Het bizarre gedweep met de Zillion

‘The legend of Zillion’, godbetert. De podcast die Studio Brussel heeft gemaakt over de voormalige Antwerpse discotheek legt de adoratie er nog dikker op dan de film van Robin Pront. ‘Een ongelooflijke geschiedenis vol seks, drugs en decadentie’, belooft ­maker Rik De Bruycker (26, dus 1 jaar toen de Zillion opende) waarna de ene na de andere vertelt hoe zijn mond openviel, hoe haar mind blowde, hoe die ‘wow, zotjes!’ zei omdat er vuurwerk was en live porno en een bellenblaasmachine die de rokjes deed opwaaien.

 

Ook dat is ouder worden. Dat je veel jongere mensen nostalgisch ziet doen over een periode die zij niet bewust hebben meegemaakt, en jij wel. Dat je ze hoort dwepen met gebeurtenissen die je je zelf herinnert als eerder banaal – een van de vele faits divers die destijds in het nieuws zaten. ‘Toen de ­Zillion ophield te bestaan’, schreef de recensent van Humo, eveneens te jong om dat te kunnen weten, ‘was het alsof er voor een hele generatie op één of ­andere manier een einde kwam aan een era.’ Sorry, maar nee. Toen de Zillion ophield te bestaan, hield de Zillion op te bestaan. Zelfs in de jaren 90, toen de geschiedenis naar verluidt zelf geëindigd was, was er meer nodig om van ‘het einde van een era’ te spreken.

 

Ik vond Zillion een hele, hele rare film. En de laaiende ontvangst, met dat gekir van de BV’s van vandaag over de BV’s van twintig jaar geleden, maakte me onbehaaglijk. Dat heeft te maken met de manier waarop Pront Frank Verstraeten portretteert. In de meeste recensies van de film wordt de vergelijking gemaakt met Martin Scorseses The wolf of Wall Street, maar deze ­Verstraeten is zieliger en griezeliger dan het ­personage dat Leonardo DiCaprio neerzet. We leren de latere discotheekbaas kennen als jongvolwassen man, die bij zijn alleenstaande, passief-agressieve moeder woont, gedurende de hele film een dominante aanwezigheid in zijn ­leven. Hij is de karikaturale ­computernerd: sociaal onhandig, praat als een ­robot, wekt de indruk dat hij nog nooit een vrouw van zijn eigen leeftijd heeft durven benaderen. Hij heeft ernstige complexen over zijn kleine ­gestalte. Maar tegelijk kampt hij met wanen van succes en rijkdom. Hij wil niet zomaar een stabiel en gelukkig ­leven, nee, hij moet en zal boven iedereen uit torenen.

 

Frank is onze god

 

Iemand moet het zeggen: dat is het ­profiel van de incel. Het is het profiel van de high school killer, met zijn toxische combinatie van zelfhaat en zelfoverschatting. Het is het profiel van de psychopaat. Ik zat naar die Frank Verstraeten te kijken en ik dacht: God ­beware ons als die megalomanie ­gefnuikt wordt. En jawel, vroeg in de film zien we al hoe zijn gekrenkte ego hem inderdaad aanzet tot buitensporig geweld. Als hij uit discotheek Carré ­gegooid wordt, omdat hij het niet kan verkroppen dat hij geen contact mag maken met een Miss België die hij nog nooit heeft gesproken maar over wie hij al wel heeft beslist dat ze ‘de zijne’ moet worden, stapt hij razend in zijn auto en rijdt door de deuren van de zaak op de dansende massa in. Hallo – de aanslag in Nice, iemand? De aanslag in Apeldoorn op Koninginnedag? In ­Zillion wordt er niet eens dieper op ingegaan. Pront presenteert het als een anekdote, zoals ook het kindermisbruik van ­Dennis Black Magic als een anekdote wordt gepresenteerd: excentrieke buitenissigheden die horen bij de geldingsdrang van de hoofdpersonages: jonge rebelse witte mannen die zich niet laten tegenhouden door sociale conventies.

 

Want dat is natuurlijk het punt van de film – en die van de ‘legende’ die vandaag rond Frank Verstraeten ­geweven wordt: hij slaagt in zijn ­opzet. Zelfs al gaat hij enkele jaren later alsnog ten onder, wat we onthouden is dat zijn megalomane geloof in het eigen ­genie, en zijn misprijzen voor het klootjesvolk, hem brengen waar hij wil zijn: schitterend aan het firmament, huilend naar de maan, een man die zijn eigen wetten maakt. In de woorden van de klanten van Zillion: ‘Frank is onze god.’

 

In dat opzicht (en vele anderen) is het een heel erg mannelijke film: hij ­fêteert transgressie, dominantie, egocentrisme, de cultus van het uitzonderlijke individu, het geloof dat je álles kunt bereiken als je maar rücksichtlos bent. Hij fêteert de Wille zur Macht, de blinde geldingsdrang van de man die het niet verdraagt dat hij door iets of ­iemand wordt beperkt. Ik kan ondertussen niet meer tellen hoe vaak ik de laatste week bewonderend over en door Verstraeten heb horen vertellen dat hij ‘geen nee’ accepteerde. Als hij iets in zijn hoofd haalde, ja-ja-ja, dan moést het gebeuren, en dan gebeurde het ook. Alleen zo word je de grootste.

 

Mötley Crüe

 

Die boodschap wordt er ook impliciet ingeramd: de politieagenten die Verstraeten uiteindelijk ten val brengen, de vertegenwoordigers van de op regels ­gebaseerde samenleving, zijn dikke, ­lelijke, slecht geklede, gefrustreerde ­losers. Voor de moeilijke verstaander: een heeft er zelfs schurft. En dat terwijl Verstraeten, zelf begonnen als zielige incel, nu samenleeft met de mooiste vrouw van België, en Dennis Black ­Magic zakelijke gesprekken voert ­terwijl hij gepijpt wordt. Ook in dat ­opzicht is de film een erg mannelijke koortsdroom: succes wordt afgemeten aan de rij bloedmooie, piepjonge ­vrouwen die blijkbaar permanent ­seksueel beschikbaar zijn. Het lijkt wel een videoclip van Mötley Crüe.

 

Om al die redenen samen – ik ben de tel kwijt hoeveel redenen het zijn – sta ik dus al dagen te kijken van het nostalgische gedweep van twintigers en jonge dertigers met ‘the legend of Zillion’. Was dit niet de generatie die net genoeg had van die toxische mannelijkheid – de generatie die extreem wantrouwig stond ten aanzien van mannen die geen nee kunnen accepteren? Al wie zich ­zorgen maakte over ‘de slinger van #MeToo’ en hoe die zou zijn door­geslagen, kan op beide oren slapen. Als je ze op de juiste manier in beeld brengt, dan gaan die decennia oude, uitgeleefde machoclichés over seks, drugs en decadentie er nog even vlotjes in als 25 jaar geleden.

 

Uit De Standaard van 29 oktober 2022.)