Wat beweert die malle Peter Adriaenssens nu weer? Dat het míjn schuld zou zijn als het kind van mijn buren ontspoort? En dat het mijn plicht is om daar iets aan te doen?
Het is wat er in zijn nieuwe boek staat. 'U pleit ervoor dat wijkbewoners een netwerk vormen om de jongeren in hun buurt te ondersteunen', vraagt deze krant in het interview erover, en hij antwoordt: 'Wat blijkt uit gesprekken met de buren? Dat zij er niet van opkijken dat die jongere op het slechte pad was geraakt. Ze hadden het zien aankomen, eerder nog dan de school, maar niemand had iets ondernomen.'
Heremejee zeg. Dat is een ongemakkelijke verantwoordelijkheid om voor de voeten geworpen te krijgen. Zeker als ze komt van een man die ondertussen ons aller vader geworden is, een man met een zodanig groot moreel leiderschap dat je je afvraagt waarvoor we die Kerk en haar bisschoppen eigenlijk nog nodig hebben. Ik lieg niet: er zijn dagen waarop ik gebukt loop onder het respect voor die man – dagen waarop ik denk: 'Vort zoon, op het slechte pad, zodat Péter je kan opvoeden.' En uitgerekend hij spreekt tot mij: 'Tom! Ja jij daar: Tom! Ben jij dan niet je broeders hoeder? Of toch minstens je gebuurders bestuurder?'
Ik schrijf dat nu allemaal wat ironisch op, ik moet wel, het is een column, maar het is een terechte vraag. In de wijk waar ik woon – en ik neem aan dat het elders niet anders is – zie ik geregeld dingen gebeuren waarvan ik me afvraag: is dat nu wel zo pedagogisch? Kinderen die de ganse dag en een groot deel van de nacht op de stoep zitten voor het café waar hun ouders zitten te hijsen. Ouders die zo hard brullen dat we ze zelfs met ramen en deuren toe nog horen. Jongeren die elke dag voor schooltijd op de hoek van de straat hun jointje staan te roken. Jongeren die 's nachts met lege ogen zomaar wat op een dorpeltje zitten. Vaders die hun kind uit de crèche ontvoeren. Kinderen die onbegrijpelijk agressief zijn. Ouders die daar onbegrijpelijk laks op reageren. Zolang je zelf geen kinderen hebt let je er niet zo op, maar zodra je zelf vader of moeder wordt, zie je schrijnende opvoedingssituaties alom.
Maar betekent dat ook dat je op die mensen toestapt: 'Breng ze toch naar bed, morgen hebben ze school'? Dat je aanbelt: 'Roep toch niet zo'? Nou nee. Telkens zeg je tegen elkaar: 'Ze zaten er weer', 'Hij is weer bezig', 'Ocharme dat kind!' En je neemt je voor zelf nooit zulke fouten te maken met je eigen kinderen.
Volgens Peter Adriaenssens wentelen we onze verantwoordelijkheid te makkelijk af op instituten: een of andere 'instantie' moet het maar doen, de school, de politie, Kind en Gezin, de Bijzondere Jeugdzorg. Als ik zijn boek goed begrepen hebt, dan droomt hij – zoals zovelen die zich zorgen maken over de verharding van de maatschappij – van een intense sociale cohesie op wijkniveau, die slechts minimaal georganiseerd is: genoeg om af te spreken dat iedereen voortaan verantwoordelijk is voor het welzijn van de buurt, maar niet in die mate dat er een nieuwe structuur ontstaat, waar mensen dan opnieuw hun verantwoordelijkheid op kunnen afwentelen.
Het ding is: cohesie is een wankel evenwicht. Het klinkt misschien gek na alle voorbeelden die ik hierboven heb opgesomd, maar in onze wijk ís er veel sociale cohesie. Alle buren kennen elkaar, en we kennen elkaars kinderen. Hun ontwikkeling wordt gevolgd door de hele straat. Er staat altijd wel iemand buiten te kletsen, soms horen we over bepaalde problemen en gebeurt het dat de ene de andere een oplossing aanreikt. Maar dat blijft delicaat. Je bent buren, geen vrienden. Er zijn sociale, culturele en meestal ook gewoon persoonlijke verschillen om rekening mee te houden. Niemand houdt van bemoeienis. Zeker niet als het gaat om de meest fundamentele vrijheid van al, een vrijheid die feller bevochten wordt dan die van meningsuiting: de vrijheid om je kinderen op te voeden zoals jij dat wilt, en zonder dat er één andere ouder ook maar één woord van commentaar op heeft te geven.
Het is de paradox van ieder cohesiedenken. Cohesie impliceert afstand. Je hebt mazen nodig in je net. En het is door die mazen, dat je mensen kwijtspeelt.