HET was vrolijk wakker worden, afgelopen maandag. Het ochtendprogramma van Studio Brussel stond in het teken van Pink TV, de nieuwe Franse betaalzender voor homo's en lesbiennes, die die dag op de kabel ging. De luisteraars was gevraagd om namen te bedenken voor een Vlaamse variant, en voor de programma's die erop te zien zouden zijn. Nou, dat hoefden ze geen twee keer te zeggen. De aangebrande grappen stroomden binnen. AnaalPlus; Plons, de gekke flikker; Schalkse fluiters; de Gayhistorie; de Slurfen; Pik Pak; de Potto; Bukken met Koen Crucke…
Terwijl ik zo in bed lag te grinniken, dacht ik: wat is dat toch met homo's? Al zolang ik leef, is het voor mij en voor al mijn vrienden de gewoonste zaak van de wereld dat er mensen op mensen van hetzelfde geslacht verliefd worden. Ik werk in een sector waarover wel eens gespot wordt dat je er niet aan de bak komt als je géén homo bent. En toch, als het onderwerp ter sprake komt, dan borrelt in heteromannen de ene gore grap na de andere op, en blijkt de lijst met synoniemen voor piemel, kont en darm eindeloos.
Het gebeurt bij voorkeur waar betrokkenen bij zijn, zelfs. Ik kom vrij vaak op een werkvloer waar enkel progressieve jongeren werken. Eén van hen is homo. Laat ik hem Karel noemen. Hij werkt er nu langer dan een jaar. Elke dag wordt er met zijn geaardheid gespot. Niet kwaadaardig, niet gemeen, maar eigenlijk wel vrij verregaand.
,,Kareltjeeeeuh'', (met Peulengaleis -intonatie) ,,kom eens op mijn schoot zitten, schatjeeeuh.''
,,Pas maar op, of hij wil er niet meer af.''
,,Pas maar op of hij kàn er niet meer af!''
Karel staat er dan wat schaapachtig grijnzend bij. Bij momenten maakt hij zelf een homograp. Jofele kerel, hoort erbij.
U hebt massaal naar De Slimste Mens gekeken. U bent het met mij eens dat zowel Marc Reynebeau als Erik Van Looy aardige, grappige, beschaafde, open en tolerante mannen zijn. Geen bekrompen homofobe truckers. Niettemin herinnert u zich de uitzending met Kurt Van Eeghem. De hele quiz lang maakten Mark en Erik mannen-onder-elkaar-grapjes over Van Eeghems geaardheid, grapjes die er op neerkwamen dat Kurt hen wou bespringen, en dat ze hem dat streng afraadden.
Van Eeghem kon ermee lachen. Zoals altijd. Jofele kerel, hoort erbij. Hoe hij het volhoudt, is me een raadsel. Want u weet net zo goed als ik: elke keer als Kurt Van Eeghem op tv komt, of dat nu als gast is of als presentator, altijd is er wel een heteroman die aan komt draven met theeschoteltjes dat hij in zijn broek heeft geschoven. Al vijftien jaar lang – of hoe lang komt Kurt Van Eeghem al op tv? Altijd dezelfde grappen, altijd over anale seks, hoe grover hoe liever, en meestal niet eens grappig, maar daar gaat het niet om. Het gaat om de traditie. Iedereen houdt van homo's, op voorwaarde dat je ze mag uitlachen.
In mijn meer meditatieve momenten denk ik soms na over het wezen van de Foute Grap, en waarom die zo onweerstaanbaar is. Er is niets waar gestudeerde, verdraagzame jongeren onder elkaar zo mee kunnen lachen als wanneer ze zich voordoen als racisten, seksisten en homofoben. (Onder één voorwaarde: je moet ab-so-luut zeker zijn dat de grappenmaker zijn grap niet meent – zodra je voelt dat de homofobie of het racisme echt is, dan wordt het vies.) Is het de humor van het taboe? Is het een manier om je boven de gewone mensen te zetten, door ze te parodiëren? Of is het – opgelet, nu word ik amateurpsycholoog – een soort bezwering, een manier waarop je latente racistische en homofobe gevoelens, die ondanks al die politiek-correcte openheid nog ergens sluimeren, op een onschuldige manier toch kunt uiten?
In ieder geval lijkt de aanvaarding van een minderheid door het Foute Grap-stadium te moeten. Eerst is er echte, agressieve homofobie. Naarmate die niet meer gesmaakt wordt, verandert ze in een lollige homofobie. Het Walter Grootaers-stadium. Pas als de lol daarvan af is – en Kurt Van Eeghem weet dat dat zeer lang kan duren – pas als alleen Jacques Vermeiren of Luc Caals dat soort grappen nog maken, nee, pas als zelfs zij ermee stoppen, dan pas is de groep echt geaccepteerd.
Onze allochtone broeders kunnen al beginnen uitkijken naar de dag dat hun collega's, goede vrienden en open mensen, hen schaterend begroeten met: ,,Hé Mustafa, nog veel sacochen gepikt vandaag?'' Het zou een stap in de goede richting betekenen.