Communicatiedrama?

'Als het nieuws van de ramp via de media het groot publiek bereikt', schreef communicatie-expert Peter Frans Anthonissen in een opiniestuk over de chaotische communicatie in de uren na de ramp op Pukkelpop, 'zijn duizenden families en vrienden rechtstreeks en ogenblikkelijk betrokken partij (…) Tegenstrijdige of voorbarige verklaringen moeten worden vermeden. Eerst was er sprake van één dode, dan vijf of zes doden, dan weer één.'

Anthonissen vermeldt niet wie er verantwoordelijk is voor dat stijgende en plots weer dalende dodental, maar uit de context van het stuk – dat gaat over hoe organisaties best reageren op crisissen, Anthonissens specialisatie – kun je afleiden dat hij het over de organisatie van het festival heeft. Die had de externe communicatie beter moeten stroomlijnen. Nu, dat is werkelijk unfair. Die fout is immers hier gebeurd.

Het is de online editie van De Standaard en Het Nieuwsblad – de redacties werken autonoom, maar nemen elkaars nieuws dikwijls over – die het bericht de wereld ingestuurd heeft dat er zes doden gevallen waren in de storm. De bron die in het stuk werd genoemd was 'de brandweer van Sint-Truiden'. Een halfuur later werd dat dodental formeel ontkend, maar toen had het persagentschap Belga al een alert – een snelle, korte nieuwsmelding van groot belang – de wereld ingestuurd met de boodschap: 'Volgens de brandweer van Sint-Truiden zijn op Pukkelpop zes doden gevallen door het noodweer. Dat bericht De Standaard.' Waarop niet alleen alle Vlaamse nieuwssites, maar ook het Nederlandse persbureau ANP en zijn mediaklanten het nieuws geplaatst hebben, meestal met 'dat meldt de brandweer van Sint-Truiden' of 'dat meldt het persagentschap Belga', wat het officiëler deed klinken. Volgens mijn informatie heeft niemand van de andere nieuwsmedia zelf naar de brandweer van Sint-Truiden gebeld. Alle berichten over de zes doden die u op het internet vindt, ook in andere talen, baseren zich dus op onze fout.

'Onze regiocorrespondent heeft contact gehad met een leidinggevende van de brandweer van Sint-Truiden, die op dat moment ter plaatse was', zegt Geert Dewaele, hoofdredacteur van Het Nieuwsblad, die de bewuste avond het groene licht gaf om het bericht online te zetten. 'Die sprak van zes doden. We vonden dat een voldoende ernstige bron om het bericht te kunnen geven, uiteraard met de vermelding "dat meldt de brandweer van Sint-Truiden". Het was geen officiële persmededeling, dat is waar, maar ook de officiële mededelingen werden in de loop van de avond bijgesteld. Zodra bleek dat ons nieuws fout was, hebben we het aangepast. Ik vrees dat dit eigen is aan online nieuws maken. Je kan niet wachten tot er uren of dagen later een uiteindelijke balans wordt opgemaakt.'

Dewaele verwoordt met dat laatste een visie die wijdverspreid is in de nieuwsmedia: omdat online nieuws – een nieuw medium, waar klassieke journalistieke organisaties nog hun weg mee aan het zoeken zijn – zo snel gaat, is er meer kans op vergissingen dan in de dagjournalistiek, waar er op haar beurt meer kans is op vergissingen dan in de weekjournalistiek. Online zie je letterlijk gebeuren hoe een verhaal zich ontspint; een halfuur later kan het er helemaal anders uitzien. Verdedigers van die visie vinden dat de gebruiker dat besef van voorlopigheid best in het achterhoofd houdt.

Het is niet mijn visie. Mijn overtuiging is dat, zeker op momenten van groot onheil, als geruchten onzeker en angstig maken, mensen nood hebben aan duidelijke, betrouwbare informatie. Als die er nog niet is, dan is het geen schande om te schrijven dat ze er nog niet is. Waarom zou je niet eerder van betrouwbaarheid dan van snelheid je handelsmerk maken? Zeker als je ziet hoe viraal online nieuws is, hoe makkelijk het ongecontroleerd, soms zelfs wereldwijd door anderen wordt overgenomen, hoor je extra zorgvuldig te zijn met je bronnen. Er is een reden waarom de journalistieke code aangeeft dat er twee van elkaar onafhankelijke bronnen nodig zijn voor je een bericht kan publiceren. De vaak voorkomende praktijk, waarbij één officiële bron voor twee telt, biedt geen garantie.

Omdat een groot aandeel van de berichtgeving na de ramp, berichtgeving was over de communicatie na de ramp, zou het ook gepast geweest zijn de eigen rol daarin te bespreken. Als ik een artikel lees met de titel 'Schande dat het netwerk platlag', waarom dan niet 'Schande dat krantensites plat lagen'? Men had kunnen uitleggen dat onze site, door een extra toestroom van meer dan 50 procent, tussen halfacht en halfelf moeilijk tot niet bereikbaar was, niet omdat de limiet van de eigen bandbreedte overschreden was, maar die van de advertentieleverancier. En dat men er alles aan doet om dat in de toekomst te vermijden. En dat men zich verontschuldigt bij de ongeruste ouders en vrienden, op zoek naar bakens in de informatiestroom.

'Steeds meer bedrijven beschikken vandaag de dag over een preventief crisiscommunicatieplan', schreef Anthonissen. Het is geen slecht idee, denk ik, als ook deze krant er één opstelt. Het zal vaker gebeuren dat Vlamingen, als er zich een dramatisch nieuwsfeit voordoet, massaal zullen rekenen op de sites van de kranten. Als De Standaard Online en Het Nieuwsblad Online dan elk op voorhand hebben bepaald hoe ze zowel technisch als inhoudelijk op zo'n ramp reageren, wanneer ze gevoelige informatie als dodentallen naar buiten brengen, wanneer ze elkaars stukken delen en wanneer het beter is om elk een eigen lijn aan te houden, kan dat hun positie als nieuwsreferentie enkel ten goede komen.