beeldvorming tot een multidimensioneel panorama versmelten van een multiculturele stad.
In oktober wordt hij pas 30. Hij heeft dus nog eventjes de tijd om de grote sociale roman te schrijven waarvan hij al zo lang droomt. Tom Wolfe, de Amerikaanse 'nieuwe journalist' die hij zijn voorbeeld noemt, heeft toch ook pas na zijn veertigste Vreugdevuur der ijdelheden geschreven? Naegels, die na enkele jaren redacteurschap bij De Nieuwe Gazet nu van zijn pen leeft, heeft sindsdien allesbehalve stilgezeten. Op zijn Antwerpse appartementje in de Haantjeslei, vlakbij de herenhuizen waar zijn beroemde confraters Willem Elsschot en Gerard Walschap in de Lemméstraat hebben gewoond, gooit hij maar eventjes 7 boeken op tafel waaraan hij het afgelopen jaar heeft gewerkt. Als Barbara Hofmann schreef hij Witse, naar de gelijknamige tv-serie. Ondertussen was hij ghostwriter voor boeken over Pieter Aspe, Gilles De Bilde, de zoo in Antwerpen, België, grenzeloze liefde en populariserende wetenschappelijke thema's ( Hoe? Zo! ). En dan vergeet ik zijn Antwerpse wandelgids ( Antwerpen Boekenstad ) die tussen de licht lopende beschrijvingen door toch heel wat sterke poëzie van in Antwerpen wonende dichters bevat. Een rasechte broodschrijver dus die ook nog eens de tijd vindt en vooral de noodzaak voelt om romans te schrijven. Wat is hij nu op de eerste plaats: inktkoelie of kunstenaar?
Tom Naegels: 'Ik kan door om het even wie ingehuurd worden om een tekst te maken. Als het maar niet te gespecialiseerd is. Ik stel mijn handen en computer ter beschikking. Ik ben dus een echte broodschrijver. Maar daarnaast ben ik columnist voor De Standaard en literair auteur. En dat doe ik in eigen naam en niet in opdracht. Daar wil ik zelf iets in kwijt.'
U wilt er heel wat in kwijt, ook uzelf want uw hoofdpersonage heet Tom Naegels?
TOM NAEGELS: Ik wil geen verhaal vertellen over mezelf, mijn eigen zielenroerselen of familie. Ik wil verhalen schrijven over de maatschappij, over sociale relaties die het strikt persoonlijke overstijgen en dan kom je vanzelf terecht bij het multiculturalisme, racisme en beeldvorming in de media. Dat zijn allemaal zware thema's. Ik heb gezocht naar een vertelwijze om die op een niet drammerige maar concrete manier te brengen. Ik ben ervan overtuigd dat iedereen met die grote, politieke thema's hoe dan ook te maken krijgt. De autobiografische vertelwijze is mijn manier om op zo'n concrete, directe manier die thema's te kunnen behandelen.
Toch maar beter journalist gebleven dan?
NAEGELS: Dat klinkt inderdaad erg journalistiek. Maar de grens tussen journalistiek en literatuur is vrij vaag. Een journalist gebruikt de werkelijkheid om een verhaal te vertellen terwijl een schrijver een verhaal gebruikt om iets over de werkelijkheid te vertellen. Bij een journalist moeten de details kloppen, want daar kunnen ze hem op pakken. Bij een schrijver hoeft dat niet, maar de essentie moet wel juist zijn. Waarom zou ik alles niet vertellen vanuit mezelf? Ik heb mijn eigen persoontje als personage opgevoerd omdat ik zo eerlijker kwijt kon wat ik qua politiek wilde vertellen. Dat is een meer directe manier om de lezer bij de les te houden. Ik wil me niet verschuilen achter personages. Ik durf nu, na twee romans en een verhalenbundel, eindelijk voluit te zeggen wat ik te zeggen heb.
Zoals op bladzijde 51: 'Wat volks is, goed is.' U schrijft met onverholen sympathie over volkse cafés, het laatste optreden van De Strangers en, niet te vergeten, uw grootvader, een volkse socialist.
NAEGELS: Ik ben geïnteresseerd in Antwerpse volkscultuur, maar ik ben een sociaal-realist. Ik ben geen volksschrijver, zoals Lode Zielens bijvoorbeeld. Ik probeer de maatschappij en dan concreet de stad Antwerpen, waarin ik leef, zo realistisch mogelijk weer te geven, met alle verschillen: dus zowel het Vlaams-volkse en het allochtoon-volkse als het hoger opgeleide mediawereldje. De verschillende subculturen van mijn stad dus weergeven, dat wou ik doen. Aangezien de roman over racisme gaat, speelt de volkscultuur in mijn boek een grote rol. Maar wat is racisme? De volksmens die bij een pint zit te schelden op vuil makakken of journalisten onder elkaar die bij wijze van lolligheid grapjes maken over makakkologen ? Waarom worden dergelijke grappen trouwens niet gemaakt over Chinezen en Indiërs, maar alleen over Marokkanen? Ik kom natuurlijk zelf uit een volks, socialistisch milieu en in die progressieve cultuur had het volk een bepaald romantisch imago.
Is dat romantisch imago niet eerder conservatief?
NAEGELS: Ik bedoel simpelweg de bewondering voor het authentieke, voor de gewone man. Zowel bij het oude, economische links dat opkwam voor de noden van de kleine man als bij het nieuwe, ethische links, waar ik en veel journalisten toe behoren, is er toch die bewondering voor de volksmens, zo van: je mag niet op de volksmens neerkijken, eigenlijk heeft hij meer levenswijsheid dan wij. Je houdt van die mensen, je hebt er sympathie voor. Je kan er films over maken, zoals Iedereen beroemd van Dominique Deruddere, terwijl ik weinig goede films ken over hoger opgeleiden.
Is die film dan geen equivalent van uitlach-tv?
NAEGELS: Nee, er wordt met de gewone mensen gelachen, maar tegelijkertijd snijdt dat door het hart van ontroering, van de eenvoudige goedheid die in die mensen zit.
'Ik hou van snorren en tapijtjes in de nek en dikke pensen en gouden kettingen en trainingsbroeken en geblondeerde permanents.' Tom Naegels: eindelijk een maatschappelijk bewogen schrijver die de volksmens rehabiliteert?
NAEGELS: Het volk is goed in abstracto, maar in concreto is het vaak anders. Bijna elk contact met volksmensen is moeilijk. We verschillen cultureel zo sterk van elkaar. Op zich is met die snorren niets mis, maar in het licht van de symbolenstrijd die we als groepsdieren toch ook met elkaar voeren, krijgt dat een totaal andere invulling. Het is zoals met het laatste optreden van De Strangers waar ik in het boek over schrijf. Het is een verwarde sympathie die ik samen met het hoofdpersonage koester. De Strangers is volkse humor in actie. Een Stranger die een rok over zijn hoofd trekt en dan in burqa staat en daarbij zegt: zo loopt iedereen in Borgerhout erbij. En dan ligt heel de zaal plat. Wat moet ik daar als toeschouwer dan van denken? Is dit nu sympathiek, fris van de lever en volkse humor of is dat racisme dat inherent is aan die volkscultuur?
Het blijft dubbelzinnig?
NAEGELS: Racisme kan je zo moeilijk duiden. Zuiver ideologisch, fascistisch racisme, zoals bij de nazi's of de skinheads, is voor iedereen overduidelijk slecht. Maar racisme kan zich op honderd en een manieren manifesteren, en dan is het helemaal niet duidelijk of dat nu verwerpelijk is of niet. Ik vraag me in mijn roman af wat verbondenheid kan betekenen. Je wordt geacht om je verbonden te voelen met je familie, met je volk, met allochtonen, maar dat is helemaal niet vanzelfsprekend. De meeste mensen leven in een klein kringetje waar de eigen symbolentaal door iedereen zonder problemen wordt gebruikt en verstaan. Als ik met vrienden op café ben, dan is er nooit een moment dat ik me afvraag waarom een vriend dat soort kleren draagt of die specifieke uitlatingen doet. Maar als je de positie van buitenstaander kiest, bots je op allerlei vreemde rituelen. Als ik zelf een volkscafé binnenstap, voel ik toch ergens dat ik daar niet zomaar op mijn plaats ben en gewoonweg word aanvaard. Ik weet niet direct wat ik tegen die mensen zou kunnen zeggen. De onderwerpen die mij interesseren, boeien hen niet. Ik zie er ook anders uit dan zij. Hetzelfde geldt voor allochtonen. Ze zijn een verrijking, zeker en vast, maar als je echt met hen in contact komt, dan merk je een boel eigenaardigheden: de macho- en zwamcultuur, dat enorme rond-de-pot draaien.
Toch krijgt de volksmens in uw roman het laatste woord. Uw grootmoeder zegt tegen haar dode man dat hij eindelijk eens rustig is: 'Leg u, kalmeer, geniet.'
NAEGELS: Laat los en aanvaard: dat zijn de woorden die ik belangrijk vind. Sluit je niet de hele tijd op in wat jij vindt dat moet gebeuren. Als je het eigen groot gelijk loslaat, wordt het leven makkelijker. Hoe losser je je voelt, hoe minder belang je hecht aan uiterlijk vertoon en hoe evidenter het is om je verbonden te voelen met mensen. Het zijn heel dikwijls banale dingen die mensen van elkaar doen vervreemden: hij spreekt niet precies de taal die ik spreek, of hij draagt kleren die ik niet leuk vind of hij gaat niet op dezelfde manier met zijn vrouw om als ik.
De optelsom van die kleine verschillen leidt wel tot een pijnlijke breuk, zoals het hoofdpersonage meemaakt met zijn Pakistaanse vriendin?
NAEGELS: Ik verwijt me dat. Ik probeer open en tolerant te zijn, maar ik merk bij mezelf dat ik dat zeer moeilijk vind. Het is veel comfortabeler om met de kleine vertrouwde vriendenkliek om te gaan dan iets nieuws te proberen. Ook als journalist vond ik het vaak bedreigend om op reportage te gaan en me in het vreemde gewoel te moeten storten. Maar tegelijk was het ook bevrijdend om op die manier gedwongen te worden mijn eigen stek te verlaten. Waarom hecht ik toch zoveel belang aan die kleine onnozelheden, zoals weten welke kaarsen je op tafel zet voor een romantisch diner, zoals weten dat je geen mayonaise gebruikt als je vriend voor je gekookt heeft, zoals weten welke films wél en welke films niet te doen zijn? Ik heb mijn liefde voor die vrouw kapotgemaakt door die ergernissen. En ik denk dat veel mensen dat ook zullen herkennen. We zijn vaak heel beoordelend en veroordelend, ook al beweren we tolerant te zijn.
Het is toch normaal dat je nooit samenvalt met je perfecte zelf?
NAEGELS: Niet als je jezelf beschouwt als links en progressief: want dan ben je een superieur wezen dat boven al dat kleinburgerlijke en veroordelende staat. Je wordt dan geacht een kosmopoliet te zijn die graag de wereld rondreist en allerlei nieuwe invloeden ondergaat. Je wilt iedereen begrijpen en vooral op niemand neerkijken. Tot zover de theorie, want de praktijk is dus iets helemaal anders.
Frank Hellemans