Vervreemd van het nieuws

Dit is een herwerkte, uitgebreide en geactualiseerde versie van de tekst die geschreven werd voor het vriendenboek voor professor Dirk Voorhoof, ter gelegenheid van zijn emeritaat. Een ingekorte versie van deze tekst verscheen dan weer in De Standaard van 30 januari 2016.

 

De meest uitdagende kwestie waar ik als ombudsman van de krant De Standaard mee word geconfronteerd, is de kloof tussen de media en de publieke opinie. In het najaar van 2015, toen het nieuws bol stond over vluchtelingen die Europa trachtten te bereiken, laaide daar een heftige discussie over op. Prominente stemmen, onder wie Rik Torfs en Bart De Wever, hadden het toen over het verschil tussen de empathische en medelevende (of, negatiever, de naieve, moraliserende en politiek-correcte) houding die de Vlaamse media innamen, en de scepsis voor, of zelfs afwijzing van nieuwe massa-immigratie die bij het brede publiek zou leven. Een reprise van die discussie zagen we enkele weken geleden, toen de grote Duitse media – en in hun kielzog de internationale – aarzelden om te berichten over de aanrandingen in Keulen. Met name lezers uit conservatieve, rechtse en/of Vlaamsnationalistische middens voeren aan dat de pers aan zijn opdracht verzaakt om een objectieve, neutrale bron van informatie te zijn waar iedereen, ongeacht zijn overtuiging, de kennis kan opdoen die hij nodig heeft om zijn mening te vormen. Zij vertellen mij vaak dat ze daardoor geen geloof meer hechten aan het nieuws, en meer vertrouwen hebben in wat hun vrienden – met wie ze dezelfde overtuiging delen – plaatsen op sociale media.

 

Het is een uitdagende vraag, omdat die conservatieve, rechtse Vlaamsnationalisten niet de enige groep zijn die met dat verwijt naar de media stappen. Ook moslims voelen zich zeer regelmatig vervreemd van het nieuws. Joden ook. Uiterst linkse lezers. Katholieke. Mensen in armoede. Vakbondslui. Ouderen. Mensen met een beperking. Allemaal ervaren ze, niet altijd maar op zeer regelmatige tijdstippen, een onoverbrugbare kloof tussen het perspectief waarmee zij naar zichzelf en de wereld kijken, en het perspectief van de mainstream media. Die maakt dat ze zich uitgesloten en gemarginaliseerd voelen, een gevoel dat vaak grote woede oproept.

 

En allemaal zoeken ze de verklaring in het te homogene profiel van de beroepsgroep. Voor rechtse lezers is het duidelijk: uit alle internationale onderzoeken blijkt dat journalisten, wanneer men hen vraagt naar hun politieke voorkeur, in meerderheid aangeven voor linkse, progressieve partijen te stemmen. Voor allochtonen is het even duidelijk: al die redacties zijn blank, seculier en autochtoon. Vakbondslui, werklozen, mensen in armoede of lager geschoolden hoeven al evenmin lang na te denken: natuurlijk komen zij er bekaaid af in de media, al die journalisten zijn hoog opgeleid en behoren tot de stedelijke middenklasse! En ook andere groepen volgen dezelfde redenering: aangezien de journalistiek een bepaald profiel aantrekt, ontstaat er op redacties een onuitgesproken consensus, een gedeeld perspectief op de wereld. Daardoor kunnen journalisten zich minder goed inleven in mensen met een andere achtergrond, waardoor hun informatie-behoeftes minder goed worden ingelost dan die van lezers die sociaal, cultureel en ideologisch dichter bij de journalisten staan.

 

Daar is iets van. Journalisten zijn in meerderheid blank, seculier, hoogopgeleid, eerder progressief (zij het zelden radicaal), betrekkelijk jong, individualistisch, stedelijk… Dat komt niet rechtstreeks tot uiting in hun werk: het journalistieke procédé (informatie checken, weerwoord vragen, feiten en commentaar scheiden…), de vrij algemene afkeer van activistische berichtgeving en het simpele feit dat journalisten voor een publiek werken en dus rekening houden met dat publiek, maakt dat ze tijdens hun werk abstractie zullen proberen te maken van eigen voorkeuren. Maar dat lukt maar tot op zekere hoogte. Onrechtstreeks is er zonder twijfel enige invloed. Dat al die groepen dus ergens aanvoelen – al is het vaak moeilijk om het zwart op wit te bewijzen – dat een redactie soms door een andere bril naar de wereld kijkt dan zij zelf, kan ik begrijpen.

 

Freedom of speech

 

De meeste lezers die daarover bij mij komen klagen, ervaren dat als een inbreuk op de vrijheid van meningsuiting. Op zich is dat onzinnig: niemand belet hen om hun opinie te uiten, thuis of op café, op Facebook of een eigen blog; niemand belet hen om een eigen nieuwssite te starten, een eigen krant of tijdschrift uit te geven, in de politiek te gaan of als stand-up comedian stampvolle zalen vol schaterende gelijkgestemden te lokken. Zelfs al zouden ze kunnen aantonen (wat moeilijker is dan het lijkt) dat er op de opiniepagina’s van De Standaard of De Tijd of De Morgen minder rechtse stemmen dan linkse, of minder vakbondsgezinde dan vakbondskritische, of minder katholieke dan vrijzinnige… aan bod komen, dan nog zeggen ze daarmee niet meer dan dat die redacties hun eigen selectie maken van stukken waar zij van denken dat de lezers die relevant en interessant zullen vinden – wat de vrijheid is van die kranten, zoals die lezers vrij zijn om een andere krant te lezen als die selectie hen niet bevalt. Een krant is de overheid niet, er is geen verplichting om iedere politieke, culturele of levensbeschouwelijke strekking aan bod te laten komen.

 

Maar het zou te eenvoudig zijn om het argument op die manier weg te wuiven. Door de dominante positie van de grote media als platform voor het publieke debat, hebben deze lezers het gevoel dat de eigen mening minder vrij is – wel formeel vrij, maar ze krijgt minder kansen, ze heeft minder bereik. Deze lezers hebben de indruk dat hun cultuur, hun waardenkader, hun wereldbeeld harder moet knokken om geaccepteerd te worden. De framing is tegen hen. Moslims vrezen dat de beeldvorming racisme versterkt. Vlaamsnationalisten vrezen dat ze in de beeldvorming racistisch zullen lijken. Moslims vinden dat er te veel aandacht gaat naar autochtone intellectuelen die de islam bashen. Vlaamsnationalisten vinden dat er te veel aandacht gaat naar artiesten die het nationalisme bashen. Mensen met schizofrenie vinden dat zij alleen in het nieuws komen als één van hen een moord heeft gepleegd. Mensen in armoede voelen zich simpelweg genegeerd. Rijke mensen voelen zich dan weer gestigmatiseerd, met die hetze rond ongelijkheid en de one percent.

 

Het is niet eenvoudig om als redactie goed om te gaan met zo’n meervoudig gespiegeld verwijt. Een voordehandliggende reactie is dat er toch een reden moet zijn waarom de mainstream media zo’n dominante positie heeft. Aangezien niemand verplicht wordt om de grote kranten te kopen, moet er een zwijgende meerderheid bestaan die wél tevreden is, nee? Wie weet komt die ombudsman enkel in contact met een luidruchtige minderheid? Bovendien is het niet omdat al die groepen zich op een vergelijkbare manier vervreemd en gestigmatiseerd voelen, dat ze daarom ook zouden willen dat er aan andermans vervreemding iets verholpen wordt. Integendeel, een lezer die meent dat de grote media veel te positief berichten over de islam, die zal het worst wezen dat moslims zich net negatief gestereotypeerd voelen. Hoe kun je zulke verschillende groepen allemaal tevreden stellen? Kom de moslim tegemoet, en de islamofobe lezer zal zich nog harder vervreemd voelen – en omgekeerd.

 

Bovendien mag je niet vergeten, ombudsman, dat veel van die politici en activisten zich van de media afzetten omdat het hen politiek gewin oplevert. Ze creëren een interne vijand, een volksvijandige elite waar zij zich, als spreekbuis van de gewone man, tegen kunnen afzetten. Zij vertegenwoordigen ‘de Vlaamse grondstroom’, en de media is ‘de politiek-correcte elite’. Of zij vertegenwoordigen ‘het superdiverse Vlaanderen’, en de media is ‘de eurocentrische, blanke elite’ met zijn white privileges. Wat kun je daaraan doen, behalve schouders ophalen en verderwerken voor die lezers die wél interesse hebben in de informatie die je hen biedt?

 

Rivaliserende tegenculturen

 

Er is een tijd geweest, zo leer ik, waarin ‘de media’ en ‘de publieke opinie’ synoniemen waren. Als dat ooit al zo was, dan nu niet meer. We leven in een cultuur van rivaliserende tegenculturen. Mensen identificeren zich niet meer met grotere gemeenschappen zoals ‘België’ of ‘Vlaanderen’ of de in progressieve kringen zo populaire ‘stedelijke identiteit’. Ze trekken zich terug in kleinere kringen van gelijkgezinden, waarvan de identiteit wordt bepaald door een combinatie van sociale klasse, culturele achtergrond en politieke voorkeur. Samen gaan die zeer concrete individuele keuzes bepalen over waar mensen wonen, welke partner ze kiezen, hoe ze hun kinderen noemen, voor welke opleiding en later baan ze kiezen, of en hoe intens ze een religie beleven, en welke opinie ze er zullen op nahouden over complexe vraagstukken als de klimaatverandering, migratie, Israel / Palestina, de overkapping van de Ring of het beleid van de Europese Unie.

 

Elk van die subculturen zet zich af van de mainstream cultuur, die wordt ervaren als dominant, niet-authentiek en elitair. Het maakt niet uit of die wordt verworpen omdat hij kapitalistisch is, of politiek-correct, of racistisch, of gewoon commercieel en oppervlakkig. Iedere tegencultuur vormt zich een eigen beeld van de elite die moet worden bestreden, en modelleert zich naar het tegendeel: de elite is blank maar het volk superdivers, de elite doet zich voor als kosmopolitisch maar het volk houdt vast aan zijn nationale identiteit, de elite denkt alleen aan winst terwijl het volk snakt naar inhoud en levenskwaliteit… En in elk van die verzetsverhalen staan de grote media symbool voor die elite. Zij manipuleren het nieuws zo, dat het volk gehersenspoeld wordt om te denken zoals de elite dat wil. (Gelukkig weet het volk wel beter!) Dat doen ze door de ene gebeurtenis wel te selecteren en het andere niet, door sommige meer aandacht te geven dan andere, door verhalen te framen (door de keuze van titel en foto, de opbouw van een stuk, de info die wordt weggelaten,…), of door zich in de luren te laten leggen door spindoctors.

 

Hoe ga je daarmee om, als redactie? Hoe kunnen grote nieuwsmedia algemeen nieuws voor een breed, divers publiek blijven brengen, als ze door al die groepen gezien worden als bondgenoot van de vijand?

 

Een mogelijkheid is dat redacties een rigide neutraliteit gaan betrachten, een manier van berichten waaruit op geen énkele manier kan worden afgeleid hoe de journalist zelf, of de redactie waarvoor hij werkt, naar de gebeurtenissen kijkt. Als Europa de grootste vluchtelingenstroom sinds de Tweede Wereldoorlog te verwerken krijgt, dan kan de krant geen medemenselijkheid laten doorklinken – want dat zou als manipulatief kunnen worden geduid. De krant meldt enkel: zoveel mensen hebben Europa bereikt, zoveel haalden het niet, sommige Europese politici vinden dat het onze plicht is hen te helpen, sommige Europese politici vinden van niet. Lezers slepen die feiten vervolgens naar hun Facebookpagina of twitterprofiel waar ze ze, begeleid door het gejuich van gelijkgestemden, inpassen in het eigen wereldbeeld.

 

Los van het feit dat dat zou ingaan tegen de evolutie naar meer persoonlijke betrokkenheid van journalisten, denk ik niet dat dat wenselijk is. Een krant mag zich niet laten meeslepen door emoties, maar een volkomen neutrale krant kweekt onverschillige lezers. Veel van de gebeurtenissen waar een krant over bericht, doen ertoe. Het is belangrijk dat lezers zich erbij betrokken voelen. Die betrokkenheid komt onder meer tot stand dankzij de narratieve keuzes die een krant maakt – de grootte van het stuk, de plaats in de krant, de titel, de fotokeuze, de toon van de verteller, de framing dus. Het is manipulatief om die louter als manipulatief voor te stellen; het is net een essentieel element in het overbrengen van de informatie. De betrokkenheid van de lezers kan eruit bestaan dat ze die framing bekritiseren – wat mij betreft ook goed. Maar om een debat op gang te trekken, moet een krant zich betrokken tonen.

 

Een tweede mogelijkheid is dat redacties zich elk gaan richten op een ideologisch segment van de samenleving. Rechtse en/of Vlaamsnationalistische lezers geloven daar vaak in. Ironisch genoeg lijken vooral zij Vlaanderen te zien als de optelsom van twee gemeenschappen, die net als Walen en Vlamingen elk door hun eigen media bediend worden. De linkse Vlamingen hebben dan De Morgen en Humo, voor de rechtse is er De Standaard, De Tijd en Knack. (Over de politieke lijn van de populaire media wordt zelden gesproken.) Dat De Standaard vanuit nationalistische hoek zo hard aangepakt wordt, heeft uiteraard te maken met de historische banden van de krant met de Vlaamse Beweging, maar ook met haar keuze om uitgesproken linkse stemmen als Paul Goossens of Dyab Abou Jahjah een forum te geven. Wat doen die in dié krant? Dat ze naar De Morgen gaan, daar zit de minderheid die hun normen en waarden deelt!

 

Ook die segregatie is volgens mij geen oplossing. Om te beginnen is ze commercieel niet haalbaar: geen van beide gemeenschappen is groot genoeg om een kwaliteitskrant levensvatbaar te houden. Maar ik vind het ook vanuit democratisch oogpunt onwenselijk. Linkse en rechtse Vlamingen delen nu al weinig met elkaar, tenzij een wederzijdse afkeer. (Men breekt zich steeds het hoofd over het feit dat er zo weinig gemengde huwelijken zijn tussen moslims en niet-moslims, en men ziet dat als een bewijs van de mislukte integratie. Maar zijn er veel gemengde huwelijken tussen sympathisanten van Groen en die van de N-VA?)

 

Precies omdat media commercieel verplicht zijn om iedereen te bereiken, worden ze een van de weinige plaatsen waar die twee Vlaamse culturen elkaar nog ontmoeten. (In grotere landen, zoals de VS, is de kloof tussen de linkse en het rechtse gemeenschap veel groter, en mijn intuïtie zegt dat dat ook te maken heeft met het versnipperde medialandschap.) Het klopt dat De Standaard op dit moment een sterke rechtse columnist mist, en dat daardoor – zeker door de aanwezigheid van Abou Jahjah, die als symboolfiguur, net als Bart De Wever vroeger, alle aandacht naar zich toe trekt – de balans onder de columnisten naar links overhelt. Maar de koers van een krant wordt door meer bepaald dan enkel de columnisten. Wie systematisch gaat kijken welke onderwerpen er op de voorpagina belanden, welke partijen op de Wetstraatpagina’s aan bod komen, hoe er op de Economiepagina’s over bedrijven wordt geschreven, welke thema’s worden behandeld in het commentaar van de hoofdredactie, welke politici worden gevraagd voor een groot interview… die zal het al veel moeilijker hebben om een ideologisch profiel aan de krant toe te schrijven.

 

Uiteindelijk is volgens mij de enige manier om om te gaan met de versplinterde samenleving om zo pluralistisch mogelijk te zijn. Dat is de koers die ieder groot Vlaams medium vandaag tracht te varen, misschien De Standaard nog meer dan andere. (Ik heb geen cijfers, maar mijn buikgevoel zegt dat De Standaard van de drie Vlaamse kwaliteitskranten het breedste ideologische spectrum bereikt, wat mogelijk verklaart waarom de krant vaker onder politiek vuur ligt dan De Morgen of De Tijd.) Dat loopt niet altijd zoals het zou moeten – zoals ik al zei, er is dringend nood aan een rechtse columnist, en aan meer journalisten en opiniestemmen met een migratie-achtergrond, en bij momenten gaat de krant te lang mee in de dominante publieke emotie van het moment en vergeet ze (bijvoorbeeld) dat vluchtelingen naast medeleven ook angst opwekken, en dat ze naast mensen die recht hebben op onze steun ook mensen zijn die voor problemen kunnen zorgen.

 

Niettemin. Terugblikkend op de sneren van Bart De Wever in oktober vorig jaar naar De Standaard als ‘het parochieblad van de politieke correctheid’, omdat de krant in zijn beleving te weinig ruimte maakte voor de blik waarmee hij en zijn achterban naar de wereld kijken, kan men niet negeren dat er ondertussen veel artikels verschenen zijn die dat wereldbeeld wél zouden moeten bevestigen. De aanslagen in Parijs en de aanrandingen in Keulen hebben de focus verlegd naar de donkere kanten van de migratie. Je kan dan, zoals op de N-VA nieuwjaarsreceptie gebeurde, aan dj Theo Francken vragen om Hate to say I told you so op te leggen, zodat je je achterban opnieuw kan verenigen in de strijd tegen die van het volk vervreemde media-elite. Dan spoor je hen aan om zich nog verder af te keren van de grote platformen van het Vlaamse publieke debat; de Vlaamse grondstroom zoekt wel zijn eigen kanalen.

 

Of je kan het zien als een voorbeeld van het nieuws als een permanente stop motion picture. Niet alles past in één frame. Ja, het is mogelijk dat, als het nieuws beheerst wordt door duizenden vluchtelingen die de Middellandse Zee oversteken, alle aandacht gaat naar het menselijke leed. Het is mogelijk dat alternatieve perspectieven daardoor een poosje uit het zicht verdwijnen. Maar niet permanent. Enkele weken later kijken we naar de achterkant van de maan – en nu zijn het de lezers die de vluchtelingen nog wél in eerste instantie zien als mensen die onze hulp en ons medeleven verdienen, die aanklagen dat hun perspectief wordt genegeerd.

 

Tegendraads

 

Het is kostbaar, informatie te verstrekken aan een divers publiek, zeker als grote groepen elkaar in het echte leven mijden. Redacties moeten zich bewust zijn van het belang daarvan, en zichzelf nog vaker de vraag stellen of ze wel alle mogelijke perspectieven op een thema in acht genomen hebben. Diverser samengestelde redacties (zowel in ‘etnische’ als in politieke zin) kunnen daarbij helpen. Maar ook burgers mogen zich wat bewuster worden van de waarde ervan. Het is goed om redacties tot de orde te roepen als ze zaken uit het oog verliezen. Maar nieuwskritiek mag geen luie reflex worden, niet meer dan een routine om de eigen identiteit te versterken. Het heeft geen enkele zin om het internet af te speuren naar die ene titel, die ene foto, die ene fout die een allesverklarend verhaal ondersteunt over de onbetrouwbaarheid van de elites. Controleer eens of de fout wel écht een fout is. Check of ze systematisch gebeurt. Wacht even af, misschien verschijnt er de volgende dag een aanvullend stuk. En als het fout is, dan kun je ook zeggen: ‘Hier staat een fout’, het hoeft niet meteen te gaan van: ‘Typisch voor de knip-en-plak-cultuur van onze zelfverklaarde politiek-correcte elites, de hogepriesters van de pensée unique, het orkest van de Titanic, iedereen die ik ken heeft zijn abonnement al opgezegd, online vind je toch alles!!!!’

 

Online staat er ook weleens een fout.

 

Ik begrijp dat zo’n constructief-kritische houding onbehaaglijk kan aanvoelen. Ze zou de indruk kunnen wekken dat je begrip opbrengt voor een elite, iets waar niemand zich op wil laten betrappen. Maar in een cultuur waar iedereen zich als rebel voordoet, heeft dat dan toch ook weer iets tegendraads. Nee?