Die Jef Vermassen is een goeie. Meer dan een week lang laat hij geen spaander heel van de hele aspergertheorie. Woensdag nog, tijdens zijn repliek op het pleidooi van de verdediging van Hans Van Themsche, staat hij te zwaaien met een psychiatrisch handboek: 'Ik heb hier een boek – 't is nog geen veertien dagen verschenen in het Nederlands. Van de grootste specialist van de wereld! En wat staat daar? Als een asperger al een moord pleegt – en het gebeurt bijna nooit, drie gevallen bekend – dan is dat altijd op iemand die hij van tevoren kende en dan voelt hij zich daar achteraf rot over. Wat zien we bij Hans Van Themsche? Onbekende slachtoffers en gebrek aan schuldgevoel: het hoofdkenmerk van de psychopaat.' Donderdag, nadat de jury hem daarin gevolgd was, zegt Vermassen doodleuk in interviews: 'Ik zou graag willen weten of hij asperger heeft. Er zijn elementen die erop zouden kunnen wijzen.'
Na deze laatste procesweek, waarin de verwarring over ziektebeelden en diagnoses totaal werd, vond ik dat treffend. De verdediging is er wel degelijk in geslaagd om twijfel te zaaien – iedereen kent wel een autist, iedereen herkent wel iets in de vele anekdotes over Van Themsche – maar op den duur werd die twijfel zo opgedreven dat het bespottelijk werd. Bij momenten leek het alsof we op een psychiatrisch congres waren, waarbij de echte psychiaters zich hadden laten vervangen door hun broer of bakker of een kennis van om de hoek. Het was expertise van-horen-zeggen, met als hoogtepunt meester Bart Herman, advocaat van Van Themsche, die zelf punten ging toekennen op de, volgens hem, 'enige internationaal erkende test om psychopathie te meten: de PCLR-test. Niemand die hem hier uitgevoerd heeft, niemand. Ik ga hem hier, enigszins met de natte vinger, zelf uitvoeren.' Waarop hij in luttele minuten een checklist afraffelde, die hij zelf op een groot flip-overblad had geschreven, en daaruit afleidde dat Van Themsche veel te laag scoorde om psychopaat te kunnen zijn. Amateuristisch? Nee hoor: 'Ik heb gebeld met onze psychiater en die zei dat dat zeker kon kloppen.' En dat komt dan van advocaten die van methodologie de inzet van dit proces gemaakt hadden: onze experts hebben gelijk, want ze gebruiken betere tests.
Nooit heb ik zo weten goochelen met wetenschappelijkheid als de afgelopen week. Psychiatrische rapporten werden in één adem genoemd met lezersbrieven van moeders van een autistisch kind, die dan nog eens onvolledig geciteerd werden. Jef Vermassen las voor uit het eerder genoemde boek om te bewijzen dat Van Themsche geen asperger heeft, waarop Pol Vandemeulebroecke, de advocaat van Van Themsche: 'Ik weet waar u dat boek vandaan hebt. Ik werd op straat aangeklampt door een man die zei: "Hij is het! Asperger! Ik heb het in een boek gelezen, het is hem helemaal., En ik vraag: "Waar is dat boek?, Hij zegt: "Ik heb het aan meester Vermassen gegeven!, Dit boek bewijst dus dat hij wél asperger heeft!'
Zat ik in de jury, ik veroordeelde die psychiaters mee. Vooral omdat hun verwarrende rapporten gebruikt werden om de jury met een verpletterende verantwoordelijkheid op te zadelen: alleen als u onze stelling volgt, hebt u garantie dat Van Themsche nooit meer vrijkomt. Als u hem interneert / als u hem toerekeningsvatbaar verklaart (schrappen wat niet past), dan loopt hij straks weer vrij rond! En dan begint hij gegarandeerd opnieuw! Want daar waren ze het tenminste over eens: psychopaat of autist, hervallen zou hij.
En toch was het een mooi proces. Om vele redenen, waarvan ik de meeste niet hoef te herhalen. De waardigheid van de families Niangadou en Drowart-Van Bree, de kracht van de getraumatiseerde Songül Koç, het ontbreken van haat of wraak bij alle slachtoffers en hun families, de haast Bijbelse vergiffenis die geschonken werd aan Van Themsches ouders: er is al vaak genoeg over geschreven.
Eén reden zou ik daar nog aan willen toevoegen. Tijdens dit proces zijn de drie slachtoffers van Hans Van Themsche alle drie evenwaardig en volwaardig mens geworden. Daarmee wil ik zeggen: tot 1 oktober waren ze in de eerste plaats slachtoffer, dood of zwaargewond, en verder was er niet zo veel over hen geweten. Luna Drowart sprak het meest tot de publieke verbeelding, waardoor het soms leek alsof Van Themsche allereerst een kindermoordenaar was. Dat bedoel ik niet cynisch: het is logisch dat een moord op een kind het meeste afschuw wekt. Omdat zij bovendien de enige blanke was – en opnieuw, dat bedoel ik niet cynisch – konden Vlamingen zich het best inbeelden hoe haar leven moet geweest zijn. Songül Koç en Oulematou Niangadou waren niet meer dan (vaak fout gespelde) namen met een korte omschrijving: de Turkse met de hoofddoek die een boek las aan de Pottenbrug, de Malinese nanny die, tja, die naast Luna liep.
Tijdens dit proces is dat veranderd. Natuurlijk kun je je, zoals ik her en der gelezen heb, vragen stellen over de juridische noodzaak van de vele familieleden, kennissen en vrienden die komen vertellen over het leven van de slachtoffers. Om vast te stellen of en waarom de beschuldigde geschoten heeft, helpen ze ons inderdaad geen meter verder. Maar ze doen wel beseffen dat Van Themsche ménsen heeft geraakt, en geen types. Zeker in deze zaak is dat belangrijk. Van Songül Koç weten we nu dat ze twee zoons heeft uit een ongelukkig, gearrangeerd huwelijk met een man die zestien jaar in de gevangenis heeft gezeten, en van wie ze nu gescheiden is. We weten dat ze als schoonmaakster werkte en daar rugproblemen aan heeft overgehouden. We weten dat ze dat ze zich door Vlamingen Sonja liet noemen. We weten dat ze nog maar recent een hoofddoek is beginnen te dragen, en dat ze er voordien naar westerse normen bijzonder aantrekkelijk uitzag. We weten dat ze goed bevriend was met haar onderbuurvrouw, met wie ze elke ochtend ontbeet, en van wie ze de auto mocht lenen. We weten dat dat haar eerste gedachten waren nadat ze neergeschoten was: Ik moet zorgen dat die auto niet weggesleept wordt. We kennen haar neven en nichten, haar vrienden, zelfs haar immotheker, een komisch type …
Voor Oulematou Niangadou geldt hetzelfde. Van haar weten we nu dat ze een dochter heeft, dat ook zij een gearrangeerd huwelijk achter de rug had, dat ook zij gescheiden was en haar eigen leven in handen nam. Haar vader was een succesvolle zakenman tot hij door ziekte geveld werd. Ze mocht eigenlijk eerst niet naar België komen van haar oom, en ze was hier niet graag, al werkte ze wel graag voor de familie Drowart. Met het geld dat ze hier verdiende, was ze van plan in Mali een taxibedrijf te starten.
Uiteraard zijn dat banale feiten. Misschien kun je zelfs aanvoeren dat het kwalijk is dat iedereen ze nu kent, omdat deze slachtoffers, boven op hun leed, moeten meemaken dat hun privéleven publiek gemaakt wordt. Maar zeker omdat dit (ook) een racismezaak is, vond ik het belangrijk. Hans Van Themsche schoot op abstracte voorbeelden: de moslima, de negerin. Onbewust zijn die twee vrouwen dat in de publieke verbeelding gebleven. Pas op dit proces, geconfronteerd met de verhalen en het leed van de vele vrienden en familieleden, kwam het besef hoezeer Van Themsche unieke mensenlevens verwoest had.
Het was voor mij de eerste keer dat ik een assisenzaak bijwoonde, maar wat meteen opviel, was dat dit niet alleen een rechtszaak is, maar ook een rouwdienst, een kerkdienst zelfs. Het beeld is niet gratuit gekozen: in de zaal waar het proces gevoerd werd, prijken aan drie van de vier muren grote wandschilderingen, die zestiende-eeuwse rechtszaken voorstellen. Aan de kop van de zaal, boven de voorzitter en zijn assessoren, hangt een enorme afbeelding van een 'hoogduytschen krijgsman', die op 22 november 1569 veroordeeld werd voor meineed. De handen geboeid, het hoofd bijna op het offerblok, knielt de veroordeelde voor zijn rechters, die gezeten zijn voor een enorm gekruisigde Jezus. Dat kruisbeeld – toegegeven, geen echt: het is onderdeel van een schilderij – domineert deze zaal dermate, dat er niet veel verbeelding voor nodig is om hier een altaar in te zien. De donkere houten banken, de houten afwerking van de muren en het houten balkon achteraan versterken het beeld.
Luister hoe de openbare aanklager op de laatste dag zijn pleidooi voor de strafmaat aanvatte: 'Een naast familielid verliezen is altijd moeilijk. Er is altijd die pijn. Het is een vitaal deel dat weggerukt wordt. En wat doe je dan? Je zoekt steun. Je zoekt troost. Bij een natuurlijk overlijden zoeken we troost in de gedachte dat dit nu eenmaal het leven is.'
Dat is een klassiek begin van een rouwdienst, met zijn haast rituele verwijzingen naar het leven, de natuur, de gedeelde smart en troost van een gemeenschap. Of let op de vele verwijzingen naar Bijbelse verhalen en taferelen in de pleidooien. Jef Vermassen opende het zijne met: "Een menselijke duivel heeft beslist dat aan dit leven een einde moest komen. Luna wist niet eens wat de duivel was, maar ze heeft hem ontmoet. Een duivel die God wou zijn, die zich het goddelijke recht toekende om te beslissen over leven en dood. Luna was een engel, en ze had altijd haar engelbewaarder bij zich: Oulematou. Meneer Van Themsche schreef in zijn afscheidsbrief: 'ER IS GEEN HEMEL.' De hemel op aarde bestaat. Hij bestond in die familie. En die hemel heeft u kapotgeschoten! En u heeft hen verwezen naar de hel!'
Uiteraard gebeurde dat in de eerste plaats om de jury te bespelen. Maar al die toespraken, de pleidooien en het requisitoir, waren tegelijk gericht naar families, slachtoffers en iedereen die gekomen was om te rouwen, zelfs al hadden ze geen enkele band met de betrokkenen. '11 mei is de 11 september van Antwerpen', sprak meester Kris Luyckx. "Niet alleen de families hadden die proces nodig, ook mijn stad, onze stad, had dit nodig.' En het Openbaar Ministerie zei: 'Niet alleen de ouders zijn in hun ziel getroffen, ook onze gemeenschap, onze burgers …' Wij, die burgers, de congregatie, de geloofsgemeenschap, bogen het hoofd.
U merkt het: de stijl van de pleidooien is, zacht gezegd, dramatisch te noemen. Als schrijver zat ik daar soms met open mond naar te luisteren. Een assisenzaak is ongetwijfeld het enige publieke forum waar nog met zulke hoogromantische, melodramatische, sentimentele taal gesproken wordt. Zonder overdrijven: dit is de taal van Conscience en van de vroege Goethe, een taal waarvan ik dacht dat ze, in onze afstandelijke en ironische tijden, verdwenen was.
De openbare aanklager: 'Oulematou Niangadou en Luna, het klinkt als een lied voor een betere wereld, een sprookje. Ze zijn samen op een plek waar geen haat of racisme bestaat, een plek waar Vrouwe Justitia haar blinddoek kan afwerpen om haar tranen mee te drogen.'
Jef Vermassen: 'Als u en ik slapen, dan gaan de ouders van Luna naar het kerkhof. Luna heeft er een mooi plekje onder de bomen. Daar zitten zij te huilen bij het graf van hun dochter, in het licht van de maan waarnaar zij genoemd is.'
En nog eens de openbare aanklager: 'Als u de stelling volgt van de verdediging, dan is Van Themsche binnenkort weer vrij. En als binnen enkele weken dan de maan schijnt door de bomen, en daar wordt op uw deur geklopt, dan zal het niet zijn om het schoentje van Luna te vullen. Nee, het is Van Themsche, met zijn geweer, om dat schoentje af te pakken!'
Vergeef mij nu wel mijn cynisme, maar bij dat laatste dacht ik aan nonkel Van Grauwel, het typetje van Bart Peeters uit Het Leugenpaleis, de akelige oom die altijd gruwelijke sprookjes kwam vertellen.
En toch. Ondanks die permanente mentale monkel over al dat drama, kwam het me in zekere zin ook authentiek over. Alles in deze zaak was over de top. De feiten zelf, de woorden en metaforen in requisitoir en pleidooien, de reacties van de pers, de reactie van de slachtoffers, en ook mijn eigen emoties waren bij momenten overspannen. En toch had het iets vreemd authentieks. Misschien is het voor mij, opgegroeid met ironie en relativering, nog de beste les geweest. Dat melodrama authentiek kan zijn. Dat beeld van Van Themsches moeder, die haar zoon tot levenslang hoort veroordelen, en onmiddellijk daarna omhelsd en getroost werd door Luna Drowarts grootmoeder: vertel dat na, zet het in een krantenartikel, en wie er niet bij was, keert zich walgend af: emojournalistiek, bah. Maar dat zién, en merken dat je ironiefilter uitvalt, en beseffen dat kunst nooit een dergelijk besef van menselijkheid zal kunnen bieden – dat is misschien mijn belangrijkste levensles geweest, de afgelopen twee weken. Als u mij die wat sentimentele woordkeuze vergeeft. Ik ben nog niet helemaal afgekickt.