Waar is mijn draagvlak naartoe?

Niet dat ik Theo Francken ervan verdenk geen hart te hebben voor de kandidaat-vluchtelingen in de noodopvang, maar het was toch een verrassing om hem afgelopen week dit te horen verklaren: ‘Draagvlak? Er is geen draagvlak meer. Dat is al lang weg. De overgrote meerderheid van die mensen doet niets verkeerd, maar op elke ruzie wordt enorm ingezoomd. Mocht er over elke vechtpartij op de Oude Markt in Leuven evenveel geschreven worden, de kranten zouden papier tekort hebben.’ (‘Draagvlak? Er is geen draagvlak meer’, De Standaard 22 februari.)

 

Het is een verrassing, omdat ik Francken associeer met een politieke stroming waar men doorgaans vindt dat de media te wéinig aandacht hebben voor de negatieve kanten van de vluchtelingencrisis. Mocht De Standaard niet bericht hebben over de vechtpartij in het opvangcentrum in Leopoldsburg, dan had ik ongetwijfeld klachten gekregen over censuur. Franckens voorzitter, Bart De Wever, haalde in september vorig jaar nog snoeihard uit naar de ‘opinie-oorlog’ die de verzamelde media in zijn ogen voerden: de voortdurende herhaling van de foto van Aylan, het interviewen van vluchtende gezinnen (terwijl er vooral alleenstaande mannen op de vlucht zijn), de disproportionele aandacht voor hoogopgeleide Syriërs… het droeg in de beleving van de N-VA-voorzitter allemaal bij tot een onrealistische, manipulatieve framing die de onwillige Vlaming ervan moest overtuigen dat hij zijn hart moest openstellen.

 

Dat een N-VA-staatssecretaris dan nu, zelfs al is het maar zijdelings, suggereert dat diezelfde media verantwoordelijk zijn voor het afkalven van het draagvlak voor zijn opvangbeleid, door in te zoomen op iedere ruzie en iedere vechtpartij – dat is, nu ja, dus, verrassend.

 

Slinger

Maar het is wel symptomatisch voor de typische slingerbeweging in de kritiek op het nieuws. Laat me u eens een zin citeren, met de vraag die te situeren in de tijd: ‘De media hebben ons misleid over Keulen. Met waarschijnlijk niet meer terug te draaien ingrijpende politieke gevolgen. Daarvoor is de journalistiek verantwoordelijk.’

 

Aha, zegt u, da’s een makkie. Die zin is ergens rond 6 januari geschreven, en de schrijver bedoelde: ‘Door niét te schrijven dat het recent gearriveerde asielzoekers uit Syrië waren die Duitse vrouwen hebben aangerand, hebben de media ons misleid.’ Had gekund – alleen is die zin vorige week geschreven, en bedoelde de schrijver, Peter De Winter, de voormalige chef-Buitenland van NRC Handelsblad, het tegenovergestelde: ‘Door wél te schrijven dat het recent gearriveerde asielzoekers uit Syrië waren die Duitse vrouwen hebben aangerand, hebben de media ons misleid.’ (‘De media hebben ons misleid over Keulen’, NRC Handelsblad, 19 februari.)

 

Eerder schreef Bart Eeckhout, commentator bij De Morgen, ook al een opmerkelijk mea culpa, omdat ook hij te stellig geschreven had dat de aanranders Syrische vluchtelingen waren, in plaats van terughoudend te blijven zolang de daders niet bekend waren. Hij vergeleek de gebeurtenissen in Keulen zelfs met de brand in de Rijksdag (die door de nazi’s werd aangegrepen om met de Duitse linkerzijde af te rekenen, maar mogelijk door hen zelf was aangestoken.) Eeckhout: ‘Ik neem mezelf dat kwalijk, dat mag u gerust weten. Al wie ‘de’ media nu verwijten dat ze alweer te snel geoordeeld hebben: doe gerust, ik vertel u hoe het gegaan is. Met commerciële druk had het allemaal niet veel te maken. Wel met de intimiderende druk van een rumoerige minderheid om een bepaalde ‘waarheid’ door te drukken: wie de asielcrisis niet als de oorzaak van Keulen durfde benoemen, stemde stilzwijgend in met de gewelddaden.’ (‘Het massageweld van Keulen is de brandstichting in de Reichstag van onze tijd’, De Morgen, 11 februari.)

 

Zou het? 

Zowel Eeckhout als De Winter reageerden op de bekendmaking dat een meerderheid van de aangehouden verdachten toch niet de Syrische nationaliteit zou hebben. Het zou voornamelijk om Marokkanen en Algerijnen gaan. Nu begrijp ik dat dat voor de betrokkenen – en bij uitbreiding voor alle Syriërs, Algerijnen en Marokkanen – een wereld van verschil maakt. Je wil als Belg ook niet beschuldigd worden van een misdrijf dat door Italianen werd begaan. Ook voor de betrouwbaarheid en de precisie van de berichtgeving heeft het belang – een Syriër is nu eenmaal geen Marokkaan, klaar. Maar voor de autochtoon-Vlaamse (of de Duitse) publieke opinie? Noem me cynisch, maar volgens mij tellen daar maar drie dingen: 1. dat de massa-aanranding wel degelijk heeft plaatsgevonden, 2. dat het enkele dagen duurde voor dat officieel erkend werd, wat de indruk wekte van een doofpotoperatie, en 3. dat de daders buitenlanders waren, afkomstig uit een niet-Europees (en islamitisch) land.

 

Of dat nu Syrië is of Marokko, en wat de precieze juridische status van de daders is, dat maakt voor de inpassing in de culture wars die al decennia onder Europanen worden uitgevochten, geen sikkepit uit. Dus als het Bart Eeckhout kan troosten: zelfs al was hij consequent blijven schrijven dat het “mogelijk ook” om asielzoekers ging, of dat het “zou kunnen gaan om”, of zelfs “we weten nog niet of de daders Syrische vluchtelingen zijn, getuigen beschrijven hen als hebbende een Noord-Afrikaans uiterlijk maar ook die getuigen kunnen zich vergissen”, dan nog zou het verhaal niet aan Rijksdag-gehalte hebben ingeboet.

 

Dit is de druppel

Maar wat dat laatste betreft, ben ik optimistischer dan mijn twee collega’s (al is optimisme niet het juiste woord, dat zult u zo merken). Keulen heeft ongetwijfeld een grote schok veroorzaakt in de publieke opinie, maar of die blijvende politieke gevolgen heeft, is onzeker.

 

Migratie, en alles wat er van ver of dichtbij mee te maken heeft, zet Europa al decennia onder hoogspanning. In die lange periode hebben zich al tal van gebeurtenissen voorgedaan, waarvan waarnemers telkens dachten: dit is de druppel, nu breekt de dijk, nu barsten al die jarenlang opgekropte frustraties uit en de gevolgen zullen niet te overzien zijn! Voor Vlaanderen alleen al denk ik spontaan aan de moord op Mohamed Achrak (2002), de moord op Joe Van Holsbeeck (2006, waar initieel eveneens de verkeerde nationaliteit aan de toen nog niet bekende daders werd toegedicht), de moorden van Hans Van Themsche (2006), de doodslag op Guido De Moor (2006)… Internationaal komen uiteraard de verschillende terroristische aanslagen voor de geest. Zoals ik net tussen haakjes opmerkte, optimistisch is een ongepast woord, maar waarom zou Keulen wél onze ‘brand in de Rijksdag’ zijn – het breekpunt, de Rubicon, the point of no return – als zelfs de aanslag op Charlie Hebdo, of die op de Bataclan dat niet was?

 

Ik vind het zelf een van de meest paradoxale vaststellingen over het Europa waarin ik nu veertig jaar leef: de combinatie van verzet en absorptievermogen. Vervreemding en vertrouwdheid, weerstand en berusting, woede en onverschilligheid gaan hand in hand. Bij iedere schok veren we radeloos op, om de volgende dag vast te stellen dat de kinderen naar school gaan, ons lief van ons houdt, en dat die Syriërs dan blijkbaar toch niet in onze kelder blijken te wonen.

 

Het is mogelijk, zoals oorlogscorrespondent Arnold Karskens in januari in NRC Handelsblad voorspelde, dat we in mei van dit jaar de grote Europese revolutie zullen meemaken, de finale confrontatie ’tussen voorstanders en tegenstanders van een ruimhartig asielbeleid, tussen islamieten en christenen, joden, seculieren en tussen zwart en wit.’ (‘In mei breekt hier de revolutie uit’, 8 januari 2016) Maar als die er komt, dan zal de woordkeuze van de commentator van De Morgen in zijn berichtgeving over Keulen daar niet de oorzaak van zijn geweest.

 

Er zijn het afgelopen jaar, in de Vlaamse media alleen, letterlijk duizenden artikels verschenen over de vluchtelingencrisis en alles wat daar van ver of dichtbij mee te maken heeft. Verhalen die medelijden opwekken, en verhalen die ergernis oproepen. Verhalen over de grote menselijke betrokkenheid van de Europeanen, en verhalen over hun even menselijke weerstand. Verhalen die het draagvlak kunnen versterken, en verhalen die het kunnen beschadigen. Als je het effect van het nieuws op de publieke opinie al zou kunnen isoleren van alle andere zaken die die publieke opinie beïnvloeden, dan moet dat effect berekend worden voor het geheel ervan. Het heeft geen enkele zin daar een of twee artikels, of zelfs een of twee zinnen, uit te pikken. Journalistieke zelfkritiek is goed, maar het hoeft geen zelfkwelling te worden.