Deze column verscheen in De Standaard van 8 september 2012. Wat vooraf ging: de Vlaamse pers is in de ban van een tot de verbeelding sprekende moordzaak. Op 31 januari 2012 werd het lichaam van de 34-jarige Stijn Saelens gevonden in de inkomhal van zijn kasteel in Wingene (vandaar de roepnaam “de kasteelmoord”). André Gyselbrecht, de populaire dorpsdokter en schoonvader van het slachtoffer, en zijn zoon Peter worden door het gerecht ervan verdacht (maar zonder dat daar tot dusver bewijzen voor zijn gevonden) de opdrachtgevers te zijn. Omdat de media het sappige verhaal maar blijven opvolgen, en hun privacy daardoor sowieso naar de haaien is, beslissen ze om een persconferentie te geven.
Het is nu al mijn mediamoment van het jaar: de absurditeit van die persconferentie, waarin een vader en een zoon dik tegen hun zin kwamen vertellen dat ze niets zouden vertellen, maar dat ze op vraag van de pers diezelfde pers bijeenriepen om haar te vragen hen met rust te laten – en ondertussen knetterden en knetsten de camera’s als werd er net buiten beeld, onverschillig voor de wrok en het leed dat aan deze tafel zat verzameld, uitbundig gedanst in een bad vol Kellogg’s Special K.
Ik vraag me nu af op wiens verzoek die persconferentie was gepland. ‘We zijn hier op suggestie van een deel van de pers,’ sprak meester Vincent Vereecke bij de aanvang. Maar die pers reageerde vooral verbaasd. ‘Een bizarre persconferentie’, vond Het Nieuwsblad. ‘Dat merkwaardige persmoment’, beschreef het VRT Journaal. Op VTM, als was het afgesproken: ‘Die merkwaardige persconferentie.’ ‘Ingaan op onjuistheden deden ze niet’, vond De Standaard, ‘zodat er vooral veel vragen blijven bestaan over de kasteelmoord.’
Veel nut had het dus niet.
Bovendien botsten de twee mannen, verdacht van betrokkenheid bij de moord op respectievelijk hun schoonbroer en schoonzoon, tegen een van de ongeschreven wetten van de journalistiek: je kan niet communiceren dat je niets wil communiceren. Zwijgen is ook spreken. Letterlijk zei André Gyselbrecht: ‘Om het onderzoek niet te schaden, heb ik er uitdrukkelijk voor gekozen geen verklaring af te leggen over de inhoud van het dossier.’ Maar hoe werd dat geïnterpreteerd? Het Nieuwsblad: ‘Vooral Peter Gyselbrecht (kon) niet genoeg beklemtonen dat hij onschuldig is. Opmerkelijk: zijn vader André zweeg daarover in alle talen.’ VRT: ‘Door niet expliciet over z’n onschuld te spreken, geeft hij misschien min of meer volgens mij een beetje toe dat hij toch een bepaalde rol gespeeld heeft in die moordzaak.’
Je zegt niets, en toch zeg je alles – zo gaat dat met taal. De menselijke geest vult aan wat wordt verzwegen, en de journalist is de plaatsvervanger van de menselijke geest op aarde. Overigens zit er wel wat speling op wat je zoal kan aanvullen. Het Laatste Nieuws leidde uit ‘s mans stilte krek het tegendeel af: ‘Dokter Gyselbrecht… zei het niet met zoveel woorden, maar hij vindt zichzelf net zo onschuldig als zijn zoon. Of wil dat tenminste blijven uitstralen.’
Wat je al niet kan afleiden in drie minuten.
Vraag is wat de verdachten dachten te winnen met deze persconferentie. Ze hebben allereerst iets verloren: de weinige media die hun namen en beeltenis nog niet hadden prijsgegeven (de VRT en, na enige aarzeling, deze krant), doen dat nu wel. Dat mag nu ook, want de Code van de Raad voor de Journalistiek zegt: ‘Volledige identificatie en herkenbare beelden kunnen alleen onder één van volgende voorwaarden, die de redactie moet kunnen motiveren:’ (volgen er enkele die niet van toepassing zijn, en dan:) ‘De verdachte komt zelf met zijn verhaal naar buiten en maakt geen bezwaar tegen verdere identificatie.’ Wellicht redeneerden ze dat het kalf toch al verdronken was, aangezien zovele titels al lang hun naam en foto’s publiceerden.
Dat ze ‘voortaan, zowel zijzelf als de familie, met rust zullen worden gelaten’, is ook hoogst onzeker. Daarvoor hebben ze te weinig vragen beantwoord.
Ik zag vooral twee heren die geen idee hadden hoe ze dienden om te gaan met die ongevraagd en onverwacht op hen inbeukende kracht, die vloedgolf van persaandacht, die ieder detail van het onderzoek tegen hen al sinds dag één voor enkele miljoenen lezers en kijkers navertelde. Ze hebben gedacht een klein compromis te kunnen sluiten door één keer (haha), onder hun eigen voorwaarden (haha), een nietszeggende verklaring voor te lezen – onder het motto: ‘Hebben jullie dan nu je zin?’ Ze begrepen niet dat publieke communicatie een kwestie is van alles-of-niets: ofwel accepteer je dat de pers de vertegenwoordiger is van ‘de samenleving’, en dat ‘de samenleving’ een verklaring eist voor de moord op een van haar leden, een moord waar jij blijkbaar toch iéts mee te maken hebt – en dan beantwoord je alle vragen van alle journalisten en dan wordt het, welja, een proces in de media. Ofwel beschouw je dit onderzoek als een zaak tussen jezelf en het gerecht, de enige legitieme vertegenwoordiger van de samenleving – en dan zwijg je totaal.
Er bestaat geen compromis tussen de twee visies. Daarom botsen ze ook zo vaak.