Deze column verscheen in De Standaard van 12 mei 2012. Wat vooraf ging: de Vlaamse minister van Inburgering gaat naar Marokko om een “starterspakket voor gezinsherenigers” voor te stellen, een brochure die Marokkanen, die op het punt staan naar Vlaanderen te migreren, enige nuttig geachte informatie geeft. De toon en inhoud ervan leiden tot hilariteit.
Hoe heerlijk is het om je weer zestien te voelen. Zoals wij in de vroege jaren negentig grolden over de vermeende eis van het beleid dat allochtonen hespenrolletjes met witloof in kaassaus zouden moeten kunnen bereiden – ‘ik kan dat ook niet, moet ik nu terug naar eigen land?’ – zo zag je deze week mensen zich vrolijk maken over zinnen uit dat starterspakket voor gezingsherenigers. ‘Allez, “De Vlaming is stipt”, ik ben nochtans altijd te laat.’ Ah, het inburgeringsdebat: altijd hetzelfde, altijd hetzelfde. Van karikatuur over karikatuur vestigt zich de multicultuur.
Het was snel duidelijk welke vorm de reacties aannamen: wij, leden van het moderne, superdiverse Vlaanderen, tegen de kerktoren-nationalist Bourgeois. En zoals altijd kom je dan terecht in een steriele profilering tussen twee groepen waar het eigenlijk niet over gaat. Noureddine Farihi bijvoorbeeld, die in artikels afwisselend werd aangeduid als ‘Mo uit Thuis’ en ‘de Marokkaanse gemeenschap’, ging helemaal los met: ‘Geert Bourgeois schildert Marokkanen af als beesten’. Resul Tapmaz van de sp.a haalde de koloniale tijd erbij. Het was wachten tot iemand aan de Nazi’s dacht, en ja hoor, daar had je Camps al: ‘In Casablanca gaan toeteren dat Vlamingen het Ubervolk zijn, dat zich om 3 uur ’s nachts niet nog eens omdraait, is vendelzwaaien met dementie.’ En er was die gemakkelijke ‘Bent u een “model-Vlaming”’-internettest van deredactie.be, waar iedereen, ik incluis, extreem laag op scoorde, al was het maar omdat we daar bewust op aanstuurden.
Bekijk je dan dat pakket, dan valt dat reuze mee. Een paar ongelukkig geformuleerde zinnen terzijde, bespreekt de brochure best relevante onderwerpen. Bovendien was dit geen tekst van de N-VA. Het kabinet-Bourgeois was opdrachtgever, maar de coördinatie zat bij de Koning Boudewijnstichting, die toch een reputatie heeft opgebouwd in het verzamelen van kennis en expertise over diversiteit en migratie. In de stuurgroep die het pakket begeleidde, vinden we ook het onderzoeksinstituut voor arbeid en samenleving van de KULeuven (HIVA), het Kruispunt Migratie, en de vzw Ella, het voormalige Steunpunt Allochtone Meisjes en Vrouwen. Geen van die organisaties kan worden beticht van een nationalistische agenda.
Het was interessanter geweest indien de critici hun voordehandliggende doelwit hadden gelaten voor wat het was, en de discussie hadden gevoerd op het niveau waar ze hoorde: hebben die expertise-centra hun rol gespeeld? Is dit een voorbeeld van hoe hun vergaarde kennis over de motieven, keuzes, tegenslagen en successen van huwelijksmigranten kan resulteren in beleidsondersteunend advies? Is het eenvoudige taalgebruik geschikt voor deze doelgroep? Worden de vragen die de aanstaande migranten hebben, beantwoord? Kortom: helpt dit pakket hen om hun eigen ambities te verwezenlijken, en noodlottige fouten te vermijden, in hun nieuwe land?
Wat dat betreft vallen er toch wel wat vragen bij te stellen. Het pakket gaat, vind ik, sterk uit van de noden van het ontvangende land: de opmerkingen over stipt komen, binnenshuis leven, geen lawaai maken na tien uur of de straat proper houden, komen tegemoet aan ergernissen die autochtone Vlamingen hebben over nieuwkomers. Verder lijkt het vooral te willen waarschuwen voor klassieke valkuilen: omdat intrafamiliaal geweld vrij hoog ligt in de doelgroep, zeggen we alvast dat je je vrouw en kinderen niet mag slaan. Omdat allochtone kinderen het minder goed doen op school, zeggen we alvast dat je ze bij hun huiswerk moet helpen. Dat is allemaal belangrijk. Maar het is ook erg defensief.
Daarbij komt dat de informatie over hun nieuwe leefomgeving inderdaad weinig volledig of relevant is. De meeste migranten komen terecht in de steden, waar hun naaste buren zeker niet in de eerste plaats buurtfeestende, hun afval sorterende, in verenigingen actief zijnde autochtonen zullen zijn. Ze zullen ook moeten leren samenleven met nieuw- en oudkomers uit andere delen van de wereld. Hun eerste uitvalsbasis zal de lokale ‘eigen’ gemeenschap zijn, en dat heeft ook zijn voordelen. Waarom die niet noemen? En dat veel autochtonen ronduit vijandig staan tegenover vreemdelingen, had ook wel gezegd mogen worden. Voor veel nieuwkomers is dat schokkender dan het feit dat we hier zo open staan tegenover homo’s.
Maar vooral: die mensen staan voor een enorme stap in hun leven. Geef ze ook iets om naar uit te kijken.