Aangezien niemand anders zich geroepen voelt, kom ik u waarschuwen. Stél dat u nog geen deel uitmaakt van dat legioen kopers van Kader Abdolahs De Koran/De Boodschapper: niet doen. Blijf daar ver uit de buurt. Dat boek is lezersbedrog.
Ja, we hebben het over hetzelfde boek. De bom van het jaar, het schandaalsucces van het jaar, de literaire moord van het jaar. Een eerste druk van 75.000 exemplaren. Geheimhoudingsplicht voor wie de zetproef in handen kreeg. "Nederlanders houden adem in." "Uitgeverij houdt zich klaar voor reacties." "Abdolah weigert beveiliging." Enfin: Harry Potter en de Duivelsverzen ineen. Een dikke rip-off.
En nu zegt u: Naegels, hoe weet jij dat nu? Jij spreekt toch geen Arabisch? Ben jij opgegroeid in het huis van de moskee? Heb jij een oom van 94 die de Koran minstens 700 keer heeft gelezen? Heb jij een familie met "oeroude gelovige mannen en vrouwen, mannen en vrouwen die als oude bomen zijn, bomen die bij harde wind als eerste op de grond zullen vallen"? (Ah, die beeldspraak waar alleen exotische schrijvers mee wegkomen…)
Die heb ik niet. En dus kan ik, toegegeven, Abdolahs Koranvertaling in wezen niet beoordelen. Leuk voor hem: haast niemand van zijn Nederlandse en Vlaamse lezers kan dat. Dus accepteer ik dat de krakkemikkige stijl ‘poëtisch' is. Dat ik onvoldoende ‘proever' ben, dat ik niet ‘traag' genoeg gelezen heb. Abdolah heeft de Koran dan wel vrij vertaald en ongebruikelijke tradities gevolgd en hele soera's weggelaten en de volgorde van de hoofdstukken omgegooid en er zelfs een nieuwe, eigen soera aan toegevoegd – maar om de Koran nu in wérkelijk vlot lezend Nederlands om te zetten, nu ja, dat zou een stap te ver geweest zijn. Het blijft een heilig boek.
Dat moet ik dus node aanvaarden.
Wat ik niet kan accepteren, is wat Abdolah heeft klaargespeeld in De Boodschapper, zijn biografie van de profeet. Die kan ik wel beoordelen. Hier is geen sprake van ‘poëtisch' of ‘traag', nee: "Hoewel de verhalen en de gebeurtenissen gebaseerd zijn op historische feiten, mag alles volgens de wetten van de literatuur gelezen worden."
Je moet maar durven. Abdolah lapt zelfs de meest essentiële van die wetten aan zijn laars! Ten eerste: veel te veel vertellers. Als ik goed geteld heb, dan bevat dit niet al te dikke boekje 59 sprekende personages, waaronder 29 vertellers! Hoofdverteller Zeeëd, nochtans de zoon van de profeet, voelt zich blijkbaar te onzeker om het verhaal op eigen kracht te doen, dus rijgt hij de interviewtjes met vrienden, familie en kennissen aan elkaar. Gevolg: een enorme afstand tussen de lezer en het échte hoofdpersonage, Mohammed. Die kan daardoor nooit tot leven komen.
Ten tweede: die vertellers krijgen de ruimte niet om hun verhaal te doen. Gemiddeld twee à drie bladzijden de man. Waardoor essentiële periodes veel te schematisch aan bod komen. "Door onze steun aan Mohammed verloren we ons werk en werden we verbannen en stierven we haast van de honger, maar toen kwam Mohammad langs met brood en vlees en dat was als een lichtgevende lantaarn in de nacht. Hij zei ook iets grappigs tegen mijn zoontje Omir, van wie de vogel net gestorven was." Einde hoofdstuk. Het is zelfs te veel gevraagd wàt de profeet dan voor grappigs te zeggen had aan een jongetje van wie de vader vervolgd wordt en crepeert van de honger, en die ook nog eens de dood van een huisdier moet verwerken.
Ten derde: ze krijgen al evenmin de ruimte om zélf tot leven te komen. Edelvrouw of slaaf, dichter of veldheer, ze spreken allemaal met dezelfde stem, in dezelfde stijl, op dezelfde toon.
Ten vierde: ze praten in een ouderwets toneel-Nederlands: "O, die vos Mohammad." (‘Vlerk', Kader, gebruik ‘vlerk'!)
Ten vijfde, en ten overvloede: dit zijn geen echte mensen. Als Mohammed Zeeëds vrouw afpakt, berust die daar wel heel snel in. Als mensen het woord ‘Koran' horen, lijken ze "getroffen door de bliksem" of kijken ze "als een versteende man". Als Zeeëd een (nogal banale) anekdote hoort over de profeet, begint hij te huilen van geluk. Als hij de vraag krijgt hoe hij er zo fluks blijft uitzien, glimlacht hij: "Mohammad…" En lees hoe Ajeshe, Mohammeds negende vrouw, diens dood beschrijft: “Ik wilde het moment voor de eeuwigheid vasthouden. Als hij doodging, wilde ik ook doodgaan. Ik zag dat hij naar me keek en glimlachte. Ik was verzaligd van geluk.” Als haar man even daarop dan toch zijn laatste adem uitblaast, slaakt ze een dramatische kreet, en stort ter aarde.
In godsnaam zeg! Dat Conscience zo schreef, tot daaraan toe. Maar een schrijver uit de 21ste eeuw?
Dit is geen volwaardige roman. Het is een sentimentele versie van een Wikipedia-pagina. Te kort, te weinig, te pathetisch, te hinkend-op-twee-benen: wel een béétje de mens Mohammed, maar nu ook niet écht hé. Het blijft de profeet.
"Je kunt de Koran niet begrijpen als je Mohammad niet begrijpt", zegt Abdolah zelf. Geen wonder dat ik door die vertaling ook niet heen kwam.
En daar heeft dus geen enkele recensent me voor gewaarschuwd. Interviews genoeg, om te zeggen hoe belàngrijk het wel niet is dat dit boek bestaat. En hoe dapper Abdolah, om het te durven schrijven.
Het zal wel. Dik bekocht voel ik me. Het zal lang duren voor ik nog een boek vertrouw, dat me zo opgedrongen wordt.