Tien jaar egelstellingen

Tom Naegels is misschien de laatste Vlaamse columnist met talent voor relativering. In Alles of niets verzamelde hij een selectie uit tien jaar columns. Een weldaad van een boek.

Mark Cloostermans

 

Er zijn opiniemakers die het slechtste in mij bovenhalen. Mia Doornaert over Israël: “Inderdaad, Mia, die Palestijnen zijn allemaal extremisten!” Luckas Vander Taelen over Brussel: “Geef de PS-baronnen er maar eens goed van langs, Luckas!” Johan Van Overtveldt over de regering-Di Rupo: “Leugenaars, inderdaad Johan, zeg het gerust nog een keer!”

 

Loeiend eens ben ik het met deze columnisten. Voor de duur van een column. Daarna draai ik de bladzijde om en daalt mijn bloeddruk.

 

Veel columnisten zijn zo monomaan in hun obsessies, zo ongenuanceerd in hun stellingen, dat de consumptie van hun teksten aanvoelt als een sugar rush. Maar een mens leeft niet op suiker alleen.

 

Tom Naegels is altijd al een uitzondering geweest onder de opiniemakers. Ten eerste omdat hij beschikt over gevoel voor humor. Je kan het nog zo volmondig eens zijn met Rik Van Cauwelaert, als je drie van zijn apocalyptische columns achter elkaar leest, ben je klaar om van het balkon te springen. De kans op een bevrijdende lach is bij Naegels net ietsje groter.

 

Ten tweede heeft hij zin voor relativering. (Logisch. Humor ís relativering.) Voorbeeld. Als er een e-mail uitlekt, zodat de interne twisten van de Vlaamse socialisten plots open en bloot in de krant staan, hebben mensen als Luc Van der Kelen (hoofdredacteur van Het Laatste Nieuws, meester van de dagelijkse verontwaardiging) het over “het einde der kameraden”. Dan is het prettig als iemand de feiten opnieuw weegt en stelt dat zo’n kritische mail in eerder welk bedrijf door de toplui geschreven had kunnen worden, “op identiek dezelfde toon”.

 

Naegels’ column verscheen eerst op vrijdag, later op zaterdag in De Standaard. Een betere plek is voor hem niet denkbaar: als iedereen zich tijdens de week heeft schor geschreeuwd, zet Naegels op zaterdag de puntjes op de i.

 

 

Bekende radicalen

 

De column Wat roepers in de aula is een goed voorbeeld van Naegels’ aanpak. Deze tekst verscheen op 2 april 2010, kort nadat een lezing van schrijver Benno Barnard was verstoord door salafistisch boegeroep. Naegels rapporteert: “En ik zie de mediamachine zichzelf weer op gang trekken: iedereen belt naar iedereen voor grote stukken en debatten over Sharia4Belgium… (…) En ik lees de reactie van de schrijver zelf, die beweert dat ‘de vrije meningsuiting wordt gesmoord in terreur’.”

 

Waarna Naegels de zaak in perspectief plaatst: “zo uitzonderlijk is het niet, dat een toespraak overschreeuwd wordt door tegenstanders van de spreker. Onlangs kon een debat met Annemie Turtelboom (Open VLD) niet doorgaan, omdat sympathisanten van de sans-papiers het verstoorden.”

 

De ondergangsretoriek die de media bezigen voor alles wat met de islam te maken heeft, wordt niet bovengehaald voor de radicalen die we al generaties lang kennen. Naegels ziet gelijkenissen tussen “het geheel van de Vlaamse Beweging” en “het geheel van de islami(s)tische emancipatiebeweging, hoe gefragmenteerd die ook is.” De apocalyps is niet nakende omdat “vijftig mensen in een aula” lawaai produceren: “islamitische actiegroepen gedragen zich als een normale politieke beweging”.

 

In deze column komen veel van Naegels’ thema’s samen: buitensporige persaandacht (steeds minder verhalen krijgen steeds meer ruimte), het waanidee dat de ondergang nakende is en “de omgekeerde totalitaire verleiding”.

 

“Het lijkt wel de omgekeerde totalitaire verleiding”, schrijft Naegels in het voorwoord bij Alles of niets, “de verleiding om overal totalitarismen te zien opdoemen, waar men zichzelf dan tegenover kan profileren als een eenzame, dappere strijder, een van de weinigen die nog in vrijheid leeft.” Links beweert als ‘slechte Vlaming’ te worden weggezet, rechts klaagt dat iedereen meteen naar het etiket ‘nazi’ grijpt en moslims zijn per definitie gevaarlijk. Niemand ziet de balk in het eigen oog: “Het hellend vlak bevindt zich altijd aan de andere kant van de heuvel.”

 

Zo graven alle partijen zich in, zegt Naegels: “Wie meent dat hij het opneemt tegen een machtige, blinde elite, die gaat in egelstelling.” En: “Wat voor zin heeft het om een publiek debat te voeren, als mensen niet reageren op wat de ander gezegd heeft?”

 

Wie Alles of niets, Naegels’ selectie uit tien jaar columns, leest, kan er inderdaad niet omheen: wat in Vlaanderen doorgaat voor debat, is een loopgravenoorlog.

 

 

Nieuwe naïviteit

 

Wat is er veranderd, in de tien jaar die Alles of niets bestrijkt?

 

Het debat rond migratie en (daarmee verbonden) identiteit woedde verder, maar zonder de taboes van de jaren ’90. We sloegen door naar het andere uiterste: pessimisme over de multiculturele samenleving is de norm geworden. “Toen islambashen nog racistisch was, was elke kritiek taboe – nu het deel uitmaakt van de Verlichtingsidealen, kun je er niet ver genoeg in gaan.”

 

In maart 2011 ging Naegels in de clinch met Mieke Van Hecke, directrice van het katholiek onderwijs. Die hing, volgens hem, een veel te negatief beeld op van ‘zwarte’ scholen – scholen, nota bene, die onder haar verantwoordelijkheid vallen. “Ze doet het om niet naïef over te komen. (…) Die angst om niet naïef te zijn: het is de nieuwe naïviteit. We maken hetzelfde mee als in de jaren negentig, maar dan omgekeerd”: in plaats van problemen onder de mat te vegen, worden ze nu absurd uitvergroot.

 

Een ander voorbeeld van ‘lopende zaken’: de Belgische impasse. Die bereikte een hoogtepunt tijdens de langste regeringsvorming ever. Naegels maakt zich terecht vrolijk over de protesten daartegen. “Los het op!” riep het volk, maar zonder te zeggen hoe. Alsof de oplossing geen politieke keuze zou zijn. “Politiek ietsisme”, noemt Naegels dit, engagement zonder richting, “een signaal” zonder betekenis.

 

De impasse dateerde natuurlijk al van veel eerder. In België bestaat al langer het gevoel dat de zaken vastlopen, dat efficiënt regeren in de huidige structuur niet (meer) haalbaar is. Vandaar dat de kiezer en masse voor wonderdoeners kiest: eerst voor Filip Dewinter, daarna voor Yves Leterme, nu weer voor Bart De Wever. Alle drie werden/worden ze verondersteld breekijzers te zijn.

 

Leterme is één van de weinige politici die in dit boek echt vilein worden aangepakt: Naegels mag de man duidelijk niet. Over De Wever heeft hij zich altijd veel genuanceerder uitgelaten; één van de teksten in dit boek was oorspronkelijk zelfs de inleiding bij een andere columnbundel – die van Bart De Wever.

 

 

Weefsel

 

Naegels houdt de kerk in het midden: hij bekritiseert zowel de N-VA als de N-VA-bashers. Vermijdt hij een politiek etiket?

 

De vraag is veeleer wat nog de waarde is van een politiek etiket. De partijen groeien naar elkaar toe en woorden als ‘links’ en ‘rechts’ verworden tot merknamen, “bedoeld om de juiste associaties op te roepen: warm versus koud, naïef versus realistisch, hip versus ouderwets”.

 

Naegels ziet een Vlaanderen dat is opgedeeld in ‘ethische gemeenschappen’. Binnen zo’n gemeenschap sluiten meningen netjes op elkaar aan: “op basis van iemands mening over de islam, [kun je] ook redelijk goed zijn mening over de Lange Wapper, Europa, de onderwijshervorming en de klimaatverandering (…) voorspellen”.

 

En die gemeenschappen beperken zich niet tot Vlaanderen. Alle ethische gemeenschappen hebben internationale contacten: de culturele gemeenschap met de theaterliefhebbers van Duitsland, de Vlaams-nationalisten met de politieke spitsbroeders in Baskenland, enzovoort. “Al onze identiteiten zijn internationaal en begrensd tegelijk – allen gevangen in de eigen Weltanschauung, gedreven door de eigen mythes, getekend door het eigen vijandbeeld.” (Dit is een citaat uit Claus, de Jan Breydel van een kosmopolitische natie, een tekst die niet in Alles of niets is opgenomen, en die verscheen in De Morgen van 26/3/2013.)

 

Alles bij elkaar geeft dit boek geen rooskleurig beeld van het politiek-maatschappelijke  debat in Vlaanderen: een heftiger wordende clash van egelstellingen, waarin vooral met ficties wordt geschermd.

 

Column na column probeert Naegels om de denkfouten en overhaaste conclusies een halt toe te roepen. Hij legt de nadruk op de feiten; bijvoorbeeld, lees de mail, niet de krantencommentaren erover. Dat is allicht ook de reden waarom hij nogal gebeten is op camera-geile advocaten en experts, die zelfs wetenschappelijke feiten vrolijk geweld aandoen om toch maar hun gelijk te halen.

 

Bij nadere beschouwing doet Naegels dus meer dan het geschreeuw relativeren. Hij bekijkt op welke punten het debat vastloopt, schetst de evoluties, wijst de herhalingen aan en wijst spelers terecht die hun ego boven het maatschappelijk debat stellen. Wie wil weten waarom ook het debat in Vlaanderen in een impasse verzeild is, leze Alles of niets.

 

Slotbedenkinkje. Nog nooit was er in de Vlaamse kranten zo veel ruimte voor opinie en stellingname, maar al dat zogenaamde debatteren leidde niet tot ‘voortschrijdende inzichten’. Als deze inzichtrijke, genuanceerde en vaak hilarische columnbundel íets duidelijk maakt, dan wel dat het debat in Vlaanderen minder overtuigingen en meer feitenmateriaal nodig heeft.

 

Na tien jaar opiniepagina’s, moeten we hoogdringend terug naar het nieuws. De feiten, vóórdat ze worden toegedekt door de klassieke denkschema’s van onze verschillende ethische gemeenschappen, vóórdat elke nuance wordt overschreeuwd door interpretaties.

 

Tom Naegels, Alles of niets. Vlaanderen op zoek naar zichzelf, De Bezige Bij Antwerpen, 351 blz., ISBN 978908542467, € 19,90.

 

Deze recensie verscheen eerder in Staalkaart.

Alle Boeken