Deze column verscheen in De Standaard van 1 september 2012. Wat vooraf ging: Michelle Martin, de voormalige echtgenote van Marc Dutroux, mag de gevangenis verlaten en krijgt onderdak in een kloostergemeenschap in Malonne. Ze wordt opgewacht door boze burgers.
Er hebben mensen hun kinderen meegebracht, om te protesteren aan het klooster van Malonne. Daar ben ik nu al dagen niet goed van. Kinderen van vijf hebben moeten zien hoe hun moeder, getooid met een bord met ‘Vuile moordenares!’, ‘Hoer!’ stond te schreeuwen naar een in de verte voorbijsnorrende wagen.
Het kan niet anders of die vrouw moet haar dochter hebben uitgelegd waarom. ‘In 1995, schatje, twaalf jaar voor jij geboren werd, werden er kindjes net zoals jij in een diepe, donkere waterput opgesloten. Ze zijn er van de honger en de dorst gestorven, nadat ze eerst verschillende keren waren verkracht. Ik leg je dadelijk uit wat verkrachten is. En die mevrouw in de auto heeft dat gefilmd. Jaaa, dat kan gebeuren liefje. Ook bij jou. We zijn nooit meer veilig. Want de smeerlappen van het gerecht, die neerkijken op ons, gewone mensen, die hebben haar vrijgelaten. Knoop dat maar in je oortjes, liefje: de hoge heren schijten op ons. Het kan hen niet schelen of jij vermoord wordt. Dat is de wereld waarin wij leven. Ah, is ze daar? Hoer!’
Wat bezielt die mensen? Waarom bezorgen ze hun geliefden zulke trauma’s, door zich die van anderen te sterk aan te trekken? Lees dit nu, uit het verslag in Het Nieuwsblad: ‘C’est honteux. Het is beschamend. Dat vond de 11-jarige Lucas, die samen met zijn ouders mee kwam protesteren aan het klooster. “Mijn zoon is bang”, zegt zijn moeder Fabienne. “En ik ook. Ik moet mijn zoontje nu met schrik naar school sturen. Bedankt daarvoor, justitie. Bedankt.”’
Hier hebben we dus een elfjarige jongen, een kind uit de lagere school – geboren in 2001, zes jaar nadat Dutroux en zijn kompanen zijn opgepakt – die bang en beschaamd genoeg is om op een van de laatste dagen van de vakantie, om halfelf ’s avonds, in een bos voor een klooster te staan wachten op een vrouw die hij enkel kan kennen uit de sombere, gruwzame vertellingen van zijn ouders, mensen die het blijkbaar nodig vinden om hun eigen angsten over te dragen op hun kinderen. Het is alsof de mijne me hadden verteld over Freddy Horion.
Het is abnormaal. Ik zeg het zoals het is. Het is abnormaal om in het openbaar een spandoek te dragen met daarop: ‘Wij houden nog steeds van An en Eefje en van Julie en Melissa.’ Tenzij u familie bent van een van die meisjes, of een hele, hele dichte vriend, is dat abnormaal. Het is abnormaal om helemaal vanuit Hamme met de trein naar Malonne te komen, drie uur heen en drie uur terug, om een kaartje af te geven om de zusters te vragen ook eens aan de vermoorde kinderen te denken. Het is abnormaal om t-shirts te maken met, ik citeer, ‘de afbeelding van Martin en daaronder teksten als “Leugenares, moordenares, kinderbeul, monster”.’ Wat doé je achteraf met zo’n t-shirt? Mee gaan joggen?
Het is gevaarlijk om te psychologiseren, maar hej, zo kent u mij: altijd gaan voor het gevaar. Welnu: dit medeleven is puur escapisme. Het is een veilige manier om heftige emoties te kunnen beleven. Het is een goedkope en oppervlakkige manier om aan jezelf en anderen te bewijzen dat je intens betrokken bent bij andermans leed, zonder dat je er zelf verlies voor hoeft te lijden. Het is een onvolwassen manier om je te engageren – vergelijkbaar met pubers die razend worden over het onrecht dat een verafgelegen volk wordt aangedaan, een volk waar ze nooit mee in contact zijn geweest, en waar ze eigenlijk ook niet veel over weten. Het is typisch witte woede: zinloos, richtingloos, inhoudsloos. Het is woede zoals voetbalsupporters die voelen; ze duurt niet langer dan de wedstrijd.
Het volgende kan voor sommigen als een schok komen: de zaak-Dutroux is niet zoals de Holocaust. Ze hoeft niet tot het einde der tijden tot het collectieve geheugen te behoren. Ze hoeft niet te worden onderwezen, uit angst dat ze zich anders zou herhalen. Er valt niets uit te leren. Behalve dat kinderen warmte nodig hebben, rust, stabiliteit, een geleidelijke intrede in de samenleving, en ouders die hen zelfzeker, vol vertrouwen, en zonder angst leren omgaan met de vele risico’s die het leven bevat.