Falsaris

Achiel Van Acker zeg. Ik heb een dichtbundel van hem. Puntdichten en grafschriften, ik lieg niet. Uit 1969, een tijd waarin politici nog tijd hadden voor het graf, of hun tijd niet staken in beuzelarijen als Twitter, Flickr of stemtests allerhande.

Ik was een eerlijk notaris

Eerst als ik, de vrome en de brave

Met grote luister was begraven,

Zei men: het was een falsaris.

Een tijd waarin politici nog woorden gebruikten als 'falsaris' – vandaag kost dat je zetel. Voorzitter van de Kamer was hij, Achiel, maar ging hij skiën, zat hij voor de gezichtsbruiner, deed hij jonge journalistes binnen? Nee-hee. Achiel dichtte. Over de dood.

Ik speelde veel op mijn poot in de raad

Daarom noemde men mij man van de daad

Hoe is 't mogelijk dat de gemeenteraad

Zonder iemand als ik verder bestaat?

Dat ritme kon beter, en twee keer rijmen op 'raad': nu ja, 't is minder elegant. Maar niettemin: whoa, Achiel, whoa.

En nu staat hij dus op de verkiezingsaffiches van de SP.A. Om al wie jong was in de jaren veertig ervan te doordringen dat de sociale zekerheid, Van Ackers kind, nu écht bedreigd wordt. En om al wie jong was ná de jaren veertig, te doordringen van de mythe van het socialisme. De mythe van de mandenmakerszoon uit de familie met twaalf kinderen, slechts tot zijn twaalfde naar school geweest, die het op eigen kracht bracht tot premier, Kamervoorzitter, minister van Staat, eredoctor én verdienstelijk puntdichter. De mythe, ook, van de partij van de genieën-uit-de-werkmansbroek, die de American dream van het zijn milieu ontstijgende arbeiderskind combineert met de romantiek van de volksverbondenheid. De mythe, bovendien, van de anti-systeempartij, die het opneemt tegen machtige reactionaire krachten. Het is niet de eerste keer dat de partij ervoor waarschuwt dat de sociale zekerheid in gevaar is, eigenlijk waarschuwt ze daar altijd voor – maar deze keer, met die crisis, met rechts dat staat te trappelen: nu zéker.

Het probleem met de mythe is dat socialisten er ook op afgerekend worden. In talloze commentaren en interviews wordt er al jaren gehoond naar het loftsocialisme van de hippe jongens en meisjes: hoe kun je solidair zijn met het volk, als je liever mojito's drinkt dan bier? Hoe klein de SP.A ook is, hoe lang ze ook al verslagen in de touwen hangt, ze blijft bij velen een disproportioneel grote ergernis oproepen, die rechtstreeks te maken heeft met de mythe. Je kunt niet koketteren met je volksverbondenheid, en dat zichtbaar niet meer zijn. Het aanroepen van Van Acker, een van de laatste socialisten-met-een-snor, een man die de armoede nog aan den lijve heeft ondervonden – nu ja: het houdt zijn risico's in.

Een bijkomend probleem is dat armoede – laten we het zo maar noemen: armoede – vandaag niet meer zichtbaar is. Of niet zichtbaar gemaakt wordt. Ook niet door partijen die zeggen ze terug te willen dringen. 15procent van de Belgen leeft onder de armoedegrens, en hun aantal groeit. Mensen in armoede leven minder lang en worden vaker ziek. Onder hen zijn er ook velen met een job. Dat weten we, de cijfers en de studies kennen we, maar zién we hen in de campagne? Kijk naar de campagnebeelden van de SP.A: dat zijn geen arme mensen. Dat zijn optimistische middenklassers, mensen die ertegenáán willen gaan – mensen die me doen denken aan die grap van Chris Rock: when a homeless person is funny, he hasn't been homeless that long.

Marketinggewijs is dat te begrijpen: met ellende verkoop je niets. Maar als je niet toont voor wie je opkomt, is het ook moeilijk om solidariteit te vragen. Waarom zou iemand zich druk maken over de sociale kloof, als de overkant van de kloof niet te zien is? Als het ergste wat ons voorgehouden wordt, een hardwerkende man is die báng is om zijn job te verliezen – hij heeft hem nog, hij werkt zijn gat eraf, hij rooit het net, maar hij is bang. Met hem kunnen we ons identificeren. Positief denken, Erik! (Zo heet hij, Erik.) Idem voor die leuke oma op die affiche: kijk hoe ze lacht, die komt heus de maand wel door. Blijven knokken luitjes!

Allicht is dat het grootste verschil met de tijd van Achiel: niet zozeer dat de socialisten hun band met het volk verloren zijn, maar simpelweg: wij allemaal.