Consequent is anders. Heb ik net een stuk gepubliceerd om te zeggen dat alle mogelijke meningen en analyses over godsdienstkritiek, vrijheid van meningsuiting, islamofobie en jihadistische moordcommando’s al jaaaren geleden gepubliceerd werden – schrijf ik er toch nog een nieuwe over.
Maar ‘t is niet echt een mening over wat nu het zwaarste doorweegt, of waar we ons met ons allen aan zouden moeten houden. ‘t Is eerder een observatie over hoe het komt dat dit debat, hoewel we het dus al zeer lang voeren en bijzonder veel verstandige mensen eraan deelnemen en het ontegensprekelijk fundamenteel is, toch aldoor door het slop blijft ploeteren.
Een van de zaken die het bemoeilijken, denk ik, is dat ‘de islam’ twee tegengestelde gedaanten aanneemt: die van de macht, en die van de machteloosheid. De islam van de macht is een gevaarlijke ideologie, die wordt ingezet om dictatuur, geweld en onderdrukking te legitimeren. Als dusdanig lokt ze verzet uit, spot en satire. Zeker als de macht dan ook nog eens bloedig terugslaat, zijn de satirici helden van het vrije woord. Zij bekampen de doctrinaire, oorlogszuchtige islam met niets dan hun bevrijdendende lach. David tegen Goliath.
Tegelijk is de islam de religie van de machtelozen, van Europeanen die uitgesloten worden en bij wie die uitsluiting voor een groot stuk te wijten is aan het wantrouwen (van verhuurders, van werkgevers, van buren, van collega’s…) voor hun geloof. Een wantrouwen dat vaak genoeg geuit wordt in de vorm van sarcasme, hoon, spot, smalende opmerkingen tussendoor. Dan wordt die bevrijdende spot (een week later, een straat verder, in een minder uitzonderlijke, minder spectaculaire, meer dagdagelijkse context) net kwetsende, minachtende spot, die mensen onder de duim houdt. David en Goliath wisselen van rol.
Wie zal zeggen of een lach de lacher bevrijdt, dan wel de uitgelachene uitsluit?
Het is dat tegengestelde beeld van de machtsverhoudingen, dat tot een diep onbegrip leidt tussen de twee grote ‘liberale’ of ‘democratische’ scholen in dit debat: de school die, vanuit een diep geloof in de seculiere waarden, vindt dat we nu écht wel eens helder stelling moeten durven nemen tegen een totalitaire ideologie die ondertussen al wel vaak genoeg bewezen heeft dat ze voor niets terugdeinst om die broze waarden te bekampen, zonder die heldere stellingname aldoor te ondergraven met geneuzel over racisme en discriminatie, want daarmee wek je toch maar weer de indruk dat het doodschieten van cartoonisten op de één of andere manier toch begrijpelijk is en niet de schuld van de daders, en je nodigt onze land- en bondgenoten de moslims niet uit om mee met ons te strijden tegen die absurde totalitaire aanspraken, maar je geeft hen integendeel een excuus om begrip op te brengen voor die religieuze fascisten.
Dat is school één. School twee vertrekt vanuit een even groot geloof in de liberale, seculiere, democratische waarden, maar heeft meer oog voor het trickle down effect of het ‘een druppel teveel’ effect van anti-islamitische satire. Zij ziet een lijn lopen van de grapjes van Charlie Hebdo, naar de tientallen, honderden, duizenden gelijkaardige grapjes die iedere dag door autochtone niet-moslims over moslims gemaakt worden, onder collega’s, binnen gezinnen, tussen buren, in de klas, overal – grapjes die het midden houden tussen goedmoedige spot en vernederende hoon, en die gemaakt worden door gezette burgers met de macht om mensen een huis te verhuren of carrièrekansen te bieden.
Het is een schier onoplosbare patstelling. Wie tot school één behoort, vindt dat we net méér moeten spotten met de islam, enkel zo kunnen we die dominante Goliath te kakken zetten. School twee ziet, met dat opdrijven van de provocaties, de machtigste partij zich net nog dominanter gedragen. En iedereen voelt zich liever vrijheidsstrijder dan handlanger van een onderdrukkend systeem.
Het gaat er niet eens om wie er gelijk heeft. Het is een verschil in focus. Maar de twee focussen tegelijk aanhouden, dat lukt dan ook weer niet. Knip het licht aan in de ene helft van de kamer, en de andere verdwijnt in duisternis. Knip je beide lichten aan, dan ontstaat er interferentie.
Dus kiest ieder van ons de focus die het beste past bij zijn andere overtuigingen.
Er zit nog een aspect aan de problematiek, dat mij als schrijver onbehaaglijk stemt. De vermoorde cartonisten van Charlie Hebdo hadden talent, en culturele status. Zij publiceerden hun satire in een magazine met een weliswaar beperkt lezerspubliek, maar een grote reputatie. Dat maakt dat hun werk gezien wordt in een lange culturele traditie van ‘baldadig spotten met de machtigen’: Pest in ’t Paleis, Mad Magazine, Monty Python, de blote venten van Hugo Claus, de perenkoning van Daumier. Waardoor het zeer makkelijk te geloven is (en ik geloof het ook) dat Charb en zijn collega’s geen enkele racistische bedoeling hadden, en dat hun werk ook niet in die ranzige traditie thuishoort.
De amateur-satirici aan de Vlaamse keukentafels hebben die culturele status niet. Waardoor hun mopjes veel sneller verdacht en ongepast overkomen – geen satire meer maar ordinaire xenofobie. Terwijl zij in hun eigen ogen ook maar gewoon hun vrijheid uitoefenen om te lachen met wat een ander heilig acht. En is dat niet de kern van de Westerse cultuur? We gaan ons toch niet door Abu Bakr al Baghdadi laten opleggen of wij hier De Ziekenkas mogen zingen of niet zeker?