‘En nu de juiste voornaamwoorden!’

Veel gekker moet het niet worden. De regering-Macron heeft een denktank in het leven ­geroepen tegen woke. Bij de voorstelling van het ‘laboratoire de la République’, opgericht door het ministerie van Onderwijs om (nog maar eens) te reflecteren over de fundamentele Franse waarden, verklaarde spreker na spreker de oorlog aan die ‘Amerikaanse import’. ‘Als er een vaccin bestond tegen dit ­virus, dan zou het Frans zijn’, aldus een van de denkers – waarmee hij uiteraard de laicité bedoelde, dat pilletje tegen ­alles dat nooit echt schijnt te werken, want het wordt altijd opnieuw voor­geschreven.

 

Nu heb ik begrip voor het verzet ­tegen de cancelcultuur, als daarmee wordt verwezen naar de – al bij al eerder zeldzame – intimidatie van andersdenkenden. Maar kijkend naar de stroom van uit­halen naar ‘woke’ die maar blijven ­komen, interview na column na opiniestuk, heb ik me ondertussen een dubbele wenkbrauwbreuk gefronst. Dit gaat al lang niet meer over solidariteit met ­enkele professoren die werden ontslagen vanwege hun ideeën over gender of racisme. Hier wordt een alomtegenwoordige ideologische vijand gecreëerd die dezelfde rol moet vervullen als ­extreemrechts of het islamisme: volksvreemd, gevaarlijk, geen normale deelnemer aan de marktplaats der ideeën. ‘La France en haar jeugd moeten ontsnappen aan de woke ideologie!’, donderde de Franse onderwijsminister Jean-Michel Blanquer in Le Monde. Waarom eigenlijk? En is het aan hem om dat te bepalen?

 

In dat interview ontwikkelde de ­minister een merkwaardige, maar veelgehoorde theorie. In de Verenigde Staten, zei hij, heeft woke een tegenreactie opgewekt, die bijdroeg tot de verkiezing van Donald Trump. Nu lijkt me dat niet correct: het woke-isme brak pas breed door tijdens (en deels als reactie op) Trumps presidentschap. Het lijkt me ook opportunistisch van Blanquer: de Franse regering neemt het op tegen Eric Zemmour, ‘de Franse Trump’, en dus is de war on woke politiek aikido: uiterst rechts verzwakken door net als uiterst rechts je pijlen te richten op radicaal links. Dat neemt niet weg dat de ­redenering vaak opduikt: progressieven gedragen zich zo radicaal en onredelijk dat ze de gewone man van zich vervreemden, waardoor die rechtser gaat stemmen dan hij anders zou hebben ­gedaan.

 

Niet alleen centrumrechtse politici met verkiezingskoorts geloven in die theorie. De recentste adept is schrijver Marnix Peeters, die van de interviews ter promotie van zijn laatste roman, De jacht op Ursula Graurock, één lange aanklacht maakte tegen progressief links. ‘Witheet van woede’ noemt hij zichzelf – en dat komt omdat hij naar eigen zeggen intense contacten onderhoudt met ‘de gewone man’ en ziet dat die zijn buik vol heeft van de discussies over Eddy ­Demarez. ‘Elke zaak-Demarez is 1 procent extra voor Vlaams Belang!’ was zijn analyse in De Morgen. ‘We staan voor de zwartste jaren ooit. En de linkse pers, De Morgen voorop, blijft maar doorstomen. Elke dag opnieuw gaat het over gendergelijkheid en diversiteit.’ In Het Laatste Nieuws klonk het zo: ‘Mijn meter is 89. Die is helemaal mee met homoseksualiteit en transgenders, maar ga toch niet met een geweer achter dat menske staan om te zeggen: en nu ook nog de juiste voornaamwoorden!’

 

Ik denk dan altijd: maar staat er ­iemand met een geweer achter de meter van Marnix Peeters? Linkse activisten doen toch niets anders dan zovele anderen: ze geven, ergens in de krant of ­online of in een boek, hun mening over hoe we de wereld volgens hen kunnen verbeteren. Als Pascale Naessens ons wil aanzetten om gezonder te eten, krijgt de meter van Marnix Peeters dan het gevoel dat er iemand met een geweer achter haar staat om te zeggen: hier is de ras el hanout? Als Joachim Coens oproept om de polarisatie te overstijgen, reageert de volksmens dan met: ‘Tegenwoordig moet het van de elite allemaal enerzijds-anderzijds zijn! Op de duur zou je nog denken dat je abnormaal bent als je een duidelijke mening hebt!’ Waarom dan wel over die voornaamwoorden?

 

Bovendien. Het klopt dat ‘de linkse pers, De Morgen voorop’ (en De Standaard doet het ook) vaak schrijft over ­diversiteit en gendergelijkheid. Maar de gewone volksmens, die archetypische el simpatico, die ruwe bolster met de blanke pit die de universiteit van het leven doorlopen heeft, leest eerder de populaire pers. En die kun je toch bezwaarlijk woke noemen? Als er één krant met sympathie heeft geschreven over Bart De Pauw, en de aanklachten tegen hem heeft geminimaliseerd, dan was het Het Laatste Nieuws. Waarom zou de berichtgeving in De Morgen zwaarder door­wegen dan die van de grotere krant?

 

Om te kunnen beweren dat het woke activisme alomtegenwoordig is, in die mate dat het aanvoelt alsof iemand met een geweer achter je staat om je te dwingen je oude opvattingen op te geven, moet je het overgrote deel van de reëel bestaande cultuur, in de meest brede zin, bewust negeren.

De redenering van Peeters, en van ­minister Blanquer, en van zovele anderen (spontaan denk ik aan Gert Verhulst, met zijn theorie dat de gewone kiezer zich van Groen heeft afgekeerd vanwege Anuna De Wever) bevat een onoverkomelijke paradox. Als je ze serieus neemt, dan is racisme dus een reactie op antiracisme. Als er geen antiracisten waren, dan zou Vlaams Belang nauwelijks stemmen ­halen. Als Anuna geen klimaat­acties had gevoerd, dan zou de klimaatverandering al zijn opgelost. En zonder ­MeToo waren mannen vast uit zichzelf gestopt met hun grensoverschrijdend gedrag. Het is als zeggen dat België al lang gesplitst was, als er maar geen Vlaamse beweging was geweest. Of dat de rijken hun geld spontaan hadden ­teruggehaald uit de belastingparadijzen, ware het niet dat de berichtgeving over de Panama en andere Papers hen daarvoor te erg heeft geïrriteerd.

 

Als de meter van Marnix Peeters, een vrouw van 89, dus geboren in 1932, toch ‘helemaal mee is met homoseksualiteit en transgenders’ – wiens verdienste is dat dan? Toch die van de progressieve activisten van weleer? Ook zij hebben moeten optornen tegen mannen die vonden dat ze veel te snel en veel te ver gingen, dat ‘een mens tegenwoordig al het gevoel krijgt dat hij abnormaal is als hij gewoon op de vrouwen valt en een jeannet een jeannet noemt’. Twee generaties later blijken die proto-wokers ­onze fundamentele waarden en normen ten goede te hebben beïnvloed. Kunnen we de mogelijkheid openhouden dat het eindresultaat van deze golf van activisme uiteindelijk ook positief zal blijken te zijn?

 

Verschenen in De Standaard op 23 oktober 2021