Het is goed dat verhalen over euthanasie, of het weigeren ervan, in de openbaarheid komen, zei Patrick Vankrunkelsven in het TV1-programma De Zevende Dag. Hier komt het mijne. Mijn bompa is vorig jaar overleden. Hij heeft zelfmoord gepleegd in het ziekenhuis. Twee weken lang weigerde hij te eten of medicatie in te nemen. Hij deed dat onder de ogen van de dokters. Op het einde gaven ze hem wat morfine, maar euthanasie weigerden ze.
Hij had het hen nochtans genoeg gevraagd. Elke dag zeker vijf keer, en via de familie nog eens vele keren. Het is pas na hun herhaalde nee dat hij met zijn hongerstaking begon.
De dokters waren niet uit principe tegen euthanasie. Ze hadden het al vaak toegepast, lang voor het wettelijk toegestaan was. Ze hebben mijn bompa's vraag ernstig overwogen. Na overleg met collega's kwamen ze tot het besluit dat hij niet in aanmerking kwam. Hem doden konden ze niet met hun geweten in overeenstemming brengen.
Hem zichzelf zien doden blijkbaar wel. Het is een merkwaardig ethisch onderscheid tussen zelfmoord en euthanasie. Maar er zit wel een zekere logica in: zelfmoord beslis je alleen, bij euthanasie belast je anderen. De vuile, trage dood is moreel meer toegestaan dan de snelle, propere.
Mijn bompa is 89 geworden. Hij was al jaren vrijwel blind en doof. Dat vond hij een enorme beperking van zijn levenskwaliteit. Hij zei vaak dat, als er nog een handicap bij zou komen — bijvoorbeeld één die hem zou beletten het huis uit te komen — het leven voor hem niet meer de moeite waard zou zijn. Toen er blaaskanker werd vastgesteld, verzette hij zich dan ook eerst tegen de bestralingen. Mocht hij niet gewoon sterven? De artsen, die opgeleid zijn om elk leven tot in het oneindige te rekken, overtuigden hem: na de chemo zou hij weer de oude zijn. Geen schrammetje aan. Hij zou nog tien jaar kunnen leven!
Na de bestralingen bleek hij incontinent. Elke dag werd hij wakker in een pyjama en op een matras, die doordrenkt waren van zijn urine en uitwerpselen. Hij ervaarde dat als een mensonwaardige vernedering. Bovendien was hij zo verzwakt, dat hij nauwelijks zijn bed nog uitkon. De dokters konden hem niet garanderen dat dat substantieel zou verbeteren. Een beetje, dat wel, maar dat van weer de oude zijn, dat bleek een leugen. Hij kon nog steeds tien jaar leven, zij het gekluisterd aan een stoel, in een rusthuis, met een pamper aan.
Toen vroeg mijn bompa dus om te mogen sterven. En toen dat niet mocht, deed hij het zelf. Niet gehinderd, maar ook niet geholpen door het ziekenhuis.
Juridisch, deontologisch en misschien ook moreel valt de dokters niets te verwijten. Honderden bejaarden leven zo, zeiden ze ons. Als we op die vraag ingaan, kunnen we de helft van alle rusthuizen euthanaseren. Mijn bompa's situatie was zeker niet terminaal of uitzichtloos, toch niet in de zin zoals bedoeld door de wet. En van ondraaglijk lijden was evenmin sprake. Het in je broek doen is geen ondraaglijk lijden. Voor hém, ja, maar dokters hebben nu eenmaal een andere waardeschaal, als het op lijden aankomt.
Mijn bompa begreep het niet. Voor hem was het simpel: je bent baas over je eigen leven, een propere dood is waardiger dan een smerige, dus als je erom vraagt, moet een arts je helpen. Dat die man zelf ook met zijn geweten in het reine moet komen, klonk hem academisch en irrelevant in de oren. Dat hij dat dan leert! Wat heeft dié nu over mijn leven te beslissen? Mensen helpen is toch zijn job?
De wet vandaag herlezend, valt op hoe die levenskwaliteit reduceert tot het afwezig zijn van pijn. Wie niet ondraaglijk afziet, heeft een kwaliteitsvol leven. De wet zegt niets over levensmoe zijn, over verveling, over frustratie, over handicaps die je alles afnemen wat je leuk vindt. De wet zegt niets over de moeilijke en moedige beslissing om zélf, autonoom en bij je zinnen, te bepalen: het is mooi geweest met dat leven van me, ik beschouw al mijn doelen als bereikt en de onbereikte als verloren. Vanaf hier gaat het nog enkel naar beneden, dus laat ik er maar een mooi slot aan maken en tevreden afscheid nemen.
Patrick Vankrunkelsven stelt voor om patiënten zelf een dodelijke pil te laten slikken. Dat moet ervoor zorgen dat artsen zich psychisch minder belast voelen. Ik weet niet of het juridisch mogelijk is, maar misschien kan deze hulp bij zelfdoding ook toegepast worden op mensen als mijn bompa, die technisch buiten de wet vallen maar zo graag willen sterven dat ze het desnoods zelf doen? Zo'n pil had zijn dood alvast sneller, properder, en voor ons makkelijker gemaakt.
Ik weet niet hoe ik me zal voelen als ik negentig ben, niet meer kan schrijven, niet meer kan lezen, als al mijn andere liefdes me door het leven en mijn lichaam afgenomen zijn. Maar als ik dan beslis dat het voorbij mag zijn, dan hoop ik dat er ergens een professional is die me daarbij kan helpen. Hoeveel begrip ik ook heb voor het morele dilemma van zo'n arts, hij heeft niet te beslissen over mijn leven. Misschien botst dat met het klassieke idee over de rol van de arts. Dan wordt het tijd dat die rol herzien wordt.