De Standaard, 2 januari 2021.
Ooit zullen historici zich het hoofd breken waarom precies de dood van George Floyd een wereldwijd protest tegen racisme ontketende. Kwam het doordat de eerste lockdowns net toen versoepeld werden, waardoor opgekropte emoties een weg naar buiten zochten? Kwam het doordat we nog meer dan anders op sociale media leefden?
Mogelijk zal dat deel van de uitleg zijn. Al is de voor de hand liggende verklaring dat de protesten het voorlopige culminatiepunt waren van een evolutie die al jaren bezig is. Een significante groep jongeren met een migratie-achtergrond, talrijker en beter geschoold dan hun ouders, is het flink beu om minder kansen te hebben dan hun witte landgenoten. Ze hebben in het gedachtegoed over ‘privileges’ en ‘mentale dekolonisatie’ een ideologisch verhaal gevonden dat hun ervaringen verklaart. Ze voelen zich verbonden met lotgenoten elders, en ze zagen in Floyds absurde dood een symbool voor de vernederingen die ze zelf meemaken.
Het gaat over een belangrijke evolutie, en De Standaard heeft het thema veel aandacht gegeven. Het eerste wat opvalt, als ik de berichtgeving herlees, is hoe lang het in de nieuwsstroom gezeten heeft. Bijna twee maanden lang schreef de krant er iedere dag minstens één stuk over. Op het hoogtepunt, tussen 2 en 20 juni (Floyd stierf op 25 mei), spreken we over een gemiddelde van negen stukken per dag. Het dook op in alle secties: Politiek, Binnenland, Buitenland, Cultuur, Economie, Opinie. Zelfs de sport, toch niet het meest politiek bewuste katern, schreef erover.
Dat had te maken met de vele vertakkingen die het verhaal kreeg: begonnen als een buitenlands fait divers, vertakte het tot een politiek verhaal over hoe Donald Trump reageerde (‘ik ben de president van law and order’) en hoe dat de campagne beïnvloedde. Daarop kwamen de manifestaties in andere landen: eerst in Amsterdam en Parijs, eveneens met politieke vertakking – kan dit wel in coronatijden? – en daarna Brussel. Snel werd het verband gelegd met de standbeelden van Leopold II, waardoor het verhaal over de herinnering aan de kolonisatie erbij kwam. Koning Filip betuigde spijt, er waren de perikelen rond de Congocommissie. Er was de ruzie in de Vlaamse regering over de praktijktests.
Op de cultuurpagina’s ging aandacht naar sterren die de protesten steunden, naar het verwijderen van series als Little Britain van streamingplatformen, of de spanningen op de redactie van The New York Times, nadat die een hard-rechts opiniestuk van een Republikeinse senator tégen BLM had geplaatst. Daar zag je ook de tegenbeweging ontstaan, die zich keerde tegen wat zij de intolerantie van woke links noemt. Die vertakking culmineerde in de open brief van Salman Rushdie, J.K. Rowling en anderen over de cancel culture.
#justicefor
De krant heeft het thema ‘racisme’ dus twee maanden lang uitgebreid en vanuit verschillende invalshoeken behandeld. Toch blijft de vaststelling dat het makkelijker is om over racisme te spreken in het algemeen, als een sociologisch fenomeen waartegen wordt geprotesteerd, dan om het vast te pakken als het zich – mogelijk, of is er hier iets anders aan de hand? – in concrete situaties voordoet. Dat zag je in de berichtgeving over enkele zaken die met de hashtag #JusticeFor werden bedacht: Mawda, Adil, Mehdi, Sanda Dia.
Laten we die laatste wat grondiger bespreken. De Standaard klonk bijna verbaasd toen ze op 4 oktober titelde: ‘New York Times ziet in dood Sanda Dia symbool van racisme’. De gerenommeerde Amerikaanse krant legde in haar verslag inderdaad sterk de nadruk op het feit dat Dia zwart was, de enige zwarte die meedeed aan de doop van Reuzegom, de enige voor wie die doop fataal afliep. Dia’s vader werd vlakaf geciteerd als: ‘Wat zou er gebeurd zijn als Sanda wit was geweest?’ Het is een aspect dat in de nochtans overvloedige Vlaamse berichtgeving nagenoeg afwezig was. (In deze krant verschenen er twee opiniestukken over, en ook in een interview met Dia’s broer kwam het ter sprake.)
In de mate dat Dia’s lijden door een sociale bril werd bekeken, dan was het die van klasse. Keer op keer werd er over de leden van Reuzengom verteld dat ze ‘van goeden huize’ zijn. Ze zijn ‘de verwende kinderen’ van dokters, rechters en advocaten.
Een logische tegenwerping is dat er in het dossier weinig tot geen elementen voorkomen die wijzen op een racistisch motief. Dia was niet de enige die die sadistische doop onderging, er waren er nog twee, en die zijn blank. Ja, maar die hebben het overleefd. Oké, maar dan zou je moeten aantonen dat Dia harder werd aangepakt. O, moet het echt objectief ‘aangetoond’? Er zitten in het dossier ook geen elementen die erop wijzen dat het klasseverschil een rol zou hebben gespeeld. Toch was dat iets dat Vlaamse journalisten duidelijk wél opgevallen was, en dat ze naar voren schoven als betekenisvol.
Het helpt ook niet dat racisme voor de ene een ‘diepe verklaring’ is, een dynamiek die hoe dan ook aanwezig is, zelfs al zie je er geen expliciete tekenen van. Voor de ander is het integendeel een ‘oppervlakkige verklaring’, die je altijd van stal kunt halen en die je ontslaat van de verplichting om te kijken naar wat er zich écht heeft afgespeeld. Het helpt evenmin dat die ‘de een’ vaker zwart is, en die ‘de ander’ vaker wit.
Gewoon verliefd
Dit is het moment in dit type essays waarop de auteur het betreurt dat de redactie van De Standaard zo blank is. Ze is al minder wit dan vroeger – en ik denk dat je dat merkt, ik heb uitstekende stukken gelezen waarin de visie en ervaringen van jongeren van kleur aan bod kwamen – maar de verhoudingen lijken in de verste verte niet op die in de samenleving als dusdanig. Ik vermoed dat er in dat geval eerder een stuk was verschenen dat minstens inging op de vraag of Dia’s etnie een rol had gespeeld. Mogelijk was het antwoord nog altijd ‘nee’ geweest, maar het evidente was dan wel benoemd.
Tegelijk is het ook gemakkelijk, betreuren dat de redactie niet sneller verkleurt. Er is heel wat dat een krant nu al kan doen. Een oud zeer is dat gekleurde Vlamingen weinig aan bod komen in de ‘gewone’ berichtgeving. Een goede testcase vind ik de reeksen, waarin onbekende mensen, los van de actualiteit, vertellen over hun leven. In het tweewekelijkse ‘Leve de liefde’ bijvoorbeeld, ook verschenen als ‘Liefde in lockdown’ en ‘Leve de vakantieliefde’, is dit jaar niemand aan het woord geweest met een niet-Vlaamse naam of etniciteit. Voor de reeks ‘Leef-tijd’ staat de teller op drie (op 24). ‘Veerkracht, verlies en verlangen’ haalde 5 op 34. ‘De oversteek’, over 18-jarigen, scoorde in verhouding het best: drie van de acht had buitenlandse roots. Bij het plannen van zo’n reeks is het perfect mogelijk om quota te bepalen. Voor gender gebeurt dat ook.
Linkse waanzin
Er is nog een inspanning die de krant kan doen – in mijn ogen een belangrijke. Het verschil tussen de Amerikaanse Black Lives Matter-beweging en haar Belgische naamgenoot is dat de Amerikanen een directe lijn hebben met de Democratische partij. De radicaal-linkse factie is een lastig, maar noodzakelijk deel van hun electorale coalitie. Ze hebben dus een hefboom om hun ideeën in beleid om te zetten. Dat ontbreekt hier. Onze activisten lijken vooral bezig met bewustmaking en representatie, niet met beleid. Er is ook geen enkele partij die hun agenda tot de hare maakt. Integendeel, het is lonender om je te profileren tegen ‘de linkse waanzin’ dan om deze jongeren en hun grieven serieus te nemen.
Zonder zelf activistisch te worden, zou De Standaard kunnen onderzoeken hoe de achterstelling van etnische minderheden, een van de fundamentele problemen van dit land, beleidsmatig kan worden aangepakt. Ze kan de partijen bevragen waarom ze daar niet meer werk van maken. Zoals redacteurs zich hebben gespecialiseerd in klimaat, landbouw, welzijn of onderwijs, zou het een grote stap vooruit zijn als ook dit thema een duurzame, gespecialiseerde en beleidsgerichte aanpak krijgt. (Er is wel een specialist vluchtelingen en asiel, maar dat is toch nog net iets anders.) Anders blijft zelfs van ‘De lente van George Floyd’ niet meer over dan een wat langer stuk in het jaaroverzicht.