De Standaard, 23 december 2017
Er is iets vreemds gaande. Belgen, Nederlanders en ook andere Europeanen staan vandaag minder negatief tegenover migranten en vluchtelingen dan vroeger.
Ik zeg met opzet ‘minder negatief’. De afwijzing scheert nog altijd hoge toppen. Maar minder hoge dan voorheen. Dat alleen is opzienbarend.
Normaal volgt er nu een ‘dat blijkt uit een studie van’, waarna u met de ogen rolt en denkt: ‘Een “studie van”, het zal wel. Volgende week verschijnt er een andere “studie van” die het tegenovergestelde beweert.’ Maar dat is hier niet het geval. Het blijkt uit vier verschillende studies-van. Serieuze, die een evolutie over 15 tot 30 jaar in kaart brengen.
Contra-intuïtief
Deze week verscheen er zo een rapport van de universiteit van Leuven, het Belgische luik van de prestigieuze European Social Survey, die sinds 2002 om de twee jaar de opvattingen van Europeanen over allerlei thema’s meet. Wat bleek daaruit? In 2002 vond slechts 18 procent van de Belgen dat de regering soepel mocht zijn met de toekenning van asiel. In 2016 was dat aandeel gestegen tot 30,5 procent. De groep die meent dat de meeste asielzoekers liegen als ze zeggen dat ze thuis vervolgd worden, daalde van 43 naar 29 procent.
Veel aandacht was er niet voor, dat is wel vaker zo als onderzoek tegen de intuïtie ingaat. Mij was het opgevallen omdat er in Nederland een week eerder nog verrast werd gereageerd op een rapport van het Sociaal Cultureel Planbureau. Dat had de resultaten van zijn laatste De sociale staat van Nederland vergeleken met die van eerdere edities, tot die van 1994. En kijk. In dat jaar vond nog 49 procent van de Nederlanders dat er te veel vreemdelingen in Nederland woonden. Vandaag is dat 31 procent. Het percentage dat soepel wil zijn voor politieke vluchtelingen steeg van 75 naar 85 procent. Zelfs de groep die economische migranten wil toelaten, is groter dan toen (al blijft het een minderheid): van 25 naar 45 procent. ‘Misschien contra-intuïtief’, vonden de onderzoekers zelf.
Ik contacteerde Jaak Billiet, de Leuvense socioloog die al sinds 1991 Belgen bevraagt naar hun houding tegenover migranten. Hij heeft begin dit jaar een vergelijking gepubliceerd van al zijn peilingen. En ook daar: de resultaten bleven al die tijd vrij stabiel, behalve aan het eind. Tussen 2010 en 2014 is er een opmerkelijke daling van de negatieve attitudes. Billiet wees me erop dat Sociaal-culturele verschuivingen in Vlaanderen, het onderzoek van de Vlaamse overheid, eenzelfde kentering optekent.
Pluimen op de hoed
Ik vind dat verbluffend. Als je kijkt naar wat er de afgelopen kwarteeuw in het nieuws is geweest, dan verwacht je toch dat het etnocentrisme alleen gestegen kan zijn? Aanslagen, rellen, een economische crisis, een vluchtelingenstroom. Filip Dewinter, Geert Wilders, Donald Trump. Guido De Moor, Joe Van Holsbeeck, Mohamed Achrak. Charlie Hebdo. Anders Behring Breivik. Sharia4Belgium. De Blokkendoos. Zoveel, zoveel momenten waarop de spanningen niet te harden leken – zoveel momenten waarop ik dacht: dit houdt het weefsel niet. En toch zie je over die jaren, op de achtergrond, een trage klim van de acceptatie.
Hoe dat komt, daar hebben we het raden naar. Was ik een politicus van de huidige meerderheid, ik zou de pluimen op mijn hoed steken. Is het immers niet tijdens de ‘politiek correcte’ jaren negentig dat de afwijzing het hoogst lag? Sociologen speculeren dat het te maken kan hebben met het feit dat we steeds meer contact hebben met mensen met een migratieachtergrond. Of misschien zitten er meer van hen bij de respondenten?
Het is ook geen reden om te jubelen. Zoals gezegd gaat het eerder om een ‘minder negatieve’ houding dan om een positievere. Op een keiharde stelling als ‘migranten zijn over het algemeen niet te vertrouwen’ antwoordde in 2014 nog altijd 19,1 procent van de Vlamingen ‘akkoord’. Dat zijn er minder dan de 29 procent uit eerdere peilingen, maar het blijven er bijna een op de vijf.
Er is geen ‘tipping point’
Wat kunnen we dan wel leren uit die merkwaardige resultaten? Dat de cultuurstrijd die al decennialang gevoerd wordt, weinig impact heeft.
Die strijd heeft altijd revolutionaire ondertonen gehad. Migratie is geen gewoon politiek probleem, zoals de energietransitie of de vergrijzing. Ook daar zijn de uitdagingen enorm, maar het idee leeft dat verstandige mensen uiteindelijk met een werkbare oplossing zullen komen, en dat de bevolking redelijk (of onverschillig) genoeg is om de ongemakken ervan te accepteren. Niemand denkt dat het volk in opstand zal komen als het pensioen met punten wordt ingevoerd. Rond migratie leeft die angst wel. Er is een tipping point, vermoedt men, en eenmaal we daar voorbij zijn, trekt de autochtone bevolking het niet meer. Ze staat daar bovendien vlakbij – het kleinste akkefietje kan genoeg zijn.
Dus smijten rechts en links zich al dertig jaar met ware doodsverachting tegen elkaar aan, ervan overtuigd dat iedere tweet van Theo Francken, iedere ter discussie gestelde kerststal, ieder voorstel tot hoofddoekverbod, iedere te vlot erkende vluchteling de Belg finaal over de klif zal duwen.
Als de cijfers iets laten zien, dan is het dat dat tipping point niet bestaat. Sinds de eeuwwisseling is het aantal migranten dat jaarlijks naar België komt bijna verdubbeld. Er leven hier haast een miljoen mensen van vreemde herkomst meer dan toen. Dat alleen al – zelfs zonder aanslagen, crisissen en conflicten – zou het draagvlak moeten hebben doen afkalven als de ijsschots onder de poten van de ijsbeer in An inconvenient truth. In plaats daarvan groeide het lichtjes.
Maar ook weer niet extreem veel. De strijd tegen racisme blijkt dus ook niet zo energie-efficiënt geweest te zijn. Zoveel woede voor zo weinig terreinwinst. Het lijkt de Eerste Wereldoorlog wel.
Het lijkt erop dat de publieke opinie, diep in haar binnenste, betrekkelijk resistent is tegen al het geweld, letterlijk en figuurlijk, dat op haar af wordt gevuurd. Ze doet niet wat rechts verwacht. En ze doet niet waar links op hoopt. Langzaam, heel langzaam past ze zich aan een nieuwe realiteit aan. Té langzaam – en toch lukt sneller niet.