De waardestaat

Op enkele jaren tijd hebben we een ideologische verschuiving meegemaakt. De rechterzijde, die al lang de volkssteun had, is er in geslaagd om ook het morele gelijk te veroveren. Ze deed dat door haar amalgaam van bittere buikgevoelens te ruilen voor een helder standpunt: het multiculturalisme was een vergissing, de staat moet waarden uitdragen, onze cultuur is superieur aan andere. Met aanhangers bij zowel oud-links als Vlaams Belang is dit idee zo dominant dat het politiek-correct genoemd mag worden.
Tom Naegels vindt dat de waardestaat vreemde veronderstellingen koestert. In dit essay wil hij enkele idées reçues van het nieuwe eenheidsdenken be- en tegenspreken.

1. Links heeft de vijand binnengelaten

‘Linkse progressieven kloppen overuren om terroristen te helpen bij hun volgende aanval.’
‘Progressief en terrorist zijn verschillende stadia van dezelfde ziekte.’

Aan het woord is Ann Coulter, een van de meest opvallende neoconservatieve publicisten van de VS. Ann is slank, blond, welbespraakt en controversieel. Ze heeft alle eretekens van de moderne rechtse held: ontslagen op alle redacties (de pers is links), gehaat door iedereen die gestudeerd heeft (intellectuelen zijn links), ze praat in slogans (nuanceren is links) maar haar boeken verkopen als zoete broodjes (de gewone man is rechts). Er is zelfs een talking action figure van haar op de markt, een barbiepop die, als je op het juiste knopje drukt, ‘heerlijk politiek oncorrecte dingen’ zegt, zoals ‘waarom zouden we niet ten oorlog trekken voor olie? We hebben olie nodig’. Ook daarin is ze typisch voor het heropgestane rechts: ze is commercieel controversieel. Ze koketteert met haar foutheid. Ze geniet ervan als iemand haar tegenspreekt; het is het bewijs van hoe de elite haar monddood wil maken.

Ann Coulter stelt het extreem. Maar ze is duidelijk. Daarom neem ik haar graag als leidraad in dit essay. In bovenstaande uitspraken verwoordt ze scherp één van de overtuigingen van het nieuwe rechts: het linkse pleidooi voor openheid en diversiteit heeft de deur opengezet voor fanatisme, terrorisme en vrouwenmishandeling.
De redenering gaat zo: het multiculturalisme is een verregaande vorm van cultuurrelativisme. Het leert ons dat we andere culturen niet met onze waarden mogen beoordelen. Zo kun je vrouwenonderdrukking en het intimideren van homo’s niet afkeuren, want ‘dat is nu eenmaal hun cultuur.’ Het multiculturalisme werd op die manier het kader waarbinnen antiwesterse krachten konden groeien.
Tientallen verkondigen nu het ‘failliet van het multiculturele model’. Premier Verhofstadt klaagt dat progressieven ‘de mensenrechten ondergeschikt verklaren aan de religie en de cultuur.’ Zelfs Tarik Fraihi meent dat ‘progressieven te lang een cultuurrelativistisch discours’ gevoerd hebben. Derk Jan Eppink vindt dat VLD-voorzitter Somers op zoek moet naar ‘een alternatief concept voor het multiculturalisme’. Dat vindt Paul Cliteur in het ‘liberale kosmopolitisme’. Er zijn een paar universele basiswaarden – democratie, vrijheid van meningsuiting, gelijkheid van alle burgers, scheiding van Kerk en Staat – en verder zijn we allemaal vrije individuen met gelijke kansen. Gooi af dat groepsdenken!
Ik heb zelden zo’n onzin gehoord. Bestaat politiek dan echt uit elkaar napraten? Multiculturalisme is helemaal niet hetzelfde als extreem waardenrelativisme! Het lijkt zelfs nogal op dat liberaal kosmopolitisme. Alleen is het een doordachtere versie ervan. Realistischer. Meer aangepast aan de menselijke natuur. Enfin: superieur.

Geschiedenisles. In de jaren 1980 kregen we te maken met een rauw soort politiek racisme, dat mensen hun individualiteit ontnam. Het Vlaams Blok viseerde een groep omwille van haar cultuur. Hun boodschap was duidelijk: moslims en wij zullen nooit samen kunnen leven, want wij zien de wereld door een andere bril. Volgens de partij was cultuur onveranderlijk en allesbepalend. Het had geen zin om hen met onze waarden te beoordelen of hen de onze aan te leren: we stuurden ze beter terug naar waar ze thuishoorden. (Kijk, dàt is cultuurrelativisme. Het is een kenmerk van het volksnationalisme.)
Het werkte. Veel Vlamingen slaagden er niet in om in de Marokkaanse buurjongen, de Turkse sollicitant of de Afrikaanse poetsvrouw een individu te zien. Ze zagen enkel Cultuur en Verschil. Sommige moslims hebben dat idee overgenomen: wij hebben onze waarden, daar begrijpen jullie toch niks van, laat ons gerust.
Enter het multiculturalisme, dat een lossere vorm van cultuurbeleving voorstaat. Cultuur is een van onze vele groepsidentiteiten; je mag het niet negeren, maar je hoeft het ook niet op te blazen. Cultuur is een dynamische identiteit die gevormd wordt in de sociale interactie. Ieder geeft er zijn eigen invulling aan. Aanvaard dat en probeer het individu te zien. Voor de hardhorige rechts-liberaal: het doel van het multiculturalisme is dat de allochtoon niet als allochtoon, maar als individu aanvaard wordt. Net wat die liberalen ook willen. Alleen geloven zij dat dat kan door je cultuur af te zweren en hard te werken. Dat is ergerlijk naief. Mensen beoordelen elkaar en zichzelf nu eenmaal voor een groot deel op basis van groepskenmerken. Sommige roepen weerstand op, andere niet. Het multiculturalisme doet wat elke emancipatiebeweging doet: ervoor zorgen dat een groepsidentiteit geen rem meer vormt op de ontwikkeling van het individu. Hoe kan dat nu failliet zijn?

Zouden die rechts-liberalen echt geloven dat pakweg Tom Lanoye of Jos Geysels de mensenrechten wil afschaffen? Welnee. Ze proberen een politieke tegenstander vleugellam te maken door hem te associëren met het onmenselijke. Frits Bolkestein: ‘Ik ben een tegenstander van cultuurrelativisme, waarop de voorstanders van een multiculturele samenleving zich beroepen om de schending van kernwaarden van de christelijke, joodse en humanistische beschaving te rechtvaardigen.’ Wie het met ons oneens is, staat buiten de beschaving. En dan kun je zeggen: ‘Ja-haa, maar doet links niet hetzelfde, door rechts te vergelijken met het fascisme?’ Dat gebeurt, ja, en dat is verkeerd, maar is het een argument om dezelfde fout te maken? Wie wint er bij zo’n debat der barbaren?
Het multiculturalisme is diep geworteld in waarden als democratie, vrijheid en gelijkheid. Alleen vinden rechtse universalisten àlles wat anders is een inbreuk op die kernwaarden. Wij zijn niet zo gauw gealarmeerd door een hoofddoekje of een intensere godsdienstbeleving. Vrouwenbesnijdenissen of eremoorden daarentegen zijn, in tegenstelling tot wat Bolkestein beweert, nog nooit, door niemand, goedgekeurd.

Trouwens, relativisme, waar hébben ze het over? De ‘monoculturele kern’, die rechts triomfantelijk opvoert als haar fonkelnieuwe alternatief voor het decadente multiculturalisme, is altijd de basis geweest van het integratiebeleid! In het allereerste rapport van het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding, uit 1989, schrijft Paula D’Hondt al over de ‘richting gevende sociale beginselen waarover een autochtone meerderheid het eens lijkt te zijn’. ‘Wij eisen dat de sociale beginselen van onze samenleving door iedereen, en dus ook door alle migranten gerespekteerd worden.’ Geen enkele regering is daar sindsdien van afgeweken. Van een verregaand multiculturalisme is in het beleid nooit sprake geweest. De ‘onaantastbaarheid van de basiswaarden’ was altijd de norm. Als er dus al een model failliet is, dan is het dat! De rechts-liberalen schuiven het falen van hun eigen ideaal in de schoenen van een imaginaire tegenstander, die ze standpunten toedichten die niemand ooit ingenomen heeft, om dan witgewassen krek hetzelfde beleid voor te stellen als de afgelopen vijftien jaar gevoerd werd.
Het heropgestane rechts vecht tegen spoken en zijn grote alternatief is opgewarmde kost. Als we vandaag in de miserie zitten, dan heeft dat niets te maken met multiculturalisme. Het komt doordat het allochtonenbeleid al twintig jaar gekenmerkt wordt door twee principes: onverschilligheid, en angst. Die vormen geen politieke theorie. Ze zijn de praktijk.

 

2. Racisme bestaat niet

Wat is een racist? Een conservatief die een debat wint van een progressief.

Gevat is ze, Ann Coulter. Voor de republikeinse publiciste is het duidelijk: racisme bestaat niet. Het is een uitvinding van links om rechts monddood te maken.
Antiracisme was jarenlang een van de pijlers van, nu een hinderpaal voor het democratische denken. Dat bleek tijdens het proces tegen het Vlaams Blok. Hoewel de veroordeling een opsteker had moeten zijn voor democratische politici, wisten die van gêne niet waar te kruipen. Het arrest was een pijnlijke herinnering aan ooit fundamenteel geachte waarden, die vandaag voorbijgestreefd klinken. Nog even, en de strafbaarheid van racisme lijkt even potsierlijk als die van pakweg overspel.
Enkele terroristische aanslagen en sommige gebruiken van moslims in het Westen hebben ervoor gezorgd dat het heropgestane rechts het recht heeft opgeëist om de islam fel te bekritiseren, zonder dat dat racisme genoemd wordt. Zo vraagt Mia Doornaert zich af waarom ‘afkeer van de islam zou gelijk staan met racisme? (…) Mag een vrijgevochten vrouw, die naar het lot van haar zusters in islamitische paradijzen kijkt, nog zeggen dat ze wel goed gek zou zijn als ze niet islamofoob was?’ Men kan een ‘afkeer’ hebben van de islam, men kan ‘islamofoob’ zijn, men kan iedereen die niét islamofoob is ‘gek’ noemen en toch van moslims houden. Het systematisch associëren van een religie met mensonterende praktijken is mogelijk zonder de gelovigen zelf in een kwaad daglicht te stellen.
Het begrip racisme wordt teruggebracht tot haar semantische en historische oorsprong: het is een ideologie die mensen kwalitatief van elkaar onderscheidt op basis van lichamelijke kenmerken. Veel adepten heeft het in die vorm niet. De Lonsdalers. De dreigbrievenschrijver van Ledegem. Bert Eriksson. Voor de rest komt racisme bij ons niet voor.

Antiracisten hebben zelf ook schuld aan hun eigen onmacht. Om een complex gegeven als racisme duidelijk te maken voor de brede massa, hebben ze zich bediend van eenvoudige verhalen. Die liggen nu onder vuur.
Het eerste is de Holocaust. De jodenvervolging is niet alleen een morele toetssteen voor het democratische denken, ze stond ook model voor de parabel van het getalenteerde, geïntegreerd volk dat niemand een vlieg kwaad deed, maar niettemin door een irrationele menigte tot de zondebok gemaakt werd. Zo werkt racisme, leerden we: het heeft niets te maken met het gedrag van de slachtoffers (wie dat beweert, doet aan blaming the victim), het is te wijten aan de racisten zelf, die hun angsten en frustraties projecteren op een archetype, De Eeuwige Jood.
Het probleem met deze parabel is dat, zodra je een reden kunt vinden waarom de geviseerde groep ‘toch niet zo onschuldig is’, je verhaal in elkaar stuikt. De aanslagen in Amerika, Spanje en Nederland hebben daarvoor gezorgd. Zeker toen sommige Arabische jongens zelf joden gingen aanvallen, keerde het Holocaust-verhaal zich tegen hen. ‘De nieuwe joden’ bleken zelf antisemieten! Opgetekend in kringen rond het Vlaams Belang: ‘Kijk eens wie de echte nazi’s zijn.’
Onzin natuurlijk. De jodenvervolging is niet de enige vorm die racisme kan aannemen. Eigenlijk vergelijk je beter met de situatie van zwarten in de VS. Maar dat is een veel ingewikkelder verhaal. Hoe gaan we dat verkocht krijgen?

Een tweede verhaal is dat van de racist als domme marginaal, bij voorkeur met Antwerps accent. Het is een geliefd typetje in tv-reportages over samenlevingsproblemen. Kleurrijk, afschuwwekkend, duidelijk: racisme is verkeerd. Ook dat verhaal zorgt voor problemen. Zodra je kunt verwijzen naar verstandige autoriteiten, ben je immers geen racist meer.
Een van die autoriteiten is islamoloog Urbain Vermeulen. In een interview in Het Laatste Nieuws fulmineert hij tegen de gewoonte van moslims om geen varkensvlees te eten: ‘Ongezond? Kent gij iemand die doodgevallen is na het eten van Ardense hesp? Men WIL eenvoudigweg geen integratie. Ze willen in ONS land leven volgens HUN regels.’ Ardense hesp als teken van onwil tot integratie, het is eens wat anders dan witloofrolletjes. De altijd emotionele professor voorspelt dat de streek van Lille tot Rotterdam, inclusief België, ‘één islamitische enclave’ wordt, wat ‘het einde van de Europese cultuur’ zal betekenen. De man is een schoolvoorbeeld van racisme: hysterische uithalen, opblazen van banale verschillen, absoluut wij-en-zij-onderscheid, tot en met de archetypische angst om uitgewist te worden. Maar hoe kan een islamoloog racistisch zijn? En als hij het niet is, dan ook niet de Antwerpse marginaal die hetzelfde zegt. Dus is niemand nog racistisch!
Het ‘verstandig maken’ van racisme merk je ook in het beredeneerde gebruik van scheldwoorden. De rechts-liberalen en hun volksnationalistische vrienden kiezen met opzet woorden die moslims als minderwaardig voorstellen (achterlijk, middeleeuws…), maar beargumenteren ze zo objectief dat het lijkt alsof ze die beledigende betekenis wegredeneren. Als we morgen een goede reden vinden om ‘makak’ te gebruiken, dan vervangt het onmiddellijk dat lelijke ‘allochtoon’. Als ‘geitenneuker’ al niet meer racistisch is, waarom ‘tsjoektsjoek’ dan nog wel?

Ik kan nog redenen geven waarom we niet meer geloven dat racisme bestaat. De wijde verspreiding ervan bijvoorbeeld – so many millions of people can’t be wrong. Of het geloof dat een racist iemand is die geen énkele buitenlander kan uitstaan – en dat je dus, als je één Japanse kennis hebt, geen racist meer bent. Of het idee dat een moslim die niet dagelijks het terrorisme veroordeelt, het eigenlijk impliciet goedkeurt. Maar u begrijpt mijn punt.
Racisme is een onbewuste houding die tot uiting komt in onze dagelijkse omgang met allochtonen, maar die we ontkennen, of rationeel rechtvaardigen, zodra men ons ermee confronteert. Dat bleek nog maar eens uit de Telefacts-enquête van vorige week. Desgevraagd vonden hoge percentages Vlamingen dat ze, wanneer ze dienden te kiezen tussen een allochtone en een autochtone sollicitant, uiteraard ‘de meest bekwame’ zouden kiezen. Undercover reportages toonden dat de bekwamere Marokkaan niet eens werd uitgenodigd voor een gesprek.
Zoals voor elke onbewuste houding geldt, kunnen we ze maar wijzigen als we ons van onze fout bewust worden. Daar zijn we niet meer toe bereid. We vinden overal excuses om niet te erkennen dat we allochtonen negatiever en wantrouwiger benaderen dan Vlamingen. Daarbij worden we enthousiast geholpen door het heropgestane rechts, dat racisme voorstelt als een politiek-correct verzinsel om de echte samenlevingsproblemen niet te moeten aanpakken.

Maar, zegt u, het moet toch mogelijk blijven om een religie of een cultuur te bekritiseren? Er zijn toch problemen! Natuurlijk. Antiracisme en kritiek op gebruiken in de moslimcultuur zijn perfect combineerbaar, vooral omdat ze zelden op dezelfde situatie van toepassing zijn. Als iemand komt solliciteren, dan gaat het over zijn bekwaamheid voor die job, niet over de manier waarop hij zijn vrouw behandelt. Daar kan hij indien nodig op een ander moment over aangepakt worden. Straf hem, dwing hem Yvonne Kroonenbergs te lezen, maar misbruik de situatie van moslimvrouwen niet om hun mannen hun jobkansen te ontnemen. Als iemand met plannen voor een aanslag rondloopt, dan is het de taak van de staatsveiligheid om hem op te pakken. Geef die diensten meer geld, laat ze meer personeel aanwerven, mij allemaal best. Maar een verhuurder mag een allochtoon geen woning weigeren omdat hij vreest dat die daar weleens bommen zou kunnen zitten maken. De zaken die moslims verweten worden en de zaken die wij moslims aandoen, spelen zich af in verschillende domeinen. Hou ze daar. En werk aan uzelf. De fouten van een ander zijn geen excuus voor de onze. Het terrorisme heeft het racisme niet uitgevaagd. Integendeel.

3. De goede woordvoerder

Journalist: Waarom horen we de moslimgemeenschap de moord op Van Gogh niet veroordelen?
Moslim: Maar ik heb ze in dit gesprek met u al drie keer veroordeeld! U blijft maar dezelfde vraag stellen!
Journalist: Dat is mijn job, vragen stellen.
Moslim: Het is ook uw job om naar het antwoord te luisteren.

Bovenstaand gesprek vond plaats tussen Siegfried Bracke en Dyab Abou Jahjah, die een tijdje geleden even opnieuw in de media was. (Geen zorgen, hij is alweer verdwenen.) Het is tekenend voor de manier waarop met ‘moslimwoordvoerders’ wordt omgegaan: we luisteren alleen als ze zeggen wat wij willen horen.
CD&V-voorzitter Jo Vandeurzen, vorige week in Knack: ‘De mensen weten zeer weinig over de godsdienstbeleving van moslims. Goede woordvoerders van hun gemeenschap die op het juiste moment spreken, kunnen mee het antwoord geven. Maar die zijn er nu helaas niet of niet genoeg.’ Het is niet duidelijk wat Vandeurzen daarmee bedoelt. ‘Goede woordvoerders die op het juiste moment spreken’, zijn dat allochtonen die hun mening en die van gelijkgezinden verdedigen op het moment dat ze in verdrukking komt? Of zijn het woordvoerders die zeggen wat wij willen dat ze zeggen?
Er is een tijd geweest waarin er van de eerste soort wel genoeg waren. In de periode 2000-2002 stonden er mannelijke allochtone publicisten op die niet aan een partij gebonden waren, en dus een radicaler, maar wel democratisch en rationeel, alternatief vormden voor de voornamelijk vrouwelijke stemmen bij de traditionele partijen. Mohamed Talhaoui, Tarik Fraihi, Rezzak Cakar, Dyab Abou Jahjah en Ahmed Azzuz waren de meest opvallende. Twee jaar later is Fraihi de enige van die groep die ongeschonden overeind gebleven is. Maar of hij echt invloed heeft? Hij is adviseur bij de SP.A, maar die vroeg hem vriendelijk of hij de publicatie van zijn boek kon uitstellen tot na de verkiezingen, en bij de voorstelling ervan was niemand van de partij aanwezig. De allochtone ster bij de SP.A is niet hij, maar Mimount Bousakla. Niet toevallig een jonge vrouw die bejubeld wordt omdat ze de islam ‘durft’ bekritiseren. (Doet niet iedereen dat dan?)

In de zoektocht naar goede woordvoerders die op het juiste moment spreken, is er een merkwaardige alliantie ontstaan tussen islamofobie en feminisme. Vlaamse politici die de islam voorstellen als incompatibel met onze cultuur hebben een bondgenoot gevonden in jonge allochtone vrouwen die zich op het emancipatiethema profileren. Uiteraard is er met die profilering niets mis. Iedereen die zich inzet voor de gelijkberechtiging van de vrouw heeft mijn volle sympathie, en ik hoop met Bousakla dat de problemen die zij aankaart morgen even krachtig bestreden worden als ze vandaag met woorden veroordeeld zijn. (Ik zou er niet te veel op rekenen.) Het probleem is niet wat ze zegt, wel dat zij de enige is die mag spreken. Moslima’s die zich niét onderdrukt voelen krijgen ofwel geen forum of worden afgeblaft door Etienne Vermeersch. Om te zwijgen van mànnen die Bousakla durven tegenspreken.
Door de emancipatie van de allochtone vrouw te steunen, slaan islamofoben een dubbele slag: ze dekken zich in tegen het verwijt van racisme, en ze maken hun tegenstanders verdacht. Die zéggen wel dat ze tegen racisme zijn, maar eigenlijk vechten ze voor het instandhouden van hun patriarchale privileges, de misogyne macho’s. Zo ontstaat er een onderscheid tussen goede allochtonen, vlotte vrijgevochten jonge vrouwen die aanvaarden dat wij superieur zijn, en slechte, de ultraconservatieve patriarchale vrouwenhaters die (bespottelijk!) denken dat hun cultuur gelijkwaardig is aan de onze.
Is het toeval dat bijna alle succesvolle allochtone politici vrouwen zijn? Als de moslimgemeenschap echt zo’n mannenbastion is, dan is het toch raar dat er vrijwel geen enkele man doorstroomt? Hoe komt het dat al die getalenteerde, intelligente, politiek gedreven mannen, die enkele jaren terug knappe analyses maakten en duidelijk bereid waren om politiek actief te worden, vandaag bij het schroot terechtgekomen zijn? En hoe komt het dat, als die Vlaamse Hirsi Ali’s eens over een ander onderwerp praten, daar niet half zo aandachtig naar geluisterd wordt?

Het is niet het enige voorbeeld van allochtonen die een forum krijgen om andere allochtonen te schaden. En het is evenmin de eerste keer dat daarvoor een emancipatiestrijd misbruikt wordt. Het meest hallucinante voorbeeld is de passage van Mohamed Talhaoui bij de VLD.
Talhaoui was lang een compagnon-de-route van Abou Jahjah. Hun analyse van het Vlaamse integratiebeleid liep vrijwel gelijk. Wat de precieze reden is waarom Talhaoui in 2002, op het hoogtepunt van de demonisering van de Arabisch Europese Liga, zijn Berber Platform oprichtte en rondtoeterde dat de AEL de Berbers wilde ‘verarabiseren’, blijft onduidelijk. Feit is dat Patrick Dewael, Vlaams minister-president, zich het lot van de Berbers plots enorm aantrok. Goed wetende dat Talhaoui’s club een lege doos was (is er ooit iemand lid van geweest?), ontving hij de man als was die een buitenlands staatshoofd. De enige reden waarom dat gebeurde, was omdat de Vlaamse regering via die weg de AEL kon treffen, terwijl ze zich toch kon voordoen als voorvechter van een nobele zaak. Talhaoui (en voor wat het waard is, ook de Berbers) zijn misbruikt in een farce met als enige doel de ene allochtoon de andere te laten afmaken. Dat bleek ten overvloede toen Talhaoui lid werd van de VLD en dacht dat hij daar racisme mocht aanklagen. De goede woordvoerder spreekt enkel op het juiste moment, namelijk als wij dat zeggen. Middels een mislukte mediastunt reed Talhaoui zichzelf vervolgens politiek in de vernieling. Jammer, want het is een verstandige kerel.

In een opiniestuk in De Standaard ergert de jonge schrijfster Naima Albdiouni zich aan de zogenaamde allochtone woordvoerders, die niets anders doen dan hun persoonlijke ervaringen veralgemenen naar de hele gemeenschap. ‘Abou Jahjah en Bousakla worden gezien als stemmen van de “allochtone gemeenschap”, maar zij vertegenwoordigen alleen zichzelf. Zoals eigenlijk iedereen alleen zichzelf vertegenwoordigt.’ Punt is dat Abou Jahjah en Bousakla niet alleen zichzelf voordoen, maar ook door ons gecast geworden als enige vertegenwoordiger van de hele gemeenschap. Bousakla mag daarbij ‘de goede woordvoerder’ spelen, Abou Jahjah de slechte.
De West-Vlaamse katholieke cultuur van voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog heeft zowel Hugo Claus als kardinaal Danneels voortgebracht. Voor de eerste is die cultuur verstikkend, achterlijk en misdadig, de tweede voelt zich er zo in thuis dat hij zijn leven eraan gewijd heeft. Hun respectieve persoonlijkheden en achtergronden hebben tot een radicaal tegengestelde visie geleid over dezelfde cultuur. Zoals dat altijd gebeurt, bij iedereen, over zovele onderwerpen. Waarom kunnen we niet aanvaarden dat dat bij moslims ook zo is?
Als er op ons publiek forum plaats zou zijn voor vele allochtone stemmen, van volledig geassimileerden tot zij die zonder complexen traditioneel islamitisch zijn, dan zouden we een realistisch, divers beeld krijgen van de gemeenschap, die dan meteen zou ophouden met een gemeenschap te zijn. Het zou ook duidelijk maken wie er echt ondemocratische opvattingen huldigt, en hoe groot die groep eigenlijk is. Hun negatieve energie zou niet meer afstralen op de rest. Door onze obsessie met ‘goede woordvoerders’ doen we net het omgekeerde wat we willen bereiken. We denken dat we een positief rolmodel propageren, maar helaas, we simplifiëren, we stigmatiseren, en we discrimineren.

 

4. Alle mensen worden broeders

(Ann Coulter, tijdens interview): Er bestaat geen ernstige dialoog of uitwisseling van ideeën tussen links en rechts in dit land. Dat komt omdat er geen goede Democraten zijn.

Waarom citeer ik graag uit Ann Coulter? Omdat ze zo agressief is dat het amusant wordt. Maar ook omdat ze een voorbeeld is van de culturele kloof die door de Verenigde Staten loopt. Een kloof die ook bij ons steeds dieper wordt en die, ironisch genoeg, draait om de vraag hoe we één innig verbonden gemeenschap kunnen zijn.
Niet lang na de Amerikaanse verkiezingen was ik op vakantie in New York. Tijdens een slapeloze nacht keek ik naar een waardenonderzoek op tv. Bush- en Kerry-kiezers vertelden welke waarden hun stemgedrag hadden bepaald. Op een bepaald moment ging het over een grap van Kerry. Verwijzend naar zijn steenrijke vrouw Theresa Heinz, had die gezegd: ‘I married up.’ ‘Toen stond mijn keuze vast!’ vertelde een vrouw die na veel twijfel republikeins had gestemd. ‘Het huwelijk is voor mij een heilig instituut. Het kàn niet dat je daar grapjes over maakt.’
De Kerry-stemmers staarden haar met open mond aan. Wat voor hen een onnozel grapje was, bleek voor haar een aanfluiting van alles waar ze in geloofde. Je zag hen denken: hoe prààt je met zo iemand?

De titel van Ann Coulters laatste boek, How to talk to a liberal (if you must), is dus niet slecht gekozen. De twee grootste autochtone subculturen van de VS staan zo ver van elkaar dat een gesprek moeilijk, in sommige gevallen onmogelijk is. Dat onbegrip vindt zijn oorzaak in tegengestelde opvattingen over wat de basiswaarden zijn. Volgens de een zijn die God, vaderland en het gezin, voor de ander openheid, diversiteit en democratie. ‘Amerika is altijd een christelijk land geweest’ staat tegenover ‘Amerika is altijd een smeltkroes geweest’.
In Europa gaat de discussie niet over familiewaarden, maar over ‘maatschappelijke waarden’ (al worden de twee vermengd als het gaat om het islamitische gezin). De onderliggende vraag is echter dezelfde: hoeveel diversiteit kan een maatschappij aan? Het zorgt voor een antagonisme tussen ‘decadent links’ en ‘racistisch rechts’, die elkaar verwijten de fundamenten van het Westen overboord te gooien. Normale politieke meningsverschillen krijgen zo een absolutistisch tintje, het woord ‘universeel’ een wel erg particuliere betekenis. ‘Waarden zijn zwaarden geworden’, stelde Guy Verhofstadt vast. ‘Het zijn niet langer meer krachtige beginselen volgens dewelke men leeft, maar heilige woorden waarmee de “ongelovige”, de vreemdeling uit de samenleving wordt gestoten.’ En niet alleen de vreemdeling: de helft van de autochtonen staat op het punt de andere helft eruit te stoten.

Niemand wint bij een strijd der barbaren. Daarom is het misschien goed om een aantal principes voor ogen te houden, die kunnen zorgen voor een normaler debat.
Bijvoorbeeld. Het lijkt het me nuttig om een onderscheid te maken tussen de waarden zelf en hun concrete verschijningsvormen. Vaak gaat het meningsverschil enkel over die laatste. In het debat over de hoofddoek, bijvoorbeeld, is een overgrote meerderheid overtuigd van de gelijkwaardigheid van man en vrouw. De waarde zelf staat niet ter discussie. We zijn het oneens over hoe een gelijkwaardige, niet onderdrukte vrouw er uitziet. Loopt ze blootshoofd? Draagt ze een rokje met topje? Herken je waarden aan kledij? Maar hoe komt het dan dat de meeste terroristen westers gekleed liepen?
Of. Ook in een discussie over basiswaarden zouden vrije keuze en wederzijdse toestemming richtinggevend moeten zijn. Als een Vlaamse dominante man een duts van een vrouw kiest (of omgekeerd) en die twee zijn samen gelukkig, dan schudden wij daar eens het hoofd over, maar denken: ‘Als zij content zijn, dan is het voor de hele wereld goed.’ Als iemand er vrijwillig voor kiest om een religieus leven te leiden, bijvoorbeeld door in het klooster te gaan, dan schudden wij weer het hoofd, maar gunnen het hem of haar. Voor allochtonen geldt hetzelfde, me dunkt. Doe alles wat nodig is om mensen weerbaar te maken, zodat hun vrije keuze ook werkelijk hun vrije keuze is, maar accepteer die dan ook. Het debat over normen en waarden grijpt diep in op de persoonlijke levenssfeer; we eisen het recht op om ons te bemoeien met de meest intieme en private keuzes die een mens in zijn leven maakt; laten we ervoor zorgen dat we dat enkel doen als het nodig is.
En een laatste. Maak het onderscheid tussen strafbaar en ongewenst. Eigenlijk heeft de staat maar één middel om waarden en normen op te leggen, en dat is de wet. Veel van de gebruiken waarover we zo graag verontwaardigd toeteren dat we ze niet zullen aanvaarden, o nee!, o zo!, aanpassen of opkrassen! zijn gewoon strafbaar. Terrorisme is strafbaar, schijnhuwelijken zijn strafbaar, vrouwenbesnijdenis is strafbaar, homo’s molesteren (om het even wie molesteren) is strafbaar, gemaskerd rondlopen is strafbaar. Pak de daders op en stop met zeuren. Als er een nieuwe wet nodig is, zoek een meerderheid en stop met zeuren.
Maar wat als het niét kan met een wet? Wat als we het hebben over ongewenst maar niet strafbaar gedrag, of over een ongewenst waardenkader dat niet leidt tot strafbare feiten? Bijvoorbeeld: vinden dat homo’s varkens zijn, zonder dat je daarom homo’s aanvalt. Tja. Een staat heeft geen macht over de ideeën van haar burgers. Je kunt ze dwingen die ideeën voor zich te houden, je kunt ze verplichten tegen hun overtuiging te handelen, maar die overtuiging zelf veranderen? Daar helpen enkel overtuigingskracht en engelengeduld.

Iedereen die hier woont, maakt deel uit van onze samenleving. Wie weleens voor zijn plezier buiten zijn peer group komt en Vlaamse volkscafés, bijeenkomsten van de Kamer van Koophandel, partijmeetings van het Vlaams Blok of theekransjes van oudere Marokkaanse heren frequenteert, weet hoe extreem divers die samenleving is. Soms denk ik dat er meer is wat ons verdeelt dan wat ons bindt.
Het is de wet die ervoor zorgt dat al die mensen vreedzaam met elkaar samenleven. De wet schrijft de normen en waarden voor waar we ons aan dienen te houden. Niemand betwist dat. Daarbuiten bestaan er waarden die niet of slechts gedeeltelijk afgedwongen kunnen worden, maar waarvan we toch graag zouden hebben dat ze universeel aanvaard werden. Openheid jegens andere culturen is daar een van, net als de gelijkwaardigheid van vrouwen en die van homo’s. Het is de taak van emancipatiebewegingen allerhande om gaandeweg de hele samenleving te overtuigen. Zoals de strijd tegen het racisme toont, is dat een moeizaam en frustrerend proces. Het helpt daarbij niet om mensen omwille van hun overtuiging buiten de samenleving te zetten, zoals we gedaan hebben met de kiezers van het Vlaams Blok, en zoals we nu doen met conservatieve moslims. De vruchteloze strijd tegen de ‘ondemocratische waarden’ van het Blok zou ons toch wijzer moeten gemaakt hebben over het van staatswege opleggen van de ‘juiste’ waarden?
Wie denkt dat waarden universeel gedeeld worden van zodra hij dat vanop de kansel ordonneert, snapt niets van de menselijke natuur. Het kan hem politiek gewin opleveren, maar geen maatschappelijke harmonie. Als de waardestaat het ideaal koestert van een samenleving waar iedereen echt vrij en gelijkwaardig is, een cultuur waarin alle mensen broeders worden, dan hoort u mij in alle toonaarden meeneuriën. Gaat het om een staat waar homofobie bestreden wordt met islamofobie, waar enkel de ‘goede woordvoerders’ aan het woord mogen komen, waar andersdenkenden buiten de beschaving worden geplaatst en waar ‘universeel’ synoniem is van ‘rechts-liberaal’ zoals het dat vroeger was van ‘groenlinks’, dan vrees ik dat ik afhaak. De universaliteit van die waarden eindigt in dat geval waar die van de mijne begint.