Waarom was ik nu zo kwaad op mijn krant?
Dat Fabre-nummer van gisteren was toch mooi, opvallend en origineel? Het liet politici als Dehaene en Barroso aan het woord over kunst, dat was toch straf? En het deed door zijn opbouw – de cultuur vooraan, de grote aandacht voor foto's – beseffen hoezeer de gebruikelijke selectie van nieuws aan formats is gebonden: politiek en binnenland eerst, buitenland korter erachteraan, dan pas cultuur en sport. Bijna alle kranten en televisiejournaals houden die volgorde aan, en waarom eigenlijk?
Het is de verdienste van deze Standaard, dat ze met dat format heeft gebroken. De krant laat ons met een frisse blik kijken naar de keuzes die redacties maken, waardoor we inzien dat het keuzes zijn, en geen natuurlijk orde. Knap.
Maar waarom was ik dan zo kwaad op mijn krant?
Het begon al met het citaat op de voorpagina. "Als de Belgische politici de schoonheid zouden zien in de andere, in het onbekende, zouden ze sneller tot oplossingen komen", zegt Jan Fabre, bij monde van zijn achterhoofd. In een gewoon interview zou dat passeren als het zoveelste cliché dat onder artiesten doorgaat voor analyse, maar als het op de voorpagina van mijn krant staat, dan denk ik: is dat waar? En eerlijk, ik zie geen enkele manier waarop de huidige impasse opgelost kan worden met meer schoonheid. Fabre ook niet: nergens werkt hij zijn idee verder uit.
Op pagina twee wordt het erger. Fabre doet daar minstens drie beweringen die ofwel niet waar zijn, ofwel onbegrijpelijk.
Eén: "Den Belg heeft een probleem met macht. Dat zit in onze genen ingebakken, omdat we ons altijd moesten verzetten tegen een bezetter." (Hoe dikwijls is er al niet aangetoond dat dat een mythe is?)
Twee: "De knapste Belgische films worden in Wallonië gemaakt, de bijzonderste literatuur ook. Vlaanderen staat voor de fantasie van het beeld, Wallonië heeft de strijdbaarheid van de taal." (Dus: hoewél er in Wallonië de beste films worden gemaakt, staat Vlaanderen tòch voor de fantasie van het beeld? En over welke Waalse literatuur hebben we het precies?)
En drie: "Voor mij symboliseert de achterkant het mentale, terwijl de voorkant het fysieke uitdrukt. De moraal: de achterkant van mijn hoofd opent het denken en wanneer de krant uit is, ben ik al weer weg." (Wat voor esoterische onzin is dit nu weer?)
Toen dacht ik al: hier is iets mis. Deze man weet simpelweg niet waarover hij het heeft. Hij wil ons duidelijk iets vertellen over België, hij wil zelfs een alternatief bieden voor hoe er doorgaans over ons land wordt gesproken, maar hij begrijpt er niet genoeg van. En dus verschuilt hij zich achter een mistbank: schoonheid.
Nu wil ik best mee discussiëren over schoonheid, zolang we dat strikt definiëren als een esthetische, al dan niet artistieke ervaring. Ik wil zelfs een eind meegaan in de redenering dat zo'n ervaring je milder maakt, en dat je daardoor meer oog of begrip krijgt voor je medemens. (Al moet je dat ook niet overschatten.) Maar Fabres inzet is veel groter. Hij doet de schoonheid buiten haar oevers treden: ze moet dienen om België te redden, zoals het lezersforum bespreekt; ze is superieur aan de waarheid, zoals Rik Torfs betoogt; ze is gelijk aan menselijkheid, volgens Marc Reynebeau; ze is de kleur van de vrijheid zélve, volgens Fabre; nee-hee: ze is de lélijkheid, volgens Abattoir Fermé. Allez roulez! Schoon is alles! Alles is niets! En daarmee gaan we België redden.
En dan word ik kwaad. Omdat dit een procédé is dat kunstenaars zo vaak toepassen: een ronkend begrip, met een voldoende vage betekenis, wordt door poëtische associatie ontdaan van zijn inhoud en kan vanaf dan àlles betekenen, zelfs zijn eigen tegendeel. En dàn gaan we het toepassen op politiek en maatschappij.
Wat moet ik met dat stuk van Torfs over schoon en waar? "Waarheid vraagt exclusiviteit", schrijft hij. "Ze bestaat slechts bij de gratie van de onwaarheid van andere ideeën." De waarheid is iets voor betweters en gelijkhebbers, voor "pausen en profeten". Voor machthebbers. Maar hun rijk is tijdelijk: "Bij hun dood blijven alleen de gebouwen over, die er ook al waren toen de vorige pausen leefden en stierven. Nooit protesteerden zij, nooit juichten zij. Zo is schoonheid nu eenmaal."
Klap… klap… klap. Wat een zalig spinnende zinnen, die ons in slaap zingen. Weet Torfs dan echt niet beter? Machthebbers misbruiken de waarheid. Ze creëren hun eigen versie ervan. En die prachtige tempels en paleizen, die Torfs zo superieur vindt, dienen om die versie tot in de eeuwigheid uit te dragen. Ze zijn de mistbank, het stenen vuurwerk, de propagandamachine die zelfs eeuwen na de dood van de tiran, nog volop aan het juichen is. En het zijn journalisten, historici, wetenschappers zoals Torfs er een hoort te zijn, die zich daar niet door laten misleiden.
Want dat is het essentiële verschil. Waarheid is vaststelbaar. Er bestaan manieren om tot de waarheid te komen. Feiten verzamelen. Logisch denken. Alle bronnen aan het woord laten. Ideologische spinsels ontwarren. Nuances doorgronden. Dat is moeilijk, maar het kan. En met die waarheid kun je verstandige politieke en maatschappelijke beslissingen nemen. Het land redden, als dat moet. ‘De ander' begrijpen, zeer zeker. Waarheid is daar meer voor geschikt dan schoonheid, een begrip dat zo leeg is dat het door om het even wie gekaapt kan worden.
En daarom was ik dus kwaad op mijn krant. Het zoeken naar waarheid staat nu al geweldig onder druk, in ons medialandschap. En dan verschijnt er nog een krant waarin wordt getoeterd dat het niet meer hoeft.
Maar ik was vooral kwaad op Jan Fabre. Omdat hij zijn taak niet serieus genomen heeft. Hij heeft alweer een betekenisloze term de wereld ingestuurd, waar dan zoveel esoterische, poëtische, intellectualistische en artistiekerige mist rond wordt gespoten, dat mensen zich erdoor laten bedwelmen. Iedereen dénkt dat hij een bron van inzicht heeft aangeboord, eigenlijk recycleert iedereen zijn eigen inzichten. Zie ook: Tom Barman en zijn ‘verdraagzaamheid'.
En dat is erg. In de eerste plaats voor dit land, dat met dit soort gebazel alweer niet gered zal worden. Maar ook voor de geloofwaardigheid van de kunstenaar, elke kunstenaar, als maatschappelijk commentator.
"De kunstenaar is het geweten van zijn tijd", schrijft Fabre in zijn rode houtwormtekst. Als je dié positie claimt, dan wil ik op dat geweten kunnen rekenen. Een geweten dat je in de steek laat, da's het ergste wat er is.
En, nu ja… Als Fàbre het geweten van mijn tijd is, dan denk ik dat ik het mijne nog even hou.