Het had dus allemaal terughoudender gemoeten, de media-aandacht voor het proces-Clottemans. Serener. Minder – het woord ligt als een eeltvijl op onze tong – sen-sa-ti-o-neel. 'Een proces is geen Grieks drama' wijst de bond van Vlaamse balies ons in deze krant terecht. 'Op de duur zaten we in de slaapkamer van de verdachte!' moppert Walter Van Steenbrugge in De Morgen. En als zelfs Jef Vermassen in alle media loopt te klagen dat Vic Van Aelst te veel in alle media is geweest – nu ja.
Sta me toe een grimasje te maken. Ik weet niet of u ooit een assisenzaak hebt gevolgd. Als er nu íemand daar een Grieks drama van maakt, dan zijn het wel de advocaten zelf. Nooit van je leven heb je grotere drama queens gezien; nooit van je leven werden er meer pathos, emotie en sensatie bij elkaar gevonden. Zo'n slotpleidooi: dat duurt gemakkelijk een halve dag. De advocaat begint voor het spreekgestoelte, klimt er gaandeweg bovenop, trekt zijn soutane los, laat zijn stem aanzwellen tot hij doet denken aan die tele-evangelisten van wie je dacht dat die alleen in Amerika bestaan én hij doet dat bovendien in een stijl waarvan zelfs Hendrik Conscience moet hebben gedacht: 'Dat is misschien een béétje melodramatisch, Henri.'
'Het verhaal begint met een vergeet-mij-nietje.' Zo begon Jef Vermassen afgelopen dinsdag zijn slotpleidooi. Op de achtergrond speelde Morgenstimmung van Grieg. 'Die werd een kruidje-roer-mij-niet. Zij kwam een prachtige zonnebloem tegen! En het vergeet-mij-nietje werd een gifplant, een wurgplant.' Vier uur later – de advocaat hing tegen dan tegen het gebinte, het zweet spatte van zijn voorhoofd, zijn ogen brandden en hij sprak in een soort Vlaams waarvan zelfs Hugo Claus moet hebben gedacht: 'Dat is misschien een béétje exotisch, Hugo' – vier uur later dus, Grieg was al lang vervangen door een razende Wagner, stak hij zijn priemende vinger uit naar de wurgplant en hijgde: 'Gij… Gij zijt een dame met een zwarte ziel.'
Sereen, Jef. Terughoudender vind je niet.
Ik denk nog vaak aan de ene assisenzaak die ik volledig heb bijgewoond: het proces van Hans Van Themsche, alweer drie jaar geleden. Ik schreef toen dat het me aan een rouwdienst deed denken, een kerkdienst zelfs. De gezwollen taal, het aanroepen van hemel en hel, het collectieve huilen soms, maar ook de collectieve lach die voor ontlading zorgt – de rituele functie viel me het sterkste op. Er was toen ook veel kritiek op de uitvoerige media-aandacht. Kon het niet allemaal wat serener?
Míj kwam het voor alsof de media slechts een verlengstuk waren, een spiegel zo u wil, van wat er in de assisenzaal zelf gebeurde. Het was daar dat de emotionele oorlog het hevigst woedde. Of hoe moet ik het omschrijven als zelfs de aanklager – een voorname, strenge man – zich ontpopte tot een boze broeder Grimm? 'Als dan de maan schijnt door de bomen, en daar wordt op uw deur geklopt, dan zal het niet zijn om het schoentje van Luna te vullen. Nee, het is Van Themsche, met zijn geweer, om dat schoentje af te pakken!'
Om maar te zeggen: ik vind het gek dat advocaten de sensatiezucht in de eigen rechtszaal ontkennen, en doen alsof dat louter een kwestie van de straat is: wij zijn terughoudend en sereen, zoals het onze beroepsgroep past – maar dat volk, dom gehouden door zijn media, ju toch!
Als een proces aan kwaliteit wint door redelijkheid, ratio en rust, en als de rechten van verdachten geschaad worden door in hitsige termen over hen te spreken in de krant, zou men dan ook niet beter stoppen met hen voor de rechtbank zelf te bestempelen als 'duivel', 'wurgplant' of 'monster'?
Al maken ook die oproepen tot sereniteit wellicht gewoon deel uit van het ritueel. Geschrokken van de eigen emoties, raapt de burger zich bij elkaar. Dat was ik niet, zegt hij, die daar zo woest tekeerging. Dat was ik niet die huilde, dat was ik niet die 'zwarte ziel!' geroepen heeft. Ik ben jurist. Een man van recht en rede. Ik lees nooit de krant! Of toch: voor de beursberichten.