Deze column verscheen in De Standaard van 31 maart 2012. Wat vooraf ging: een groep mensen zonder papieren gaat in hongerstaking. Eén van hen naait de lippen dicht.
Het blijft een iconisch beeld: de hongerstaker met dichtgenaaide lippen, die iedere dag een beetje verder wegkwijnt onder zijn dunne deken. Vanwege die lippen moet de camera nabij komen, wat de aandacht afleidt van het morsige rommeltje aan matrassen, kleren, zelfgekliederde spandoeken en nostalgische actievoerders dat zo’n bezetting doorgaans oplevert. Hij focust op één machtig gelaat: tragisch en uitdagend, dominant en onderworpen, half Jezus, half Pinhead.
Maar het werkt niet. Het is een fascinerend, herkenbaar en verontrustend beeld, maar er gaat geen moreel appèl meer vanuit. Het is politieke esthetiek. Bij mensen die sympathie hebben voor de zaak van de hongerstakers, las ik dat dat komt doordat onze samenleving ‘hard’ geworden is. ‘De nieuwe middenklasse lijdt onder een geweldige werkdruk’, zei socioloog Eric Corijn, docent aan de VUB, in Het Laatste Nieuws. ‘De financiële en economische crisis maken de hardwerkende Vlaming onzeker. En angst staat generositeit in de weg.’
Ik denk niet dat het daarmee te maken heeft. Deze samenleving is soms hard, maar even vaak hypersentimenteel; ze kan kil en zakelijk zijn, maar ook verbazend warm. De reden waarom er nu nog minder dan de vorige keren meegeleefd wordt met hongerstakende sanspapiers, is precies omdat er al zo vaak gevraagd is om met hen mee te leven – en ‘meeleven’, ‘genereus zijn’, is geen eenvoudige gevoelstoestand om vol te houden. Het leidt ook niet noodzakelijk tot een juist standpunt. Voor je het weet spring je verontwaardigd recht omdat een arme Marokkaanse vader door boosaardige flikken van zijn vrouw en kindjes wordt weggerukt en gedeporteerd als was hij de eerste de beste crimineel! – om dan te horen dat hij de eerste de beste crimineel was, en vrijgezel erbovenop. En dan lig je daar, verlept als een uitgewoonde ballon, het spuug nog glanzend aan het mondstuk, die zich in een richtingloze rotvaart van zijn vluchtige lucht heeft bevrijd. Bedrogen door het eigen mededogen.
Precies daarom hebben wij, als samenleving, het rechtvaardig handelen uitbesteed aan de overheid. Niet omdat we niet mededogend zijn, maar omdat we aanvoelen dat we individueel niet kunnen oordelen over dit soort complexe kwesties. Slechts in uitzonderlijke situaties komen we nog zelf tussen: als het de stenen uit de grond vriest, bijvoorbeeld, en kinderen buiten moeten slapen. Als de overheid tekort schiet, zoals in de opvangcrisis. Maar daar heeft deze zaak niets mee te maken.
Het is die rolverdeling tussen individu, samenleving en politiek die de hongerstakers en hun sympathisanten niet goed begrepen hebben. Hun actie gaat dan ook alle kanten uit. Men mikt op het medelijden van de brede samenleving, maar eigenlijk stelt men een zakelijke vraag aan de overheid: geef ons papieren. Maar daarvoor bestaan er al procedures. Zij die ongeschikt? Werken ze niet goed? Wil men dat ze worden versoepeld? Voor de 23 actievoerders in het bijzonder (en waarom zij dan wel), of voor iedereen? Dat zijn telkens aparte vragen, die in die vorm niet worden gesteld. Lees ik de open brief die maandag werd gepubliceerd op De Wereld Morgen, en die werd ondertekend door onder meer Freya Piryns, Jean-Paul Van Bendegem, Dimitri Verhulst, Stefan Hertmans en Jeroen Olyslaegers, dan krijg ik een algemene beschrijving van de trieste omstandigheden waarin sanspapiers moeten leven, en een al even algemene veroordeling van die werkgevers en huisjesmelkers die hen uitbuiten. Het zijn belangrijke problemen, waar bij mijn weten ook beleidsmatige en journalistieke aandacht voor bestaat. Zeker de strijd tegen de huisjesmelkers is jaren geleden zeer uitgebreid in de pers geweest, tot er in Antwerpen alvast een speciale politiecel voor werd opgericht. Werkt die niet goed? Wil men die vervangen? De brief beweert alleen dat de ondertekenaars, nochtans welingelichte mensen, daar nooit iemand over horen spreken.
Deze campagne mist een doel. Ze mist een doelgroep. En ze mist een weloverdachte, verstandig uitgevoerde methode om die doelgroep voor dat doel te winnen. Wat overblijft is pathos, richtingloos sentiment, en één iconisch campagnebeeld. Dat evenwel, alles welbeschouwd, te freaky is om de harten van dit volk te winnen.