Berouw
Kijk toch eens naar het enorme belang dat er aan berouw wordt gehecht, in de commentaren op dat interview met Vangheluwe. 'Amper berouw', is de grote kop in Het Laatste Nieuws. 'Een man die wel vergiffenis vraagt, maar niet echt berouw toont', oordeelt deze krant. In De Morgen wordt dat: 'Een zieke man die niet het minste berouw toont over het leed dat hij heeft veroorzaakt.' Jürgen Mettepenningen mist één woord: berouw. En er is forensisch psychiater Rudy Verelst, die het 'schijnbare gebrek aan berouw' typisch acht voor pedofielen.

Ik ben een nogal fervent lezer van assisenverslagen, en een en ander doet sterk denken aan de reacties na het verhoor van de dader. Ook daar zie je meestal dat die, als hij bekend heeft althans, formeel zijn spijt betuigt, en ook daar zie je dat weinigen geloof hechten aan die woorden. De familie van het slachtoffer toont zich gedegouteerd door het gebrek aan écht berouw: 'Hij lacht ons in ons gezicht uit!' Journalisten noemen de dader 'onbewogen' of 'arrogant': 'Zijn woorden van spijt klonken ingestudeerd, van waarachtig berouw was geen sprake.' Waarna er een psychiater wordt gevraagd: 'Was zijn berouw oprecht, denkt u?' Psychiater: 'De dader bewéért dat hij spijt heeft maar uit zijn houding blijkt dat hij vooral medelijden heeft met zichzélf.'

Misschien moeten we ermee ophouden iets te verwachten dat toch nooit komt. Misschien is de drang om jezelf te verschonen, om kwaad te zijn op wie je veroordeelt en vooral medelijden te voelen met jezelf, sterker dan wroeging. Als je ziet hoe mensen zich in het dagelijkse leven in bochten wringen om de verantwoordelijkheid voor veel kleinere fouten van zich af te wentelen, als je ziet hoe razend ze kunnen worden als een agent hen maar berispt, waarom zouden ze dan berouw tonen over een misdrijf dat onverschoonbaar is, onherstelbaar, moreel verwerpelijk, en beschamend bovendien?

Misschien verwachten we ook te veel van berouw. Misschien is het niet die spontane, overweldigende emotie die we ons inbeelden. We stellen ze ons voor als een verterend vuur, een mentale hel, erger dan de cel – maar misschien werkt berouw helemaal niet zo. De meeste mensen slagen er vrij goed in om met hun eigen kwaad te leven. We zouden graag wíllen dat een dader lijdt onder zijn misdaden. Omdat het een faire straf lijkt: voel de pijn die je je slachtoffers aandeed! Dat dat niet gebeurt, roept onze woede op. Maar daarom is het nog niet abnormaal.

Vraag is ook of wij, als samenleving, Vangheluwes berouw zouden accepteren, mocht hij er blijk van geven. Heeft het zin iets van hem te eisen, als wij niet van plan zijn het aan te nemen? Wat had hij in dit interview kunnen zeggen, opdat we níet hadden gaan roepen van 'ik word hier misselijk van' of 'dit is een slag in het gezicht van de slachtoffers'? Stel dat hij was beginnen huilen, stel dat hij zijn priestergewaad verscheurd had, stel dat hij van schaamte met zijn hoofd op de tafel had gebonkt, stel dat hij, zoals Rik Devillé eist, op zijn blote knieën vergiffenis had gevraagd, hadden we dan gezegd: 'Awel ja, de Roger, hij is nog de kwaadste niet, hij toont tenminste berouw'? Of hadden we hem een meester-manipulator genoemd?

Verschillende commentatoren schreven gisteren dat Vangheluwe beter had gezwegen. Terwijl het voordien ondraaglijk was dat hij niet sprak. Het toont hoezeer we in onze emotionaliteit en verontwaardiging op een blinde muur zijn afgestormd. We hebben van Vangheluwe een steriel symbool gemaakt, een zwart gat, een totem; een onmens ook, die niets meer met ons te maken heeft. Niet alleen híj kan geen kant meer uit, ook wij kunnen met hem geen kant meer uit. We kunnen zijn zwijgen niet aanhoren, maar zijn spreken maakt ons gek. Als we hem zien dan jagen we hem weg, is hij verdwenen dan roepen we hem terug. Zelfs al werd hij morgen verbannen naar een verlaten gang vol stront in een mijn op de Noordpool: het zal altijd onvoldoende zijn, altijd onrechtvaardig, altijd een kaakslag voor de slachtoffers. We willen dat hij om vergiffenis smeekt, opdat wij hem die dan zouden kunnen weigeren.

En dat terwijl we uit dat interview zoveel kunnen leren. Niet over Vangheluwe, niet over de Kerk, maar over gewone mensen, hoe die de ergste misdaden stoemelings begaan, en hoe ze daarna vaststellen dat zelfs het ergste normaal kan gaan lijken.