De Standaard, 17 februari 2018
Het is een onzekere gok, de derde poging van Dyab Abou Jahjah om een partij op te richten die geen allochtonenpartij mag heten. De eerste twee waren niet echt een succes. En een volkswijsheid onder politicologen wil dat dergelijke partijen sowieso weinig kans op slagen hebben. In heel Europa is er voorlopig maar één bewijs van het tegendeel: het Nederlandse Denk haalde vorig jaar drie Kamerzetels.
Dat veel allochtonen zich politiek dakloos voelen en dus openstaan voor een alternatief, klinkt nochtans aannemelijk. Uit een eerste onderzoek naar de kiezers van Denk blijkt dat het vooral om moslims gaat die voordien op de sociaaldemocratische PvdA stemden, maar teleurgesteld raakten in de partij en nu weinig vertrouwen hebben in de politiek. ‘Ze lijken hiermee op mensen die op populistische partijen als de PVV stemmen’, schrijven de onderzoekers. Bovendien ‘lijkt Denk als geen ander in staat geweest de frustratie onder Turks-Nederlandse en Marokkaans-Nederlandse kiezers over het discriminerende en polariserende politieke klimaat in Nederland aan te spreken’. Je voelt aan je ellebogen dat die groep in België ook bestaat.
De Vlaamse volksmens
De vergelijking met de autochtone populistische kiezer is treffend. Allochtonen bevinden zich in precies dezelfde situatie als de volkse blanke Antwerpenaars in de jaren tachtig: ze hebben problemen waar de traditionele partijen te weinig aan doen, en als ze die aankaarten, dan krijgen ze er zelf de schuld van. In de jaren tachtig zei de elite: ‘Stop met klagen. Jullie zijn gewoon racistisch. Er is dus een probleem met jullie waarden. Deze samenleving is nu eenmaal multicultureel. Pas je maar aan.’ Nu zegt de elite: ‘Stop met klagen. Jullie zijn gewoon niet ingeburgerd. Er is dus een probleem met jullie waarden. Deze samenleving is nu eenmaal joods-christelijk. Pas je maar aan.’ De Vlaamse volksmens vond niet dat er iets mis was met zijn waarden en maakte het Vlaams Blok groot. Pas toen nam de elite hem serieus.
Er wordt vaak gezegd dat allochtonenpartijen geen zin hebben omdat ‘allochtoon zijn’ geen ideologie is. Dat klopt natuurlijk. Maar ze hebben wel gedeelde belangen, die verschillen van die van autochtonen. Hun achterstandspositie in het onderwijs, op de arbeidsmarkt en in de huisvesting is al decennialang schrijnend. Al decennialang ook proberen geëngageerde allochtonen te wegen op het beleid: via zelforganisaties, inspraakorganen, koepelverenigingen, door op te komen bij de bestaande partijen, door opiniestukken te schrijven of te militeren binnen sociale bewegingen. Maar ze slaagden er nooit in om voldoende gewicht in de schaal te leggen. Bij de bestaande partijen is er wel begrip voor hun problemen, maar ze blijven één doelgroep onder de vele, met het specifieke nadeel dat wat zij vragen, bij autochtone kiezers verzet oproept. En die zijn altijd met meer.
Unia
De machtigste vertegenwoordiger van de belangen van etnische minderheden is vandaag nog altijd Unia – ironisch genoeg, gezien het dedain waarmee allochtone activisten er doorgaans over spreken. Maar Unia kampt dan weer met de paradox dat het als overheidsinstelling neutraal moet blijven, en zich toch moet uitspreken over het meest gepolariseerde thema van deze tijd. Dat doet de grond onder zijn voeten permanent schiften: voor de een mengt Unia zich te veel in het politieke debat, voor de ander is het een tandeloos adviesorgaan dat alleen als schaamlapje mag dienen.
Als instituut heeft Unia bovendien het nadeel dat het niet kan spreken met de authenticiteit van iemand die discriminatie aan den lijve heeft meegemaakt. Het kan zich nooit, zoals een partij dat wel kan, verkopen als beschermer van ‘de gewone man’. Daarom roept het ook zo weinig liefde op, zo weinig loyauteit, en zoveel ergernis.
‘House negro’
Blijft de vraag of het realistisch is dat een allochtonenpartij ooit een voldoende machtige positie zou kunnen verwerven om de tegenkrachten terug te dringen. Ook Denk heeft maar drie zetels, al is het mogelijk dat de partij bij de aanstaande gemeenteraadsverkiezingen in enkele steden fors zal scoren. En Denk mikt mogelijk op een ander doelpubliek dan Abou Jahjah. Uit het onderzoek blijkt dat de partij vooral conservatieve Turkse en Marokkaanse kiezers trekt: mensen die sociaaleconomisch zeker niet links te situeren zijn, en die ook over de meeste ethische thema’s conservatief denken, met als specifieke uitzondering (niet verwonderlijk) thema’s als racisme, discriminatie en migratie. Uit wat Abou Jahjah en zijn medestanders vandaag zeggen, kun je afleiden dat zij een meer klassiek-linkse partij willen zijn, die ook inzake gender en seksualiteit voor ‘radicale gelijkheid’ pleit. Afwachten of er genoeg populistisch-allochtone kiezers zich kunnen vinden in dat profiel.
Een andere vraag die doorgaans gesteld wordt, is in hoeverre zo’n partij de verschillen tussen de allochtonen onderling kan verzoenen. Dat heb ik nooit zo’n overtuigend tegenargument gevonden. Alle partijen verenigen verschillende groepen.
Een laatste vraag is belangrijker, denk ik. Kan Abou Jahjah zo’n project dragen? Hij is zonder twijfel de bekendste en meest getalenteerde woordvoerder van het allochtone ongenoegen in Vlaanderen van de afgelopen vijftien jaar. Maar hij is ook een man met twee gezichten. Het ene moment zie je hem, meestal in de mainstream-media, redelijk en bedachtzaam spreken, als de bruggenbouwer die hij wil zijn. Het volgende, meestal op sociale media, is hij opruiend en onverzoenlijk, als de radicale activist die hij wil zijn. Ik moest glimlachen toen ik zijn interview las in Knack, deze week, waarin hij beweert dat hij ‘liberale vrienden’ heeft: Bart Somers, Sven Gatz en zelfs Karel De Gucht waren oké. Is dat dezelfde Abou Jahjah die allochtone politici van een traditionele partij kan uitschelden voor house negro’s en uncle toms, en die ondertussen met de helft van de PVDA in ruzie ligt?
Maar goed, mogelijk is die combinatie van uitgestoken hand en gebalde vuist er een die vooral waarnemers onbehaaglijk stemt. Het zou kunnen dat zijn aanhangers ze net onweerstaanbaar vinden. Uiteindelijk werkt ze ook voor andere partijen.