De Standaard, 18 mei 2019
Hoe goed kennen wij, Europeanen, onszelf? Dat vraagt de website van ‘Europe talks’ me, die EU-burgers met tegengestelde overtuigingen samenbrengt voor een persoonlijk gesprek (DS 13 mei). ‘Weten we écht hoe de Franse vrachtwagenchauffeur denkt die zich bij de gele hesjes heeft gevoegd?’ Als ik dat écht had willen weten, dan had ik me vorig weekend naar Bozar moeten reppen. Of ik had naar ‘Het grote gelijk’ kunnen komen, waar ik mijn Vlaamse tegenpool had kunnen ontmoeten, een columnist die precies andersom loopt te mitsen en te maren, als ik meen te moeten maren en mitsen.
Ik heb dat niet gedaan. En ik heb dat zeer bewust niet gedaan. Hoe goedbedoeld ook, ik vind ze wat merkwaardig, al die pogingen om andersdenkenden samen te brengen. Iedereen heeft toch een familie? En in iedere familie loopt er toch een racistische opa rond, een extreemlinkse neef of een schoonzus met een bloedhekel aan Bart De Wever? Het enige wat we moeten doen als we echt zo graag uit onze bubbel willen treden, is op de paasbrunch naast opa gaan zitten en zeggen: ‘Leg het me nu eens uit, waarom je zo’n hekel hebt aan Kristof Calvo.’ Dat zou extra makkelijk moeten zijn, want je kent elkaar goed, je ziet elkaar graag, dus is de bereidheid om elkaar tegemoet te komen toch veel groter dan bij een vreemde?
Maar dat is niet wat we doen. Het marsorder in alle Vlaamse families die zich opmaken om naar die brunch te vertrekken, is: begin er niet over. Praat over wat je wel gemeenschappelijk hebt: je werk, je hobby’s, je liefde voor lekker eten, de kleinkinderen. Het behoud van de familieband vereist een liefdevol zwijgen. Waarom leggen we die waardevolle les dan naast ons neer als het over de samenleving gaat?
Eén etentje volstaat niet
Europeanen – en de Belgen zijn daar geen uitzondering in – piekeren zich suf over hun verdeeldheid. Het aantal artikels over polarisatie, filterbubbels en de agressie op sociale media is niet meer te tellen. Typisch voor de tijd wellicht is dat velen duidelijk geloven dat die verdeeldheid individueel geheeld kan worden – ja, dat ze ontstaan is doordat we niet meer persoonlijk, face to face, met andersdenkenden in gesprek gaan. Zoals Rachid Lamrabat, een van de presentators van het Stubru-programma Ramadamadingdong, gevraagd naar een voorstel om de wereld te verbeteren, deze week zegt in Knack: ‘Durf met anderen te praten.’
Heb je enig idee hoe vaak, en hoe langdurig, je dat zou moeten doen voor de wereld ook maar een béétje verbetert? Een eenmalig etentje is een druppel op een hete plaat. Als je wilt dat het werkt, dan is er een volgehouden, duurzaam contact nodig. Een vriendschap. En niet één: ieder van ons zou een vriendenkring moeten uitbouwen die de etnische, religieuze, ideologische, sociaal-economische, geografische en culturele grenzen op alle mogelijke manieren overschrijdt, en met die vrienden zou je voortdurend gesprekken moeten voeren over precies die onderwerpen waarover je het oneens bent, zonder ruzie te krijgen. Dat is onmogelijk.
Confrontatie bij de iftar
Het is het een of het ander – de paradox van de paasbrunch. Een niet-moslim die zich deze maand heeft ingeschreven om een iftar bij te wonen omdat hij bezorgd is over de heftigheid van de ruzies over de islam, die kan kiezen: ofwel praat hij over allesbehalve de hete hangijzers, en dan gaat hij naar huis in de warme overtuiging dat hij sympathieke mensen heeft ontmoet die véél normaler zijn dan de media ons willen doen geloven. Ofwel komt hij binnen met: ‘Het is toch niet onverdoofd geslacht, hé, dat lam dat we gaan eten?’
Ofwel is er diversiteit, maar dan wordt die niet benoemd, ofwel wordt ze benoemd, maar dan is ze verdwenen. Het idee dat je een goeie band kunt opbouwen, en die vervolgens kunt gebruiken om een fundamentele discussie te voeren over iets waar je allebei echt heel anders over denkt, is psychologische onzin. Wie het al heeft meegemaakt dat een van zijn vrienden op Facebook plots allerlei meningen begon uit te kramen die hij zelf aberrant vond, weet dat.
Vroeger was het erger
Maar dat is niet erg. De hele discussie vertrekt van de verkeerde premisse: dat mensen met een tegengestelde visie vroeger wél met elkaar praatten. Pas recent zouden we allemaal in onze ‘bubbel’ terechtgekomen zijn, en dat zou met de technologie te maken hebben, de mysterieuze algoritmes die geprogrammeerd zijn om ons in ons gelijk te bevestigen. Terwijl het net omgekeerd is.
Vroeger, voor de komst van sociale media – en dat is toch nog niet zolang geleden, iedereen herinnert zich dat toch nog? – hadden we alleen contact met ons lief en onze vrienden, en die hadden we persoonlijk geselecteerd met als belangrijkste criterium dat ze min of meer op dezelfde manier in het leven stonden als wij. Andersdenkenden ontmoette je alleen toevallig, op het werk of in de familie, en dan deed je er alles aan om een discussie te vermijden. Ik heb het nooit meegemaakt dat, in de jaren 90, kiezers van Agalev elkaar opriepen om eens lekker te gaan eten bij een Vlaams Blokker, of omgekeerd. De reden waarom er vandaag zoveel ruzies ontstaan op sociale media, is precies omdat mensen met een tegengestelde mening elkaar nu wel makkelijk ontmoeten. We praten net méér met elkaar.
Dat die gesprekken niets opleveren, en alsmaar gefrustreerder en kwader worden, is perfect verklaarbaar. Breuklijnen in een samenleving zijn het gevolg van structurele verschuivingen die voor verschillende groepen verschillende gevolgen hebben gehad. Mensen groeien bovendien op in verschillende politieke culturen, die elk op hun manier een interpretatiekader bieden, en waar mensen zich ook emotioneel mee gaan identificeren. Gesprekken over die grenzen heen, zelfs met de nobelste bedoelingen, eindigen op zijn best met de vaststelling: ‘Jij bent zo en ik ben anders. Jouw leven ziet er heel anders uit dan het mijne.’
Maar het is dan ook niet aan ons, burgers, om die kloven te dichten. Het is aan politici om dat te doen. Onze taak is het om, ondanks alle spanningen, in vrede en vriendschap met elkaar te blijven samenleven. En dan is het meestal beter om elkaar met rust te laten. Het is aangenaam om door je stad te lopen in de illusie dat al die mensen die je rond je ziet, ongeveer hetzelfde in elkaar steken als jijzelf. Dat hoeft niet getest te worden. Een ingebeelde gemeenschap is maar een gemeenschap naarmate ze ingebeeld blijft.