Bij momenten weet je toch echt niet wat je ervan denken moet. Het bericht bereikt de wereld dat nieuwkomers in Brugge voortaan ook in het Brùgs onderwezen zullen worden, omdat het Nederlands dat ze leren in hun inburgeringcursus, in die streken eigenlijk nergens gesproken wordt. Wat doet onze lokale Antwerpse zender ATV? Ze denken: aha, bij ons spreken ze ook een onverstaanbaar dialect, laat ons kijken of dat hier ook geen goed idee zou zijn. En ze sturen Youssef El Mousaoui uit om typische Antwerpenaars naar typisch Antwerpse woorden te vragen, apzjaar en pagadder en akketaat, om dan te kunnen zeggen: nee, die ken ik niet.
Dat is toch om onnozel van te worden. Youssef is een Marokkaan! Marokkanen zijn oudkomers, in die heerlijke nieuwspraak van het inburgeringsbeleid. Hoe typisch is dat weer van de Vlaamse bedenkers van dat soort reportages, om een item over nieuwkomers – zwarten, Aziaten, Oosteuropeanen die hier als volwassenen aankomen – te illustreren met een filmpje van een Marokkaan die in Antwerpen opgegroeid is en geen écht plat Antwerps kent omdat niémand van zijn en mijn generatie nog die geriatrische vorm ervan spreekt! Migranten zijn migranten, wie kan het wat schelen, en het is weer een gelegenheid om het glorierijke Antwerpse dialect in de kijker te zetten, alsook de kostelijke domheid van al die boeren die wel bij ons wonen maar nooit écht Antwerps zullen zijn, omdat ze niet weten wat een moerzeiker is.
Ironisch is het ondertussen wel. Zitten wij jarenlang erop te hameren hoe belangrijk het is dat nieuwkomers Nederlands te leren – blijkt dat we zelf geen Nederlands spreken. Dzju. Zelfs al spreken de Bruggelingen niet écht dialect, zelfs al spreken ze gewoon een tussentaal, dan nog verstaan de in het Algemeen Nederlands geschoolde inwijkelingen ze niet. Wat had je verwacht? Als zelfs Nederlanders het soms zo moeilijk hebben met Vlaams, dat ze ons in het Duits aanspreken?
(Nu is het in de Vlaanders echt erg. Ik heb ooit twee uur gereden van Antwerpen naar een lezing in Kortrijk, enkel om onverrichterzake terug te moeten keren: niemand, werkelijk niémand kon mij in verstaanbaar Nederlands uitleggen hoe ik, op luttele kilometers van mijn doel, het adres in kwestie kon vinden. Alleen wirrekirre verstond ik, omdat ik dat kende uit In de Gloria.)
Opvallend is dat de inspanning alweer bij de nieuwkomer gelegd wordt. Van de Brugssprekende buren vragen of ze op het Nederlands zouden kunnen overschakelen, als ze vaststellen dat de gesprekspartner hun dialect niet beheerst? Dat is veel gevraagd. Dus leert de nieuwkomer Nederlands, daarna dialect, vervolgens nog wat jongerentaal en een korte opfrissingsbeurt overheidsjargon – en dan, als hij zeventig is en al vijftig jaar in België, dàn gaan we eens gezellig babbelen zie. Tedzju, spreekt die buur toch wel sms-taal zeker!
Vraag is ook of het wel geaccepteerd zal worden, zo'n neger die h zegt waar g moest staan. Dialect is nòg emotioneler, nog persoonlijker, nog meer aan straat en familie gebonden dan de standaard, waarvan Vlamingen tenminste aanvaarden dat we die allemaal moeten leren als een vreemde taal. Als Antwerpenaars er nu al een irritant spel van maken om Gentenaars of Nederlanders te plagen met hun verkeerde klemtoon in "Sint-Jansplein", of de foute verkleinvorm in "pinteke" – wat zouden ze doen met een Albanees die "apzjaar" zegt?
Het toont alvast aan dat al dat politieke gebabbel over inburgering, integratie en hoe belangrijk taal daar wel niet bij is, veel gezoem is. Natuurlijk is taal belangrijk. Natuurlijk is het fantastisch om "een ontspannen babbeltje met je buren te slaan", zoals nu ook weer in Brugge te horen was. Maar communicatie is een ontzettend complex fenomeen. Elkaar begrijpen, echt begrijpen, is veel moeilijker dan het steeds weer voorgesteld wordt. Iedereen spreekt zijn eigen versie van een taal. En iedereen kent er een emotionele lading aan toe. Het gaat niet alleen om elkaar begrijpen. Het gaat er ook om elkaar te willen begrijpen.
Want dat is uiteindelijk het belangrijkste: als een Chinees en een Rwandees met elkaar willen praten, dan zullen ze daarvoor alle truuken van de foor uit de kast halen. Vakantieliefdes, verdwaalde pinguïns op de Evenaar: desnoods spreken ze een terplekke uitgevonden vorm van Esperanto, maar praten zullen ze. Je gaat me niet wijsmaken dat een Bruggeling, als hij al geen Nederlands kan, toch niet minstens het Engels of het Frans of het hihi-haha-vely-nice beheerst. Die West-Vlamingen gebruiken hun taal als een tuinhek: tot hier en niet verder. Net zoals Antwerpenaars dat doen. Leer ze mij niet kennen.