Rechts wint de verkiezingen, maar verliest de cultuur

Een dag nadat De Stemming had aangegeven dat Vlaams Belang de grootste partij van Vlaanderen geworden is (DS 13 mei)trad Beyoncé op in een uitverkocht ­Koning Boudewijnstadion. De twee hebben meer met elkaar te maken dan je zou denken: ze zijn exponenten van tegengestelde krachten in onze cultuur.

 

In de loop van haar carrière is Beyoncé alsmaar nadrukkelijker een politieke boodschap gaan brengen. Die is zeer progressief, om niet te zeggen: woke. Dat heeft ze gemeen met andere wereldsterren, zoals Lizzo, Sam Smith, Billie Eilish of Lady Gaga. De populairste ­artiesten verdedigen in hun liedjes, op hun concerten en in hun ­publieke uitspraken waarden en meningen die, mochten ze in het programma van een partij staan, geen 2 procent van de kiezers zouden over­tuigen.

 

Op zich is dat niets nieuws, kunstenaars zijn altijd al progressiever ­geweest dan het brede publiek. Maar in de huidige context is het opvallend. Het radicaal-rechtse populisme dat in ­zoveel westerse landen scoort, is intens cultuurkritisch – veel meer dan de grote ideologische stromingen uit het verleden. Het is een internationale beweging van (witte) westerlingen die zich niet langer thuis voelen in de westerse cultuur, omdat die in hun ogen decadent geworden is: te progressief, te multicultureel, te ­kritisch voor de eigen geschiedenis en tradities. Ze willen in een ­andere ­cultuur te leven.

 

Je zou verwachten dat dat verlangen dan ook een eigen culturele vertaling krijgt. Als Beyoncé en Lizzo erin slagen om iconen te worden met een wereldbeeld waarvan de meerderheid van de ­kiezers geen pap lust, dan zou een ­artiest die wél de waarden uitdraagt van die meerderheid, toch nog veel populairder moeten zijn? Maar dat gebeurt niet. Er bestaan rechtse artiesten, maar die bereiken zelden een groot publiek.

 

Canon

 

Ook elders valt het op hoe weinig culturele invloed de radicaal-rechtse cultuurkritiek heeft. Ondanks de batterij artillerie die tegen ‘woke’ werd ingezet, zie je een duidelijke evolutie in de richting van die beweging: Zwarte Piet is geen blackface meer, standbeelden van Leopold II zijn verwijderd, ‘wit’ is ‘blank’ aan het vervangen, non-binaire en trans personen zijn veel zichtbaarder dan vroeger. Film- en tv-makers spannen zich in om verhalen inclusiever te ­maken, soms tot in het absurde. Musea ­passen hun collecties aan. Ik was ­onlangs als spreker te gast op een studiedag voor leraars geschiedenis, die in het teken stond van ‘multiperspec­tiviteit’ – ook geen woord dat Tom Van Grieken snel in de mond zou nemen.

 

De discussie over de canon van Vlaanderen was symptomatisch. Toen bleek dat het eindproduct bijlange niet leek op de gevreesde karikatuur, zeiden tegenstanders: ‘Dat is niet het punt. Dat de canon er überhaupt is, normaliseert het idee dat er iets bestaat als Vlaanderen.’ Het ging dus om ‘banaal nationalisme’. Goed, maar dan moet je ook ­erkennen dat het feit dat het om een ­inclusieve ­canon gaat, met veel aandacht voor vrouwen en migratie en ­kolonisatie, een vorm is van ‘banale progressiviteit’. De canon normaliseert de linkse lezing van de ­geschiedenis. En dat werd door vrijwel iedereen geaccepteerd. Zelfs conservatieven hadden het wellicht vreemd gevonden als het een ­ouderwetse canon was geweest.

 

Machteloos

 

Rechts wint de verkiezingen, maar verliest de cultuur. Nochtans is cultuur voor rechts de inzet van de verkiezingen. De meest positieve lezing van die paradox is dat het om een gewone ­dialectische dynamiek gaat: progressieven verleggen de grenzen, conservatieven stribbelen tegen, maar schuiven uiteindelijk mee op. Ik denk dat die ­dynamiek zich inderdaad voltrekt: zelfs Vlaams Belang is vandaag een progressievere partij dan het Vlaams Blok ­dertig jaar geleden was.

 

Wat het problematisch maakt, denk ik, is dat de kampen in de cultuurstrijd elk een eigen machtsbastion hebben, met een rechterzijde die dominant is in het politieke veld, en een linkerzijde die de bakens uitzet in het socioculturele veld. De politiek dreigt dan het domein te worden van de reactie. Als politicus kun je alleen nog scoren door smalend te doen over sociale en culturele veranderingen, en door kiezers de indruk te geven dat jij die veranderingen zult ­tegenhouden, terwijl je daar de hef­bomen niet voor hebt. Dat versterkt het gevoel van machteloosheid dat veel rechtse kiezers ervaren: als onze par­tijen zoveel stemmen halen, waarom is ons perspectief dan niet ook elders het dominante? (Soms lees ik redeneringen die recht uit de verzuiling komen, zoals: aangezien Groen weinig stemmen haalt, zouden de media niet zo vaak over de klimaatverandering mogen ­berichten.)

 

Het antwoord zoeken ze in een ­complottheorie: alle instituten van de cultuur zijn in handen van een ‘elite’, en die houdt ons buiten. Hun politici bevestigen hen daarin. ­Terwijl cultuur gewoon te diffuus en ongrijpbaar is om zo dirigistisch te worden aangestuurd.

 

Evenwicht

 

Het socioculturele veld dreigt dan weer het domein te worden van de anti­politiek. Ook daar leeft een gevoel van machteloosheid: als onze waarden ­richtinggevend zijn in de brede cultuur, waarom scoren onze partijen dan zo slecht?

 

Er zou in beide velden wat meer evenwicht moeten zijn. Het is niet ­nodig dat vijf partijen zich richten op de ‘gewone’ of de ‘vergeten Vlaming’, of ‘de kiezer van Vlaams Belang willen ­terughalen’. Er leven meer mensen in Vlaanderen dan alleen zij. Het is ook niet nodig dat het culturele veld zo ­panisch reageert als een schrijver, een academicus, een journalist, een zanger of een presentator conservatiever blijkt te zijn dan de huidige norm voorschrijft. Er leven meer mensen in Vlaanderen zoals zij.

 

Maar bovenal zou het goed zijn als beide kampen de beperkingen van de eigen macht zouden accepteren. Cultureel kapitaal vertaalt zich niet in politieke invloed, en omgekeerd. Het is een ­cohabitation. Hoe beter je die aanvoelt, hoe productiever die kan worden ­ingevuld.

 

Uit De Standaard van 20 mei 2023