Door Sander Donkers
Tom Naegels woont in het decor van zijn boeken. Althans, die indruk is bijna niet te vermijden, na het lezen van het in Vlaanderen geruchtmakende Los en de onlangs verschenen opvolger Beleg. Binnen slalomt de Angolese schoonmaakster om het kinderspeelgoed terwijl zijn hoogzwangere vrouw koffie maakt. Buiten ligt de plezierige wijk Berchem enorm multicultureel te zijn, met Turkse supermarkten, Marokkaanse koffiehuizen, vage belwinkels, een Spaanstalige evangelische kerkgemeenschap, en hier en daar een blank café waar de clientèle al in de ochtend aan het bier zit.
Zo heeft de schrijver en journalist het graag. Niet omdat het leven in de wijk altijd even leuk, comfortabel en gemakkelijk is, maar simpelweg omdat het veelkleurige en soms onrustige stadsleven in Naegels' ogen nu eenmaal de realiteit is. ‘Ik kan me niet voorstellen dat ik, zoals zoveel jonge gezinnen doen, buiten de stad zou gaan wonen,' zegt hij. ‘Voor mezelf, maar vooral ook voor mijn kind. Ik vind het extreem belangrijk dat hij vanaf het begin voelt dat het stedelijke leven de natuurlijke stand van zaken is. Dit is de norm, en daarmee moet je leren omgaan. Meer rust en monoculturaliteit, dat is iets voor vakanties en dagjes uit.'
Lachend dempt hij zijn stemvolume: ‘Maar ik moet nu oppassen, want mijn vrouw, die uit een landelijke omgeving komt, is opeens zeer aandachtig aan het luisteren.'
De grote stad is de levensader van zijn werk. Als columnist van De Standaard is Naegels (33) al jaren een stem in het Vlaamse debat over multiculturaliteit en immigratie. In het inmiddels succesvol verfilmde Los, uit 2005, voerde hij als hoofdpersoon ene Tom Naegels op, die een moeizame verhouding heeft met een Pakistaanse en die als journalist de rellen in de migrantenwijk Borgerhout moet verslaan. Volgens De Morgen was het de eerste Vlaamse roman die ‘de multiculturele samenleving in al haar rauwe schakeringen wist te vatten en er een breed maatschappelijk debat mee op gang schoot' In Beleg, dat verteld wordt vanuit het gezichtspunt van een Eritrese vluchtelinge, zet hij subtiel maar genadeloos vraagtekens bij de goede bedoelingen van de autochtonen die haar willen helpen.
U woonde zelf lange tijd in een ‘blanke' wijk. Was de verhuizing naar Berchem een bewuste keus?
‘In de zin dat ik het belangrijk vind om geen teruggetrokken leven te leiden, ja. Maar ik wil dat niet romantiseren. Het is geen method acting. Ook hier zie je toch dat je het makkelijkst in aanraking komt met de mensen die het meest op je lijken – Vlaamse gezinnen met jonge kinderen die bewust in dit deel van de stad zijn komen wonen.
‘Maar goed, ik zoek inderdaad wel actief naar een verbinding tussen wat ik belangrijk vind als mens en als schrijver. Ik beschouw mezelf als een sociaal geëngageerd schrijver in een lange Vlaamse traditie. Ooit schreven die over de arbeiderskwestie of de Vlaamse zaak, nu is de multiculturele samenleving al een hele tijd het belangrijkste sociale thema. En toch heb ik het gevoel dat het door veel mensen beschouwd wordt als een niche-onderwerp. Je hebt de maatschappij, en daarnaast is er dat andere gebied, dat kleine deeltje waar de allochtonen wonen. Als daar over geschreven moet worden, dan moeten die allochtonen dat zelf maar doen. Zij leven er immers. Bon, dat is iets dat ik met hart en ziel bestrijd. Ik schrijf over de wereld om me heen, en die is al zeker veertig jaar zeer divers.
Dus u schrijft met een doel?
‘Ik aarzel om ‘ja' te zeggen, omdat ik bang ben dat mensen mijn boeken als minder literair gaan beschouwen zodra ze denken: ah, hij schrijft om "het goede" te doen. Maar ik vind het wel belangrijk dat er boeken worden geschreven die de wereld laten zien waarin het merendeel van de mensen leeft. Als je kijkt naar de televisie, of naar de literatuur – het is allemaal zo blank. Vaak denk ik: in godsnaam, de werkelijkheid is toch anders? En misschien wrik je met dit soort romans het onderwerp een klein beetje los uit het politieke debat.'
Staat dat meestal nogal verhitte debat niet enorm in de weg bij het schrijven van literatuur?
‘Oh zeker. De multiculturele maatschappij is zo'n heet thema dat het moeilijk is om een rustige zone te vinden waar je gewoon een verhaal kunt vertellen, zonder dat je, bewust of onbewust, een statement aan het maken bent. Daarom wilde ik ditmaal ook niet schrijven over Turken of Marokkanen, en heb ik lang geaarzeld of de Senegalese vluchteling in het boek wel een moslim moest zijn. Het is bijna onmogelijk om van een moslim nog een neutraal personage te maken met wie de lezer meeleeft, zonder te denken: ah, Naegels probeert hier te zeggen dat moslims eigenlijk wel meevallen, of het tegendeel, hij zegt dat ze tóch gevaarlijk zijn. Moslim dit en moslim dat. Voor je het weet zit je bij de vraag of de Islam wel samengaat met de Westerse cultuur en of je van een profeet die getrouwd is met een negenjarige eigenlijk-niet-moet-zeggen-dat… Poeh! Da's zeer lastig hè. Al is het voor een schrijver natuurlijk een luxeprobleem. Ik kan me voorstellen dat het voor moslims zelf nog veel lastiger is, als je in zo'n klimaat probeert iets van individualiteit op te bouwen.'
U geldt als een linkse columnist, maar in de reacties op Los werd u een aantal maal beschuldigd van het goedpraten van racisme.
‘Het is de onderliggende vraag die in het boek steeds terugkeert. Is dit nu racisme? Ik snap heel goed dat het antwoord voor iemand van de andere kant veel vaker ‘ja' is. Maar heel vaak is het dat voor mij ook. Ik beschrijf hoe kwaad ik word wanneer ik op tv zie hoe kleine jongens auto's kapotmaken tijdens de rellen in Borgerhout. Mijn eerste reactie is: achterlijke bananenschijters! En ja, dat is voor mij een vorm van racisme, zij het op een heel terloopse manier. Volgens mij toont racisme zich nog zelden als een grote ideologie, en heel vaak als een betrekkelijk klein sentiment dat iedere westerling – en iedereen eigenlijk, ook niet-westerlingen – met zich meedraagt en dat af en toe naar boven komt, bijvoorbeeld op momenten van grote emotie. Dat wilde ik beschrijven.'
‘Goed, ik weet dat veel Vlamingen het als een soort verschoning hebben opgevat. Zo van: ik mag dat best zeggen, want Tom Naegels schrijft het ook. Dat is niet het effect wat ik beoogde, maar ja. Ik toon het, hoe de onderlinge verschillen doorwerken in sociale contacten. Is dat te zwak? Moet daar ook nog een veroordeling aan hangen? Ik vind van niet.'
Dat is ongeveer dezelfde discussie die in Nederland speelde rond het boek Alleen maar nette mensen van Robert Vuijsje.
‘Ja. Hij heeft verwijten gekregen om gelijkaar dige redenen, en hij heeft dezelfde rechtvaardiging: dat hij probeert te tonen hoe mensen met elkaar omgaan, en dat daarbij vaak racistische dingen worden gedacht. Tja, dat is ook zo, dus ik begrijp hem. Onze boeken zijn wel verschillend, vind ik. Ik vind het zijne heel Nederlands, vooral omdat het zo nadrukkelijk over seks gaat. Los is veel politieker. Maar qua inzet zijn ze zeer gelijkaardig.'
Als columnist maakt u deel uit van het debat over de multiculturele samenleving. Valt dat te vergelijken met het Nederlandse?
‘Bij ons gaat het er iets minder fel aan toe dan bij jullie. En dat is ook logisch. Net als Frankrijk heeft België al veel langer te maken met extreem rechts. Nederland was daarvan gevrijwaard en heeft het nu met een paar grote schokken ingehaald. Ik zie Geert Wilders ook als een typisch tweede generatie-fenomeen. Tweede generatie extreem rechts, dat niet meer echt extreem rechts is. Minder basaal, en ik zou zelfs zeggen minder volks dan wij gewend zijn uit de tijd van het Vlaams Blok. Meer beïnvloed door liberale emancipatiebewegingen ook, die dan heel radicaal doorgedacht worden.
‘Ik denk dat wij een afgezwakte vorm hebben gekend van de politieke correctheid waar jullie in de jaren negentig om bekend stonden. En dat had ook te maken met het Blok, dat twintig jaar lang als een zwarte schaduw over het politieke denken heeft gehangen. In beide richtingen: er was de angst om met ze geassocieerd te worden als je kritisch was over immigranten, én de angst om ze in de kaart te spelen met een positieve maatregel. Dus leidde het ook tot een stilstand in het handelen.
‘Dat is omgeslagen, mede doordat het Vlaams Belang als minder bedreigend wordt gezien nu ze een verkiezing verloren hebben. Na 9/11, Ayaan Hirsi Ali en de moord op Theo van Gogh is er een soort bevrijding gekomen bij de middengroepen, maar ook bij de radicale vrijzinnigen, om kritisch te spreken over de islam. Daarbij wordt hard gebruik gemaakt van normen en waarden waarmee iedereen het eens is – de gelijkheid van man en vrouw, de rechten van homo's.'
Bent u blij met die omslag?
‘Ik vind zeker dat het intellectueel stimulerend heeft gewerkt. Het denken was vervallen in lethargie, en het is goed dat het paradigma is gewijzigd. Al slaat het nu een beetje door naar de andere kant. Het debat wordt heel erg top down gevoerd. Men vertrekt vaak vanuit een bijna academische analyse van de Koran, opgetuigd met kennis waar je weinig tegenin kunt brengen. Die tekstexegese wordt dan toegepast op gewone mensen. Ik mis daar het begrip en de empathie voor de gewone man, die veel minder streng in de leer is dan hij voorgesteld wordt. Het wordt weggelachen als je zegt: het kan best zijn dat de Koran in essentie een fascistisch boek is, maar ik geloof niet dat mijn buurman in essentie een fascist is.
‘Je ziet nu zelfs dat Filip Dewinter veel meer moeite is gaan doen, in intellectuele zin. Het Blok werd altijd beschouwd als een beweging van dommekloten, er was weinig intellectuele onderbouw. Nu heeft hij het hele discours van Wilders, dat de Islam een fascistische ideologie is, integraal overgenomen. En juist omdat het discours nu zoveel intellectueler is, maakt het grote indruk bij groepen die vroeger solide multiculturalistisch waren. Dat leidt soms tot een naar mijn gevoel schokkende radicalisering, ook bij linkse liberalen, homo's en vrijzinnigen.
Het doet me erg denken aan de manier waarop we destijds het Blok hebben bestreden. Ook toen werd er, met de bronteksten in de hand, haast wetenschappelijk aangetoond dat die partij in wezen neonazistisch was, en erop uit om onze democratie omver te werpen. De gewone man die op hen stemde, moest met een waardenoffensief weer bij de les gebracht worden. Nu doen we met de moslims hetzelfde. Het komt erop neer dat de nazi's overal zijn, en wat je ook doet, je bent er ofwel zelf een, of je collaboreert met ze.
Gaat u daar dan tegenin?
‘Als columnist vraag ik me vaak af: waar heeft iedereen deze week een mening over, en welke mening ontbreekt daarin? Ik zet graag een paar stappen terug om het debat te overschouwen. Want het is een beetje als de chaostheorie. Iedereen is op een heel hevige manier op zoek naar de knop waardoor al die honderdduizenden zullen reageren op een bepaalde manier. Een keer drukken en hop: secularisatie. Nog een keer en hop: iedereen geweldig geïntegreerd. En zo is het natuurlijk niet. Emancipatie begint van binnenuit en bij moslims gebeurt dat op een heel trage, weinig rebellerende manier. Het lijkt mij als amateursocioloog zeer onwaarschijnlijk dat die krachten vandaag als een steekvlam zullen ontbranden.'
In Beleg kijkt u, via de blik van de Eritrese Judith, naar de dubbelhartigheid van Arno en zijn vader Leon, mensen die juist heel welwillend tegenover nieuwkomers staan. Daarmee stelt u de vraag hoe belangeloos die houding kan zijn.
‘Ik vind de spanning tussen individuele verlangens en maatschappelijke verantwoordelijkheid een heel boeiend thema. Arno en Leon praten zich een soort verantwoordelijkheid aan, en proberen er tegelijkertijd onderuit te komen. Uiteindelijk willen ze erkenning voor hun goedheid. Daarnaast speelt het feit dat Judith een vluchtelinge is zo'n grote rol voor Arno, dat het voor hem moeilijk is om haar als gewoon individu te zien.
‘Het zijn morele dilemma's die ik interessant vind omdat ik ze zelf, op een ander niveau, ook ervaar. Ik merk vaak dat het allochtoon-zijn van een gesprekspartner een heel dominante subtext is in het contact. Dat je moeilijk spontaan kunt zijn, niet weet welke grapjes je kunt maken. En ja, je kunt natuurlijk zeggen dat ik mijn persoonlijke dilemma omzeil door het literair te verbeelden. Dat is toch een vorm van witwassen.'