Nog één keer, voor die militante jas me al te goed gaat zitten. Maar ik ben te zeer aangedaan door Mieke Van Hecke. Die er in Reyers Laat niet in slaagde ook maar één positief woord over de lippen te krijgen over zwarte scholen, concentratiescholen, GOK-scholen, noem ze hoe je wil. Niet alleen was ze stomverbaasd dat de kinderen op de school van mijn zoon gewoon Nederlands spreken, meteen was het: 'Ik ken er ook andere.' Op mijn pleidooi om de witte vlucht te doorbreken: 'Er bestaan toch ook kleuterscholen waar er van de vijftien kinderen maar twee enig benul hadden van wat Nederlands was.' En altijd weer die opsomming van miserie, ongeluk, domheid, winterse buien, doodslag en hongersnood. Over haar éigen scholen, waar zíj de leiding over heeft. En waarvan er vele schitterend werk doen!
Ze doet het om niet naïef over te komen. Dat is wat ik dacht. Het is een eeuwig probleem tijdens ieder gesprek over deze samenleving. Zelfs al wijst alles erop dat het echt waar zou kunnen zijn dat ergens, goed verborgen, het leven gewoon normaal verloopt, dan nog is de reflex: laten we op zoek gaan naar een probleemgeval. Omdat het anders naïef overkomt. Stel dat morgen een Marokkaanse Belg de Nobelprijs voor Geneeskunde wint, dan kopt de krant: 'Wij kennen er ook anderen.'
Die angst om naïef te zijn: het is de nieuwe naïviteit. We maken hetzelfde mee als in de jaren negentig, maar dan omgekeerd: we zien de zaken niet meer zoals ze zijn. We hebben ons onze eigen realiteit laten afnemen. Wij, Vlamingen, hebben ons laten aanpraten dat we ons land, onze steden en dorpen, onze buren enkel in misprijzende termen mogen omschrijven. We hebben ons laten aanpraten dat problemen onoverkomelijk zijn, dat mislukken onvermijdelijk is, en dat het verstandig is om weg te lopen van het eigen volk.
De discussies over de witte en zwarte scholen hebben mijn ogen nog meer geopend. Dag aan dag merk ik hoe dat verlammende, deprimerende, 'realistische' denken is doorgedrongen bij mensen die beter zouden moeten weten. De gewone Vlaming, die elke dag ziet hoe normaal zijn wijken zijn, die er zijn inkopen doet, die zijn buren groet, die zijn kinderen er laat opgroeien en die er gelukkig is, die gewone Vlaming laat zijn oren hangen naar dogmatici, de ideologen in hun villawijken of dokterswoningen, die hun realiteit voor dé realiteit verkopen. Hij laat zich intimideren door een kerk die enkel wie haar niét gelooft, tot believer uitroept. Hij heeft zich laten opzadelen met het idee-fixe dat er twintig jaar geleden te veel optimisme zou beleden zijn, te veel enthousiasme, te veel hoop – alsof dat ziektes zijn – en dat die nu dus voor zeker even lang verboden zijn. Hij laat zich overschreeuwen door een leger van bejaarde bloggers, de hyena's van het internet, eindelijk bevrijd van werk en kroost, die de obsessies van hun jeugd herbeleven met de verbetenheid van de ouderdom. Hij hoort zijn leiders zeggen: 'Jullie zijn mislukt. Dit volk is mislukt. We gaan het vervangen door een dat meer op ons lijkt.' En hij applaudisseert ervoor.
Kunt u zich voorstellen dat priester Daens dat gezegd had? 'Dat wordt nooit wat met die arbeiders van Aalst. Verkeerde waarden, verkeerde taal, te veel kinderen, kiezen de foute school. Het is normaal dat de Franstalige burgerij op hen neerkijkt. Die kiest nu eenmaal voor kwaliteit. Uiteindelijk: er moet toch een elite zijn? Wie betaalt er anders onze belastingen?' Of August Vermeylen? 'Ju toch! Vlaanderen is totaal mislukt. We moeten dat durven erkennen.' En applaus!
De afgelopen dagen hebben velen me erop gewezen dat niet alle concentratiescholen even goed werken. Ik heb, naast talloze positieve reacties, ook mails gekregen van kansrijke ouders die hun kind er eerst ook heen stuurden, en die daar later op teruggekomen zijn. Ik veeg die verhalen niet van tafel. Niets garandeert dat wij niet ooit in dezelfde situatie zullen zitten. Ik wil alle moeilijkheden, alle pijnpunten, alle misstanden onder ogen blijven zien. Maar niet als dat een ritueel wordt. Niet als het een excuus biedt om uit de eigen samenleving te stappen. Er bevindt zich geen vreemd lichaam in ons volk, waar we met ons allen wat zorgelijk omheen staan te schuddebollen, om het vervolgens de rug te keren. Dit ís ons volk.