In een paar jaar tijd komt alles wat eerder vanzelfsprekend was, misschien wel te vanzelfsprekend, ineens ter discussie. De situatie van GroenLinks nu, is niet te begrijpen zonder oog te hebben voor deze omslag.
(GroenLinks, in een analyse van de desastreuze verkiezingsuitslag van november 2006.)
Het ziet ernaar uit dat ik me vergist heb. In het eerste deel van dit verhaal meende ik dat Nederland de woeligste tijden achter de rug had. "We beleven," zo schreef ik, "het einde van een tijdperk." Het leek erop dat de maatschappelijke revolte die begonnen was met Pim Fortuyn, en die verder was gezet door uiteenlopende politieke persoonlijkheden als Ayaan Hirsi Ali, Rita Verdonk en Geert Wilders, aan het uitbollen was. Hirsi Ali had Nederland verlaten, Verdonk was beschadigd door het afnemen van Hirsi Ali's Nederlanderschap, en Geert Wilders' Partij voor de Vrijheid had dan wel negen zetels gehaald bij de tweedekamerverkiezingen, dat was opmerkelijk minder dan de 26 van de LPF in 2002, en slechts één meer dan wat de Fortuynisten in 2003 nog uit de brand sleepten, nadat de partij zich volslagen regeeronbekwaam had getoond. Het christelijk-sociale kabinet dat op 22 februari 2007 aantrad, stelde zich tot doel om "een radicale middenkoers" te varen, die op "binding en samenhang" was gebouwd. "Ook de radicale moslims houden zich al een tijdje stil" , schreef ik.
Dat bleek dus een misvatting.
Op het moment dat ik dit schrijf, staan twee gebeurtenissen centraal in het nieuws. Allereerst de aanval op Ehsan Jami, een 22-jarig PvdA-gemeenteraadslid van Iraanse origine. Jami, die vecht voor het recht om publiek het islamitische geloof af te zweren en daartoe een comité heeft opgericht, werd gemolesteerd door drie mannen, moslims allicht, omwille van zijn uitspraken over de islam. (Jami noemde Allah "wreed", sommige passages uit de Koran "achterlijk", en de Profeet Mohamed "een barbaar" en "een verschrikkelijke man".) Reden voor Geert Wilders om op te roepen om de Koran maar meteen te verbieden, "net als Mein Kampf." Waarop het hele debat over islam, integratie en vrijheid van meningsuiting weer in volle hevigheid losbarstte, inclusief verwijten van stigmatisering en collaboratie, van alarmisme en appeasement, van polarisering en lafheid over en weer. Alsof Pim Fortuyn er nooit geweest was. Alsof Hirsi Ali nooit gesproken had.
Blijkbaar weegt de erfenis van Fortuyn zwaarder dan ik dacht.
Gek is dat niet. Wie de moeite doet om verder te kijken dan de boosheid en de boutades, ziet een land dat een essentieel debat voert over wat het betekent om een West-Europese natie te zijn: wat de grondslagen ervan zijn, en wat de folietjes van recentere tijden, die we beter laten gaan; wat de burger mag en wat niet hoort; hoe hij zich moet gedragen, en wat hij moet kunnen verdragen, om er deel van uit te maken. In het politieke klimaat van na 9/11, waarvan Fortuyn de eerste getalenteerde vertolker was, wordt afgerekend met de jaren negentig, de tijd van de depolitisering, van de paarse "Derde Weg" en het morele overwicht van het progressieve, multiculturele gedachtegoed. In eenzelfde beweging wordt de erfenis van de jaren zestig en zeventig onder de loupe genomen. Voorlopige conclusie: de emancipatie van vrouwen en homo's is een verworvenheid die we blijven verdedigen; voor de rest hebben de babyboomers voor evenveel taboes en verstarring gezorgd als ze destijds bestreden.
Het zijn vooral de linkse partijen – en dan met name de PvdA en GroenLinks – die het moeilijk hebben om hun houding te bepalen in die discussie. Zij worden dan ook het meest geassocieerd met het tijdperk dat nu bestreden wordt. Ze krijgen het te verduren op twee fronten. De verdedigers van de liberale vrijheden vinden dat het multiculturele ideaal fundamentele rechten in de uitverkoop heeft gezet. Conservatieven, vooral van christendemocratische signatuur, bestrijden dan weer de teloorgang van burgerzin en sociale cohesie. Beide richten ze hun pijlen in eerste instantie op de PvdA. Die partij loopt dan ook als een rode draad door dit laatste deel van mijn reisverslag, over de politiek in Nederland.
De schaamte voor links
Op de ochtend van mijn ontmoeting met Joost Zwagerman, heeft PvdA-leider Wouter Bos net, na een week talmen, een interview gegeven over de zaak Ehsan Jami. In die week zwollen de geruchten aan dat de PvdA Jami's beveiliging niet serieus nam, en dat ze hem onder druk hadden gezet om minder fel uit de hoek te komen. Bos' boodschap: "Jami heeft het volste recht om die uitspraken te doen. En als hij beveiliging nodig heeft, moet hij die krijgen. Maar als de vraag is, moet je kwetsende uitspraken doen over Mohammed om geloofsafval te bepleiten, dan zeg ik nee."
Zwagerman schudt onbegrijpend zijn hoofd. "Ehsan Jami verdedigt een door-en-door links principe: de vrijheid om zelf te bepalen op welke manier je je verhoudt tot religie en traditie, en hoe je die keuze uitdraagt. Maar omdat hij dat een beetje uitdagend en provocatief doet, weet zijn eigen partij niet hoe ze daarmee om moet gaan. Ik begrijp niet waarom Bos het nodig vindt om Jami te bekritiseren op zijn toon. Als iemand van zijn geloof afvalt, dan kan dat in alle stilte, of met veel geraas en gedonder. Allebei zijn goed."
De schrijver, tevens bekend links opiniemaker, staat al een tijdje in het oog van de storm vanwege zijn pamflet De schaamte voor links , waarin hij brandhout maakt van hoe de PvdA en haar achterban in de media omgaat met de grote uitdagingen van deze tijd: de teloorgang van het onderwijs, de problemen van de multiculturele samenleving, en die van de verkilde maatschappij. De bottomline is dat de sociaaldemocratie haar eigen thema's uit handen heeft gegeven. Geklemd tussen de kille, hervormingsgerichte logica van de bestuurders aan de ene kant, en het starre politiek-correcte denken van de ‘linkse kerk' aan de andere, is de PvdA zijn greep op de werkelijkheid verloren.
"Deze week zag je in a nutshell het probleem van de PvdA. Wilders had zijn uitspraken over de Koran nog niet goed en wel gedaan, of een advocate uit Lelystad, lid van de PvdA, diende al een klacht tegen hem in, omdat hij een bevolkingsgroep stigmatiseerde. Die vrouw kreeg daarop de vraag waarom ze haar pijlen niet richtte op de mannen die Ehsan Jami, een partijgenoot van haar, gemolesteerd hadden. Ze stond met haar mond vol tanden; die vraag had ze nou niet verwacht. Dat is nou de oud-linkse PvdA-reflex, die ik niet begrijp en waar ik me voor schaam. Laat die Wilders toch zeggen wat hij wil! We kennen zijn retoriek, de man radicaliseert alleen maar. Is het niet belangrijker om duidelijk te maken waar je eigen grenzen liggen? Iemand molesteren is toch erger dan een boek willen verbieden?"
De PvdA doet niet meer wat ze moet doen, stelt Zwagerman. En dat is: de sociaal zwakkeren beschermen – ook de blanke inwoners van de multiculturele wijken -, de individuele vrijheid en emancipatie verdedigen, en tegelijk streven naar een warme en solidaire maatschappij waarin mensen fatsoenlijk met elkaar omgaan. Daardoor laat ze zich aan alle kanten voorbijsteken: links door de SP, die de sociale kritiek harder en consequenter verwoordt; rechts door Wilders, die de frustratie van de ‘verliezers van de globalisering' feller uitdrukt; op de feministische vrijdenkersflank door Ayaan Hirsi Ali, die haar strijd voor de emancipatie van de islamitische vrouw en het recht op vrije meningsuiting buiten de PvdA ging verderzetten; en in het centrum door het CDA, dat het probleem van de kille samenleving, het consumentisme, het gebrek aan samenhang en warmte aankaartte.
"Dat zijn bij uitstek linkse thema's, en ik roep op om ze als dusdanig te erkennen. Maar dat lukt niet. Toen het nieuwe bestuursakkoord sprak over een warme, hechte samenleving, rolden de grachtengordelintellectuelen schaterend over de grond: ‘Spruitjeslucht!' ‘Terug naar de jaren vijftig!' Als het over multiculturele thema's gaat, dan blijft de dat-mag-je-niet-zeggen-reflex de boventoon voeren. In de aanloop naar de afgelopen verkiezingen gaf oud-kamerlid Arie De Jong de partij de raad: praat er niet te veel over, en noem het zeker geen probleem. In 2007 hé, vijf jaar na Fortuyn! Geen wonder dat ze zich met Jami geen raad weten."
De linkse tanker keert traag
"Nochtans was Wouter Bos één van de eerste politici van de grote partijen die de breuk in zijn kiezerspubliek goed inschatte." Hans Wansink, politiek commentator van De Volkskrant, analyseerde in zijn boek De erfenis van Fortuyn de betekenis van Fortuyn voor de politieke cultuur. Zijn stelling: Fortuyn was de broodnodige katalysator die de politiek terug tot het volk bracht.
"Daarom vind ik het vreemd dat de PvdA er nog altijd niet in slaagt om op een goeie manier om te gaan met Ehsan Jami. Die jongen is tweeëntwintig; misschien drukt die zich nog wat wild uit. Maar door zijn toon te veroordelen, drijven ze hem naar Wilders toe. Geert Wilders heeft hem al drie keer gebeld om te vragen hoe het met hem gaat; Wouter Bos nog steeds niet.
"De PvdA heeft natuurlijk veel aanhang onder moslims. Zeker op lokaal niveau zitten er steeds meer Turkse en Marokkaanse sociaal-democraten in gemeenteraden. Ze zijn daar ook trots op. ‘In de VVD of de SP heb je dit debat niet, omdat het witte partijen zijn', zegt Bos. Maar je moet wel een duidelijke lijn kunnen stellen. De invloed van de oude zaakwaarnemers, de leiders van zelforganisaties en moskee-verenigingen en dergelijke, is groot. Die mannen praten niet graag over terrorisme, vrouwenemancipatie, het recht op geloofsafval, of de intolerantie tegen homo's. Zij vinden dat die zaken gebruikt worden om de moslims mee te stigmatiseren. Maar sinds Fortuyn en Hirsi Ali staan die culturele thema's nu eenmaal hoog op de agenda. Het zijn ook belangrijke problemen. Het is een nieuwe sociale kwestie, daarom ook dat het vooral voor linkse partijen zo essentieel is. De PvdA zal op een gegeven moment een keuze moeten maken. Voor welk soort emancipatie wil ze staan? Als ze daar niet snel duidelijkheid in schept, zal het hen blijven achtervolgen."
Dat weet de PvdA zelf ook. In De Wouter Tapes, de documentaire waarin de VPRO Wouter Bos maandenlang volgde, voor, tijdens en na de verkiezingen van november 2006, zegt die: "Als ik terugkijk, denk ik dat één van de redenen waarom de twijfel toesloeg in de campagne van de PvdA ook te maken had met het feit dat de vragen die ons uiteindelijk de das omdeden, vragen waren die al heel lang bekend waren, en waar we eigenlijk al die tijd niet in slaagden een antwoord te vinden."
De inzet van het huidige debat is dan ook lastig voor de PvdA. In haar eigen analyse van de verkiezingsnederlaag schrijft de Wiardi Beckman Stichting, het wetenschappelijke bureau van de partij: "De huidige economische en culturele veranderingen treffen de burgers van de West-Europese landen zeer verschillend. Er ontstaat een nieuwe scheidslijn tussen twee groepen: de ‘toekomst-omarmers' tegenover de ‘toekomst-vrezers', mensen die menen dat de nieuwe wereld voor hen niets goeds in petto heeft en die zich verraden voelen door ‘de politieke elite'. Het gaat daarbij (…) niet alleen om een sociaal-economische breuklijn, maar ook om een cultuurpolitieke breuklijn. Voor de sociaal-democratie gaat het hier om een existentieel vraagstuk, omdat de scheidslijn tussen deze groepen dwars door het sociaal-democratisch electoraat heen loopt."
Elke grote partij verbindt verschillende bevolkingsgroepen en loopt het risico om ‘spagaten' te creëren. Veel hangt af van of die toegedekt worden, dan wel belicht, door de politieke thema's die prioriteit krijgen. In de jaren negentig kwamen ze niet aan de oppervlakte; nu schijnt er een ongenadig licht op.
"Veel heeft ook te maken met de depolitisering in de jaren tachtig en negentig", analyseert Wansink. "De ontzuiling was onder paars uitgemond in professionalisering en verstatelijking: de staat werd geleid als een bedrijf, er was een voortdurend overleg tussen vakbonden, werkgevers en politici, die elk conflict in de kiem smoorden. Zoals het een volkspartij betaamt, verenigde de PvdA verschillende belangen en strekkingen in de maatschappij – maar terwijl volkspartijen die groepen vroeger samenbrachten onder één wervend project, en binnen de schoot van de partij de tegenstellingen trachtten te overbruggen, bleven die nu bedekt achter meer technocratische doelstellingen als het halen van de euro.
"In wezen kampen ze nog steeds met hetzelfde probleem. Wouter Bos is een typisch paarse politicus, vrij technocratisch, met net zo'n hekel aan interne conflicten als Wim Kok dat had. Hij is sterk geïnspireerd door de Derde Weg van New Labour: wij beheren het kapitalisme beter dan de kapitalisten zelf. En op zich doen ze dat inderdaad behoorlijk goed. Alleen draait politiek nu om nieuwe breuklijnen. Pim Fortuyn toonde aan dat het klassieke arbeiderselectoraat van hen vervreemd was, Ayaan Hirsi Ali legde hun falen bloot bij het verdedigen van de rechten van vrouwen, homo's en mensen die kritisch keken naar hun geloof."
Tot overmaat van ramp lijkt ook de economische Derde Weg, waar de partij in de jaren negentig zo'n succes mee had, op zijn retour. De klassiek-socialistische SP scoorde in november 2006 26 zetels, een winst van zeventien. Reden voor velen om de te centristische koers van de laatste jaren te willen laten varen.
Een nieuwe Derde Weg?
Van Fortuyn en Hirsi Ali, de twee meest invloedrijke Nederlandse politici van dit tijdperk, kun je zeggen dat ook zij een soort van Derde Weg hebben gevonden. Maar dan niet op de horizontale, economische links-rechts-as van de grafiek waarmee politicologen iemands plaats in het politieke veld bepalen (en die bekend is van de talloze stemtesten en kieskompassen op internet), maar op de verticale, postmateriële as, die tussen libertair/kosmopolitisch bovenaan, en autoritair/etnocentrisch aan de onderzijde. Die breuklijn loopt niet tussen arm en rijk, socialistisch of kapitalistisch, maar tussen de beter opgeleide, kosmopolitische elite met een open, libertaire ingesteldheid, en ‘het gewone volk' met behoudende culturele patronen en een etnocentrische ingesteldheid. Het is de breuklijn die sinds de jaren tachtig aan belang won, die in de meeste Westerse landen de politiek beheerst, en waar tot dusver weinig politici grip op kregen.
Fortuyn wel. Hij benadrukte het belang van een nationale identiteit, pleitte voor het sluiten van de grenzen ("Nederland is vol") en de noodzaak voor nieuwkomers om zich ten volle te integreren in de Nederlandse samenleving. Dat zijn thema's die een electoraat aanspreken dat houdt van een autoritair en nationalistisch leiderschap. Maar als je kijkt naar de waarden en normen die Fortuyn benadrukte, dan lijken die helemaal niet op die van het Front National of het Vlaams Belang. Fortuyn definieerde de Nederlandse identiteit in uitgesproken progressieve termen: vrouwenemancipatie, seksuele vrijheid, vrijheid van meningsuiting. Waarden die de open kosmopolieten bovenaan de postmateriële as nauw aan het hart lagen.
Ayaan Hirsi Ali zette die koers nog overtuigender verder. Met de Verlichting, het feminisme en de homorechten als argumenten pleitte ze voor een krachtig en zelfbewust Westen, dat compromisloos eist dat andere culturen zich in sneltempo moderniseren. Ze provoceert moslims, net als Filip Dewinter dat doet, maar zij doet het met Voltaire en Spinoza in de hand. Beter nog, ze beroept zich op de traditie van Nederlandse cabaretiers die al decennia lang christenen bespotten. Linkse cabaretiers zijn dat. Ze gelooft dat moslims pas volwaardig deel kunnen uitmaken van de samenleving, als ze zich bevrijden van een te letterlijke interpretatie van hun geloof, een geloof dat vrouwen en homo's onderdrukt, en mensen gevangen houdt in een verstikkende seksuele moraal. Dat roept luide echo's op aan de strijd van de vrijzinnigen en feministes van de tweede golf.
Publicist Sylvain Ephimenco: "De persoon die in mijn ogen verantwoordelijk is voor het diepe onbehagen dat politiek correcte publicisten frontaal heeft getroffen is Ayaan Hirsi Ali. Deze frêle vrouw heeft in haar eentje alle contradicties blootgelegd waar die suffe denkers mee worstelden. Op eigen kracht heeft ze alle richtpunten en zekerheden van Modieus Links in de war geschopt en dit Mexicaans leger vol generaals maar met steeds minder aanhang, een spiegel voorgehouden."
Moet ze nu echt zo provoceren?
Ik heb Ayaan Hirsi Ali één keer live aan het werk gezien. Dat was tijdens een debat in Antwerpen, georganiseerd door de Vlaamse liberale denktank Liberales. Hirsi Ali werd bijgestaan door toenmalig SP.A-senator (nu bij Lijst Dedecker) Mimount Bousakla, en tegengesproken door twee imams.
Het was een frustrerende ervaring. De partijen stonden zo ver uit elkaar dat er van een debat geen sprake was. Hirsi Ali herhaalde haar bekende stelling dat de Koran, en de manier waarop moslims die letterlijk nemen, aan de basis lag van de achterstand van de islamitische wereld, en de moslims in het Westen. De imams lachten dat weg: de islam is een vrouwvriendelijke religie, homo's en ongelovigen zijn top, moslims hebben geen problemen met de vrijheid van meningsuiting. En als er dan toch eens een enkeling is – een minderheid! opgeklopt door de media! – die onbeleefde dingen zegt tegen een sexy meisje, dan is dat onislamitisch en veroordelen ze dat met klem. Maar ja, wat kunnen zij eraan doen?
De hel tegenover het paradijs. Ergens tussen de twee lag waarschijnlijk de echte wereld, maar daar werd niets over gezegd.
Achteraf schreef ik: "Bij Hirsi Ali heb ik altijd een dubbel gevoel. Een vrouw die haar leven riskeert voor haar overtuiging, daar moet je bewondering voor hebben. Haar komt ook de enorme verdienste toe dat ze de emancipatie van allochtone vrouwen op de politieke agenda heeft gezet. (…) Maar ze voert dit soort debatten nu al zo lang: waarom blijft ze contraproductieve, zinloze controverses zoeken? Ook nu weer begon ze, bijvoorbeeld, haar bekende verhaal te vertellen over de Profeet, die getrouwd was met een negenjarig meisje. Ze heeft dat al zo vaak verteld, ze weet toch wat het resultaat is? De tegenpartij wordt boos, er ontstaat een theologisch-historisch twistgesprek over de kwaliteiten van de Profeet als echtgenoot en minnaar, een twist die geen enkele relevantie heeft en alleen leidt tot ergernis en onbegrip. Zijn er veel moslims in Nederland of België die, in navolging van de Profeet, trouwen met negenjarige meisjes? Nee? Laat dat dan toch rusten!"
Het is een veelgehoord verwijt aan Hirsi Ali en haar aanhangers, onder wie ook Ehsan Jami. Ze hebben misschien gelijk, maar ze doen wel érg hun best om een gesprek over hun standpunten in het honderd te laten lopen. Zoals blijkt uit de hierboven geciteerde column, ben ik ook gevoelig voor dat argument. Op zich vond ik het hoopvol dat ook de twee mannelijke deelnemers aan dat debat vrouwenrechten en individuele keuzevrijheid belangrijk vonden. Hier was een basis voor een onvermoede coalitie, dacht ik. Alleen kwam die er niet, omdat Hirsi Ali het alweer over de Profeet als pedofiel wilde hebben. Hirsi Ali streed tegelijkertijd voor vrouwenrechten én het recht op het beledigen van religieuze gevoelens. Die twee gevechten op hetzelfde moment willen voeren, vond ik contraproductief.
Anderzijds. Inhoudelijk zijn alle partijen in de richting van Hirsi Ali opgeschoven. Vrijwel alle politici erkennen dat er onder moslims sterke vrouw- en homo-onvriendelijke tendenzen bestaan, dat ze het overdreven moeilijk hebben met kritiek op hun geloof, en dat dat vroeger genegeerd werd uit angst racistisch over te komen. Eigenlijk gaat het debat enkel nog over minder essentiële punten: hoe groot het probleem is (gaat het om alle moslims of om een minderheid?), of het religieus van aard is, dan wel cultureel (moet je de Koran verbieden, of is het geloof eigenlijk wél vrouwvriendelijk, en wordt het misbruikt door mannen?), en hoe je er strategisch het beste mee omgaat (provoceren of diplomatisch achter de schermen werken?). Het is niet min dat een politica erin slaagt om een consensus te bereiken over haar kernpunten, zeker niet als die dermate controversieel zijn.
Misschien had ze dat wel nooit bereikt, als ze niet geprovoceerd had. Cisca Dresselhuys, hoofdredactrice van Opzij: "Ook de strijd van de Dolle Mina's en de bezetting van de abortuskliniek Bloemenhove in 1975 verliep niet zachtzinnig. De voortrekkers maken de ruimte die vervolgens kan worden benut door wat voorzichtiger uitgevallen vrouwen."
Maar mag je nog wel ‘voorzichtiger uitgevallen' zijn?
"Tolerantie is een beeldbepalend thema voor GroenLinks. De partij is zich er goed van bewust dat de zichtbare rol die GroenLinks speelt als hoeder van verdraagzaamheid en/in een multiculturele samenleving enigszins tegen de tijdsgeest ingaat. Anders gezegd: je wint er geen stemmen mee."
Aldus Bram Van Ojik, voorzitter van de commissie die het (slechte) verkiezingsresultaat van GroenLinks in november 2006 evalueerde. "Het past niet bij onze partij om dan maar een toontje lager te zingen" , voegt hij eraan toe. Dat leidt alvast tot één probleem: "GroenLinks is te diep in een niche terechtgekomen om verkiezingen te kunnen winnen."
"Toch zie ik hoopvolle signalen dat de maatschappij weer wat opener wordt", denkt Van Ojik, als we hem bellen voor een commentaar. "Uit recent mentaliteitsonderzoek van het de opiniepeiler Motivaction blijkt dat er weer meer waardering komt voor de rol die allochtonen spelen in onze samenleving. Het is goed dat Fortuyn en Hirsi Ali een correctie hebben aangebracht op het multiculturele denken. Dat was inderdaad naief, we hebben de zaken mooier voorgespiegeld dan ze zijn. Maar we hebben eruit geleerd. Vroeger stond GroenLinks voor ‘integratie met behoud van de eigen identiteit.' Nu streven we naar ‘integratie door emancipatie'. Dat is een fundamentele koerswijziging. De kwestie Ehsan Jami is heel erg ongemakkelijk voor linkse partijen. Jami heeft het recht om te zeggen wat hij wil en het is natuurlijk onaanvaardbaar dat hij daarvoor aangevallen wordt – maar tegelijk staan wij voor een gematigde reactie: kan het niet wat minder hard? Dat is een lastige positie om over te brengen, zeker als de gemoederen hoog oplopen."
Veel intellectuelen, politici en partijen zoeken naar een politieke lijn die de kritiek van Hirsi Ali en haar medestanders serieus neemt, zonder het kind met het badwater weg te gooien, en volledige bevolkingsgroepen, of een hele religie te verwerpen. Het is een middenpositie die voortdurend verdedigd moet worden. Wie nuanceert, krijgt het verwijt dat hij verbloemt. Wie diplomatisch is, lijkt laf. De verdedigers van Hirsi Ali zijn er immers in geslaagd iedereen die het niet voor de volle 100% met hen eens is, te bestempelen als aanhanger van een decadent cultuurrelativisme, "waarop de voorstanders van een multiculturele samenleving zich beroepen om de schending van kernwaarden van de christelijke, joodse en humanistische beschaving te rechtvaardigen." (Frits Bolkestein).
Hoe vaak er ondertussen ook betoogd is dat multiculturalisme niets te maken heeft met relativisme, en dat het alle liberale waarden onderschrijft: de term blijft terugkeren. De Franse filosoof Pascal Bruckner, in debat met "apostelen van het multiculturalisme" Ian Buruma en Timothy Garton Ash, neemt zelfs "Jihad collaborateurs" in de mond. En dat terwijl Buruma en Garton Ash expliciet de verworvenheden van de Verlichting verdedigen, en erkennen dat er binnen de islamitische wereld een religieuze fascistische beweging is opgestaan. Ongetwijfeld is het een vorm van wraak voor alle keren dat de linkse kerk tegenstanders van racisme beschuldigd heeft, of hen vergeleek met de nazi's.
De kerk in het midden?
Is het voor linkse partijen meer dan moeilijk om in het gepolariseerde Nederland een middenpositie aan te houden, in een andere politieke familie doen twee partijen dat met veel succes: de ChristenUnie van André Rouvoet, en het CDA van Jan Peter Balkenende. Met hun pleidooi voor waarden en normen houden ze zich ver van het ‘recht op beledigen' van de belijdenisliberalen, terwijl ze tegelijk stelling nemen tegen de ‘decadente normloosheid' van links.
Hans Wansink: "Zij bekritiseren het te ver doorgeslagen individualisme. Het discours van de jaren zestig was uit de hand gelopen – egoïsme en genotzucht heerste, en het multiculturalisme heeft de samenleving ontwricht. In hun analyse heeft het liberale individualisme gezorgd voor een asociale hufterigheid, terwijl de socialistische welvaartstaat burgers het idee gegeven heeft dat ze voor niets zelf nog verantwoordelijkheid moeten nemen. Mensen gaan zich louter gedragen als consument van de samenleving. De christendemocraten doen een appèl op de burgers zélf. Ze schuiven fatsoensnormen naar voren, burgerzin en sociale cohesie."
Om bij de thema's van deze Ons Erfdeel-reeks te blijven: de waarden-en-normers richten hun pijlen niet in de eerste plaats op de multiculturele samenleving (al gaat het hen ook daarover), maar houden zich vooral bezig met religie en sociale cohesie. Ook zij zoeken naar een derde weg op de postmateriële as, een wervend ideaal dat het verdeelde Nederlandse volk weer één kan maken, maar zij leggen de nadruk niet zozeer op de individuele rechten, maar op gemeenschapswaarden.
Hoewel dat gemeenschapsdiscours in linkse kringen eerst op hoongelach werd onthaald, vind je vandaag steeds meer progressieven die er wel wat in zien. Sociale cohesie, is dat niet hetzelfde als solidariteit? Is dat appèl aan burgerzin niet hetzelfde als het oude volksverheffingsideaal? En wat is multiculturalisme – het echte, niet de karikatuur – anders dan met empathie de worsteling van anderen in deze maatschappij proberen te begrijpen, en vanuit die empathie, met respect voor verschillen, aan een gedeelde samenleving werken; zonder daarom alles maar meteen goed te keuren?
Christenen doen dat beter dan liberalen, schrijft Geert Mak. Zij "begrijpen, vanuit hun traditie, de onderliggende waarden van de islam veel beter dan niet gelovigen, en de dilemma's van moslims binnen de moderne samenleving zijn hun maar al te goed bekend."
Joost Zwagerman citeert instemmend de Vlaamse hoogleraar Geert Buelens, die in De Morgen schreef: "Wanneer Balkenende spreekt over normen en waarden, beginnen linkse opiniemakers automatisch te lachen. (…) Terwijl links had moeten zeggen: inderdaad, normen en waarden – daar zijn wij helemaal voor. En dit zijn die van ons: wederzijdse verantwoordelijkheid, gemeenschapsvorming, vrijheid en welzijn. Door vanuit de coffeeshop het debat te weigeren, gaf links het morele monopolie in handen van conservatieven die hierdoor al te makkelijk kunnen blijven beweren dat het progressieve discours niet verder komt dan onverantwoordelijke genotzucht en escapistisch laat-maar-waaien. Als we een toekomst willen waarin onze waarden een rol spelen, moeten we ze op een positieve manier op tafel leggen en verdedigen. Hoe oncool en onpostmodern dat ook moge zijn."
En dus zie je een vrij merkwaardig bondgenootschap ontstaan, toch voor wie, zoals ik, opgegroeid is in een sterk antigodsdienstige linkse traditie, die zichzelf complimenteerde met haar rebelsheid, en van provocatie haar handelsmerk maakte. Je ziet de meeste linkse intellectuelen en politici naar een midden neigen, dat geherdefinieerd is in christendemocratische termen. Bouwen aan sociale cohesie, burgerzin, fatsoen, gemeenschappelijke waarden, maar met respect voor traditie, religie en individuele keuzes: het heeft meer raakvlakken met het multiculturele ideaal dan de hoge, onverzoenlijke toon van de liberalen. "De boel een beetje bij elkaar houden, om de woorden van Job Cohen maar weer eens aan te halen, is de meest ambitieuze en de moeilijkste politieke opdracht die je jezelf in deze tijd kunt geven." De opdracht die de PvdA zichzelf stelt: "laten zien dat de radicale middenkoers (…) de enige mogelijke linkse keuze vormt."
Dag, land van kleine gebaren
De afgelopen jaren is er vaak gezegd dat Nederland "op zoek is naar zichzelf". Dat wordt meestal meewarig bedoeld: het land is de kluts kwijt, het is op drift, de boot zwalpt. In Vlaanderen zegt men het niet zonder leedvermaak. Keken die Nederlanders al niet jaren hoofdschuddend naar België, met zijn Vlaams Belang, zijn communautaire twistappels, zijn bestuurlijke verrotting en wantrouwen in de politiek? Ha, ze dachten dat ze immuun waren!
Tijdens mijn verblijf in Nederland heb ik gezien dat die zwalpende boot wel degelijk een richting uitgaat. De vier stukken die ik voor Ons Erfdeel schreef – over multiculturaliteit, religie, sociale cohesie en politiek – vertellen in grote lijnen hetzelfde verhaal. Nederland rekent af met de maatschappelijke, culturele en politieke mores die sinds de omwenteling van de jaren zestig gemeengoed waren geworden, en die in de jaren negentig volgens velen hun stadium van decadentie hadden bereikt. De individualisering en de secularisering, zo leeft sterk, hebben gezorgd voor een samenleving die als los zand aan mekaar hangt, met asociale burgers die hun verantwoordelijkheid niet meer nemen. Hufertigheid, wantrouwen en zinloos geweld zijn de uitwassen daarvan. De immigratiegolven sinds de jaren zestig hebben de maatschappelijke desintegratie versterkt. De multiculturele ideologie, zoals die uitgedragen werd door een als arrogant en wereldvreemd ervaren linkse elite, was niet in staat om het groeiende onbehagen daarover te keren, ook al omdat ze in het beleid meestal neerkwam op een onverschillig negeren van de problemen.
9/11 en Pim Fortuyn markeerden het keerpunt. Sindsdien zoekt Nederland heel actief naar manieren om weer één gemeenschap te vormen. Daarin zijn er twee dominante stromingen (die elkaar op verschillende punten overlappen). De liberale stroming, door sommigen ongelukkig ‘Verlichtingsfundamentalisme' genoemd, legt sterk de nadruk op de individuele vrijheden, die bedreigd worden door de islamisten en hun multiculturele vrienden. De christendemocratische stroming benadrukt het belang van gemeenschapswaarden. Linkse partijen en intellectuelen zitten geprangd tussen de twee, niet alleen omdat hen de malaise verweten wordt, maar vooral omdat individuele vrijheden én maatschappelijke samenhang ook linkse waarden zijn.
Dat betekent dat het Nederlandse politiek zich dominant afspeelt op de postmateriële as. En politiek zie ik in de meest brede zin: het publieke debat. Zoals ik eerder al schreef: Nederland is veel totaler bezig met haar maatschappelijke fond dan Vlaanderen. Als er in heel Nederland een opmerkelijke stijging te noteren valt van de interesse voor religie, als er overal initiatieven genomen worden om de sociale cohesie te bevorderen, dan wijst dat erop dat het appèl aan de bevolking om mee te denken over de samenleving, niet in dovemansoren gevallen is.
Daarom ook ben ik blij dat ik het afgelopen jaar over Nederland heb mogen schrijven. Ik ben ervan overtuigd dat bovenstaande vaststellingen met enige aanpassing ook opgaan voor Vlaanderen. Maar bij ons weerklinken slechts flauwe echo's van de Nederlandse discussie. Door Nederland waait dan misschien een storm, die krijgt vele malen mijn voorkeur boven het briesje dat Vlaanderen beroert. In mijn land wordt gretig verwezen naar de heftige toon, de beledigingen, en uiteraard de twee politieke moorden. Men kijkt dan met opzet weg van de vele beheerste en intelligente discussies die er in Nederland ook gevoerd worden, tot op internationale forums toe.
De Nederlandse politiek gààt ergens over. Over de samenleving in haar geheel. Als ik kijk naar het aanslepende formatieberaad van de Belgische regeringspartners, waar het communautaire het alfa en omega is van de onderhandelingen, kan ik alleen maar dankbaar zijn dat ik het afgelopen jaar vaak in Nederland heb mogen vertoeven.
Antwerpen, 22 augustus 2007