Hugo Claus, de Jan Breydel van een kosmopolitische natie

Mensen toch, wat ademt die Clauslezing van Gerard Mortier heimwee – een diepe, romantische heimwee naar een mythisch verleden, gevuld met legendarische figuren – Jan Van Eyck! Stanley Kubrick! – die selectief worden aangehaald om ze te kunnen inpassen in een ideologisch geladen verhaal: dat van de dappere, rebelse, kosmopolitische artiest, die op zijn eentje het machtige rijk van de bourgeois en de nationalisten deed wankelen, die de hypocrisie van de kapitalist ontmantelt met zijn kwikzilveren ongrijpbaarheid, en die zo de wérkelijke identiteit van Vlaanderen heeft getekend. En van die alternatieve nationale mythe is Hugo Claus dan de founding father. De Jan Breydel van een kosmopolitische natie.

 

Ik bedoel maar: de manier waarop nationalisten het verleden inzetten om een fictieve imagined community te creëren die de natie moet schragen, is echt niet zo uitzonderlijk. Hun tegenstanders, de antinationalisten, de kosmopolieten, de ‘slechte Vlamingen’ of hoe ze zich ook willen noemen, doen precies hetzelfde. In hun versie van de geschiedenis van dit landsdeel, die als bij toeval gunstig uitdraait voor hen zelf en hun vrienden, speelt ‘mei ‘68’ dan dezelfde rol als de Guldensporenslag bij hun tegenstanders. Het is een ijkpunt, de vermeende geboorte van een gemeenschappelijk zelfbewustzijn, een identiteit die zoals alle identiteiten bedreigd wordt door buitenstaanders (eerst de Kerk, daarna de CVP-staat, dan het Vlaams Blok, nu ‘het nationalisme’, voor sommigen ook ‘de islam’) die de vrijheden en de waarden van de kosmopolieten haten en die alles willen afbreken dat de grote helden uit het verleden hebben opgebouwd. Waarna die worden opgeroepen om terug te keren uit de doden om hun erfenis veilig te stellen: ‘Hugo, kom spoken op het stadhuis!’

 

Damn, de parallel is griezelig.

 

Terwijl de jaren zestig ook een eerste na-oorlogse herleving betekenden van het Vlaams-nationalisme – ’68 is in Vlaanderen begonnen (en volgens velen ook geëindigd) met Leuven Vlaams.

 

Terwijl niet alleen kunstenaars over de grenzen heen kijken, maar ook de industriëlen die vaak N-VA stemmen – er is eigenlijk niet zoveel verschil is tussen een bedrijf dat zijn afzetmarkt wil vergroten en een kunstenaar die dat doet.

 

Terwijl helemaal niemand Vlaamse kunstenaars wil beletten om over de grens te kijken, in Parijs op te treden, buitenlandse invloeden te ondergaan en internationaal succesvol te worden – die eindeloze opsomming van kunstenaars die Europees actief waren zegt weliswaar iets over Mortiers knappe kennis van de culturele geschiedenis en zijn talent voor namedropping, maar helemaal niks over zijn meningsverschil met de N-VA, waar het impliciet toxh aldoor over gaat.

 

Terwijl er iets paradoxaals is aan, enerzijds, de door Claus zelf gecreëerde mythe van Hugo Claus de eeuwige rebel, permanent tegengewerkt door katholicisme en nationalisme en algehele domheid, en anderzijds Hugo Claus het monste sacré van de Vlaamse kunst, rond wie deze weken een ganse herdenkingscultus is opgebouwd – maar dat onderzoeken past niet in de cameleonhouding die de gemeenschap der kosmopolieten hier graag koestert.

 

En terwijl de geliefde en noodzakelijke vijand van deze Vlaamse kosmopolitische natie, de burgemeester van Antwerpen, sinds het begin van zijn carrière zonder probleem erkent dat een nationale identiteit inderdaad, ja, zucht, een sociale constructie is, en dat hij niet gelooft in een in zichzelf gekeerd, romantisch volksnationalisme. Het is vast leuker je een tegenstander te verzinnen.

 

Maar erken dan op zijn minst dat ook je eigen identiteit een constructie is. Erken dat artiesten en kosmopolieten zich net zo min verbonden voelen met de hele wereld, hoe zou dat kunnen? Erken dat zij (wij?) niet écht ‘over de grenzen kijken’ maar alleen naar die mensen aldaar die deel uitmaken van dezelfde culturele gemeenschap – mensen die dezelfde idealen koesteren, dezelfde artistieke voorkeuren hebben, hetzelfde type krant lezen, op dezelfde manier meesmuilen en schuddebollen over politici en bedrijfsleiders… En erken ook dat tegenstanders op precies dezelfde manier internationalistisch ingesteld zijn. Kunstenaars onderhouden contacten met Parijse, New Yorkse of Johannesburgse kunstenaars, zoals Vlaams-nationalisten dat doen met hun Baskische, Schotse of Koerdische geestesgenoten, en Vlaamse ondernemers met hun Chinese of Mexicaanse collega’s. Al onze identiteiten zijn internationaal en begrensd tegelijk – allen gevangen in de eigen Weltanschauung, gedreven door de eigen mythes, getekend door het eigen vijandbeeld.

 

Kunnen we dus ophouden met Hugo Claus in te zetten voor onze eigen politieke strijd, op dezelfde manier als de flaminganten dat met Conscience doen?