Journalisten kunnen niet lezen. Iedereen weet dat, maar toch sta je er elke keer weer paf van hoe genuanceerde uitspraken in geen tijd “controversieel”, “provocerend” en uiteindelijk “onaanvaardbaar” worden. Het voorbeeld van deze week is het interview met Dyab Abou Jahjah, voorzitter van de Arabisch-Europese Liga, in Knack. Daarin zegt hij: “In het internationale recht wordt een onderscheid gemaakt tussen binnen- en buitenlandse minderheden. Wel, met de tweede en derde generatie [allochtonen] is er nu een binnenlandse minderheid van mensen die hier geboren zijn en een andere taal hebben. Als je consequent wil zijn met het internationaal recht, moet je Arabisch erkennen als vierde landstaal. Wij hebben daar nooit een punt van gemaakt, maar als men agressief wil doen tegen ons over taal, dan zijn we inmiddels in een positie om dat argument tevoorschijn te halen. … Maar die discussie is voor ons nu geen prioriteit.”
De kop boven het stuk is “Arabisch moet vierde landstaal worden”.
U bent het met me eens dat die kop een lichte nuance mist tussen de brute eis en het min-of-meer hypothetische doordenken van een internationale wet, gekoppeld aan de irritatie over de minachting voor het Arabisch: als men agressief doet tegen ons over taal, dan kunnen we dat argument bovenhalen, maar het is op dit moment geen prioriteit. Waarop Abou Jahjah begint over wat dan wel zijn prioriteiten zijn, maar die hebben de kop niet gehaald.
Zo’n dingen gebeuren dagelijks. Ik ben zelf journalist, en ik doe het ook. “De kop dient om lezers te lokken, de nuance vinden ze wel in de tekst zelf”, is de redenering.
Op zich is dat te verdedigen, hoewel met moeite. De echte problemen duiken op wanneer andere media het verhaal oppikken, vertrekkende vanuit die ongenuanceerde kop. Een hypothetisch voorstel wordt zo een “eis”, een randonderwerpje in een lang gesprek wordt het centrale thema. Het VRT-radiojournaal leidde haar item in met “allochtone politici verwerpen de eis van de AEL om van Arabisch een nationale taal te maken” – waarna de obligate Chokri Mahassine en de nog obligatere Fauzaya Talhaoui verontwaardigd mochten zeggen dat het “normaal is dat je als allochtoon één van de landstalen kent!”
Dus nu heeft Abou Jahjah al gezegd dat migranten alleen nog maar Arabisch moeten kunnen spreken?
Twee regels eerder in hetzelfde Knack-interview zegt hij nochtans, op de vraag of het geen normale eis is dat je als allochtoon één van de landstalen spreekt: “Dat is een normale eis.” De VRT-journaliste vond het onnodig om Mahassine of Talhaoui daarop te wijzen.
En dan komen de opiniestukken in de kranten. Volgens Het Nieuwsblad is Abou Jahjah “een heethoofd” (wie de man één keer gezien heeft weet dat hij eerder een griezelige cool uitstraalt, maar soit) “van Libanese origine” (dan wéét je het wel, lezer!).
“Een zinnig argument heeft hij niet!” schuimbekt Het Volk, Abou Jahjahs argumentatie én nuancering straal negerend.
“Niemand bij ons kan zich beroepen op de islamitische wet!” gaat Het Nieuwsblad in hogere versnelling. “We gaan vanzelfsprekend nooit gedogen, zoals in Nigeria, dat een sharia-rechtbank de steniging beveelt van een verkrachte vrouw die daaraan een kind overhoudt, omdat ze volgens een absurde interpretatie van de islam seks had buiten het huwelijk!”
Waar in dat interview wordt iets dergelijks verdedigd? Wanneer heeft iemand Dyab Abou Abou Jahjah de sharia of steniging horen aanprijzen? Of gooit de krant gemakshalve àlle politieke en religieuze leiders, àlle incidenten en conflicten en rellen en opstootjes uit de volledige niet-Westerse wereld op een hoopje en kiest ze het schrikwekkendste voorbeeld om haar lezers de daver op het lijf te jagen voor de ayatollah-in-maatpak, en bij uitbreiding àlle moslims in dit land die kritisch denken over de Vlaamse integratiepolitiek?
Er is maar één woord voor dit soort opinies: hysterie. Hysterie en journalistieke luiheid. Er heeft iemand iets gezegd dat met wat moeite provocerend is, we laten wat mensen boos reageren, we doen er zelf nog wat bovenop en we hebben weer een stuk.
Vorige zomer publiceerde De Morgen apetrots “het échte integratiedebat”. Twee weken lang verschenen er elke dag opiniestukken van verstandige allochtonen, die zeer vaak hetzelfde zegden als wat Abou Jahjah zegt: het integratiebeleid dient om onze gemeenschap te fnuiken, de geassimileerde alibi-allochtonen in het parlement en de gemeenteraden doen ons meer kwaad dan goed, we worden afgerekend op culturele of individuele gewoontes waar niemand zaken mee heeft, we zijn het beu te lullen over hoofddoeken en onze mening over homo’s terwijl de systematische onderdrukking van onze gemeenschap op de arbeidsmarkt en in het onderwijs onverminderd doorgaat.
Ik begrijp niet goed waarom dezelfde krant een man met dezelfde boodschap – alleen beter en consequenter verwoord – nu al maanden meedogenloos afmaakt. Abou Jahjah is radicaal, zeker, en misschien heeft hij een verborgen agenda, maar hij zegt ook intelligente dingen en ik heb van hem nog nooit een extremistische uitspraak gehoord – wel uitspraken die met wat verdraaiing als extremistisch geïnterpreteerd kunnen worden, maar van journalisten mag je toch verwachten dat ze woorden niet verdraaien en voorzichtig omspringen met interpretaties? Elke emancipatiebeweging heeft nood aan radicale figuren, mensen die op tafel slaan en eisen kenbaar maken, die weigeren onderdanig de hielen te likken van de macht. Met alle respect voor Chokri Mahassine of Fauzaya Talhaoui, maar met hun kabbelende, vriendelijke, het-is-toch-erg-aanpak hebben ze nog niks verholpen aan de achterstelling van de allochtone gemeenschap.
Eigenlijk zien we nu pas, met mensen als Abou Jahjah maar ook andere, minder opvallende allochtone opiniemakers, de échte multiculturele maatschappij in de politiek opduiken. Tot dusver kenden we in Vlaanderen enkel volledig geassimileerde, beschaafde Agalev-allochtonen wier opinies mijlenver afstaan van die van het grootste deel van ‘hun’ gemeenschap. We weten dat veel moslims conservatief zijn – waarom schrikken we dan als dat ook politiek tot uiting komt? We weten dat de frustratie over de blijvende ongelijkheid groeit, we weten dat er ondertussen geschoolde jonge migranten zijn met politiek talent, we kunnen vermoeden dat die heel anders tegen onze politiek aankijken dan wij, en dat die niet over zich heen zullen laten lopen – waarom schrikken we dan als die kritiek er ook echt komt, en waarom gaan we meteen krijsend met modder gooien? “Terrorist! Osama! Fundamentalist!” Wat zegt dat over ons?
Als een gemeenschap haar rechten opeist, of als er een nieuwe politieke ideologie veld wint, dan verandert het hele politieke veld, misschien zelfs de maatschappij in haar geheel – en er is niets dat je daar als democraat aan kunt doen. Dat was zo in het verre en recente verleden, met het socialisme, het communisme, het vrouwenstemrecht en het Vlaams Blok, en dat is nu ook zo. Als meerderheid of als establishment kun je hopen dat iedereen het met je eens is en zich aan je aanpast – maar je kunt het niet opleggen. Het enige dat je kunt eisen is dat iedereen de wet respecteert. Komt er een Arabische partij? Dat mag. Wil die Arabisch als nationale taal? Dat mag. Trekken er vanaf morgen betogingen van allochtonen door Brussel om beter werk te eisen? Ik hoop het zelfs. Daar is niets ‘ondankbaars’ of ‘heethoofderig’ of ‘anti-inburgering’ aan – het is gewoon de politieke consequentie van de nieuwe situatie, ontstaan door de migratiegolven van de laatste veertig jaar. Nieuwe mensen met nieuwe ideeën stellen nieuwe politieke eisen, sommige ervan redelijk, andere minder, maar ze mogen allemaal verwoord worden en dan zien we wel.
Wat had je gedacht? Dat duizenden mensen hier komen werken, kinderen krijgen, door allerlei oorzaken geïsoleerd en onderdrukt blijven, en dat die nog altijd dankbaar het riedeltje van de slappe, trage, tot niks leidende integratie blijven pikken? Er zijn nu al drie generaties naar de genollen omdat ze op scholen geweigerd worden, omdat ze in het beroeps gestopt worden, omdat ze geen werk vinden, omdat de bussen voor hun neus doorrijden omdat chauffeurs ze niet willen meenemen en ze véél meer moeite moeten doen om een huis te vinden – en iedereen vindt dat erg maar niemand doet er iets aan.
Dat was de essentie van het interview met Abou Jahjah – en de essentie van wat Rezzak Chakkar zegt, en Tarik Fraihi, en Mohammed Chakar, en vele andere intelligente allochtonen die al jaren publiek of achter de schermen nadenken over het migrantenbeleid: scholing, huisvesting, werk, daar gaat het mis, daar moet onmiddellijk iets aan gedaan worden. Nu, niet morgen, en daadkrachtig, niet omzwachteld en zuchtend en ze-mogen-al-blij-zijn-dat-ze-iets-krijgen zoals nu het geval is. Dat zijn de echte grieven. En wat doet de Vlaamse pers? – dat onnozele voorstel van Arabisch als vierde taal oppikken, er een karikatuur van maken en de rel opblazen. Je zou nog denken dat de pers een objectieve bondgenoot is van de politiek, in het voortdurend ontmijnen van fundamentele kritiek, het criminaliseren van provocerende ideeën en het instandhouden van een status quo waar iedereen van voelt dat die op een ramp uitloopt.
Niemand heeft ooit in ernst beweerd dat de multiculturele maatschappij een zegen was. Maar we zitten er nu eenmaal mee. Het beste wat we kunnen doen is maximale rechtvaardigheid voor iedereen garanderen, en zo goed en genuanceerd mogelijk naar elkaar luisteren, zonder elke kritische noot meteen als ondankbaar of fanatiek te duiden, en zonder je vast te klampen aan dat de heilige koe van de integratie. Dat is wat er nu gebeurt, vreemd genoeg vooral door mensen die beter zouden moeten weten en zich ook als beter voordoen – en het is een uitstekend recept voor onbegrip, haat, en uiteindelijk katastrofe.