Didactisch is ze wel, die arrestatie van Dieudonné.
Het is altijd nuttig om zelf te ervaren wat het betekent om geschokt te zijn, als je vindt dat de freedom of speech er ook is voor meningen die schokken. Het is iets wat ontbrak tijdens de grote steunbetuigingen van afgelopen week. De meeste mensen die op straat kwamen voor Charlie Hebdo’s fundamentele recht om religieuze gevoeligheden te kwetsen, waren natuurlijk zelf helemaal niet gekwetst. Net zomin als ze gekwetst waren door de Mohamedcartoons van Jyllands-Posten.
Het deed me wat denken aan die mythe van de kunstenaar als stoorzender, waar ik een poosje geleden over schreef. Seculiere Europeanen identificeren zich graag met de rebel, die God noch gebod kent, de machtigen op hun nummer zet, zeepbellen doorprikt, bekrompenheid aan de kaak stelt en alle heilige huisjes, links of rechts, sardonisch schaterend omver trapt. Maar op de één of andere manier zijn het nooit hun eigen heilige huisjes.
We leven in een consensusrebellie.
Dan is het nuttig als er eens iemand iets zegt waarvan je zélf denkt: moet dat nu zomaar kunnen? Als het een grap is, waarom lach ik dan niet? Wie zìjn de mensen eigenlijk die daar wél mee kunnen lachen? Zou ik op straat gaan om dié man zijn recht te verdedigen om deze grap te maken? Om te éisen dat hij wordt vrijgelaten? Of kies ik voor een tussenpositie: van mij hoeft hij natuurlijk niet opgepakt te worden, laat staan vermoord of zo, ik ben niet gek – maar ik ga nu ook niet mijn nek voor hem uitsteken. En als iemand van me eist dat ik zijn arrestatie veroordeel, dan snauw ik: Waarom? Daar heb ik toch helemaal niets mee te maken? En daarbij, hij had ook kunnen weten dat zo’n “grapje”, in het huidige maatschappelijke klimaat, slecht zou vallen?