De kogel is door de kerk. Onze zoon van twee gaat dan toch niet naar het kleuterschooltje waarvoor ik vorig jaar nochtans een middag en een nacht gekampeerd heb om hem erop te krijgen, maar zal hier gewoon om de hoek naar de buurtschool gaan. Waar we overigens, bijna een jaar na het begin van de inschrijvingen, nog steeds probleemloos een plaats voor hem gevonden hebben.
Het is een beslissing die niet altijd makkelijk uit te leggen valt. Waarom zou je een begeerde school met een prachtige stadstuin en wat ouders zoals wij 'een goede sociale mix' noemen – om en bij de zeventig procent Vlaamse kinderen van de vierde, vijfde, zesde generatie – omruilen voor een vrijwel honderd procent zwarte school, waar de meeste ouders zoals wij zelfs niet gaan kijken?
Da's al een begin van het antwoord: omdat we er zelfs niet waren gaan kijken. En omdat ons dat, in de maanden na het kamperen, altijd maar dwarser was gaan zitten. We zijn met veel plezier in een gekleurde volkswijk gaan wonen, en echt niet alleen omdat de huizen hier zoveel goedkoper zijn, want dat is niet meer zo. En toch lieten we ons bevangen door de koorts die vrijwel alle blanke nieuwkomers in onze wijken in de greep krijgt, zodra er een school voor de kinderen gezocht moet worden: je informeert je enkel bij ouders uit dezelfde klasse, negeert bewust drie, vier scholen die pal om de hoek liggen, en stormt allemaal naar dezelfde plekken. Die dan, door de wet van de sociale selectie, schrikbarend snel verblanken.
Een tweede reden ligt in de bevolkingscijfers. Gazet van Antwerpen pakte er maandag nog mee uit: 56procent van de kinderen in onze stad is vandaag van niet-Vlaamse origine. Tegen 2020, zo lees ik, zal twee derde van de Antwerpse jongeren uit een allochtoon gezin komen. Onze zoon is dan twaalf.
Als er iets van belang is – behalve dat hij goed leert knippen en kleuren en spellen en turnen – dan is het wel dat hij van jongs af aan op een normale, natuurlijke manier ervaring opdoet in wat het betekent om in zo'n gekleurde stad te leven. Dat zijn kennis ervan geworteld is in vriend- en vijandschap, in emoties en empathie. Niet zoals bij ons, die nu nog altijd boeken, websites en Annemie Struyf nodig hebben om onze eigen buurt, onze eigen stad, ons eigen land te leren kennen.
En als het enkel over onze generatie ging, dan kun je nog zeggen: goh ja, het vraagt zijn tijd. Maar de segregatie gaat onverminderd verder.
Verscheidene keren per maand word ik gevraagd om in een Vlaamse school te komen spreken. Dat gebeurt vaak in het kader van een 'projectweek diversiteit'. En dan sta ik daar, naar best vermogen en ook maar puttend uit mijn eigen ervaring en inzichten, voor een vrijwel honderd procent hagelwitte klas te vertellen over 'hoe het is'. En dan denk ik: deze leerlingen zijn geboren in 1994, dertig jaar na de grote oversteek – hoe komt het dat zij daar niet meer over weten dan ik? Het doet me soms denken aan de oude jongens- of meisjesscholen. En ik ben dan de pater die seksuele voorlichting komt geven. 'Vader, klopt het dat de vrouw erop uit is om ons te ontmannen?'
Maar de belangrijkste reden is natuurlijk dat het een goeie school is. Ik gooi mijn kind niet voor de leeuwen uit een of ander sociaal engagement. Precies omdat het een school is met speciale noden, zetten ze heel hard in op hun kinderen – ook op hen die uit een kansrijk milieu komen.
Dat wordt ons ook van alle kanten bevestigd door ouders die dezelfde stap gezet hebben – in Antwerpen Noord, in Borgerhout, ja zelfs in Molenbeek. Dat gaf voor mij de uiteindelijke doorslag: als ze het zelfs in Molenbeek durven, waarom zouden wij dan twijfelen?
En natuurlijk ben ik soms bang dat het toch de verkeerde beslissing was.
Niet zozeer omwille van zijn taalontwikkeling, het vaakst gehoorde argument; die wordt thuis zo intensief gestimuleerd, dat een paar anderstalige klasgenootjes dat echt niet op de helling zullen zetten. Mijn angstdromen gaan eerder over verjaardagsfeestjes waar geen klasgenoot op komt opdagen, omdat ze niet mogen van hun ouders. En, uiteraard, over salafistische kleuters die mijn zoon 'kleine satan' noemen, omdat hij een joodse naam draagt.
Maar goed, dat zullen we dan wel zien. En als het tegenvalt, dan vinden we wel een uitweg. Voor ouders als wij is die er altijd.
Weet u waar ik emotioneel nog het meeste moeite mee heb? Gek genoeg: dat het een katholieke school is. Terwijl dat, in de huidige context, nu eens geen enkel belang meer heeft.