Kattenstoet

Deze column verscheen in De Standaard van 3 november 2012. Wat vooraf ging: kunstenaar Jan Fabre krijgt heftige kritiek omdat hij tijdens de opnames van een film levende katten in de lucht heeft laten werpen. 

Was gooien met katten dan geen oud Vlaams gebruik, dat het zelfs tot de Ieperse stadsfolklore heeft geschopt? En dan zou uitgerekend dit volk Jan Fabre lopen uitkafferen, weghonen en in elkaar meppen omdat op zijn vraag enkele poezen in de lucht zijn gegooid?

’t Is weer zo’n typisch voorbeeld van hoe de beroering rond een klein fait divers, dat mild controversieel is en om die reden terecht bescheiden protest kan uitlokken, onwaarschijnlijke proporties gaat aannemen. In elkaar geslagen tijdens het joggen. Twintigduizend haatmails. Een haatgroep op Facebook met zeventienduizend leden, waar wordt opgeroepen om Jan Fabre zélf in de lucht te smijten en ‘op hard beton’ te doen neerstorten, om hem ‘op te hangen aan draden zoals bij de katten zijn gebeurd’, de ‘vieze SCHIJNHEIL!!!!!’ die hij is, en: ‘Wij zullen deze beerput opentrekken en niet stoppen voordat de laatste steen boven is!!!’

De Witte Mars voor dummies. Elke week om een andere aanleiding: een meisje dat gepest wordt, een vakbondsman die wat emotioneel wordt, een dier dat lijdt…. En elke keer zie je dat de nobelste van onze waarden de laagste van onze driften naar boven haalt. Alsof ze twee zijden van dezelfde medaille zijn.

Niet elk fait divers wordt zo opgeblazen. Daarvoor moet het raken aan een culturele onderstroom. In dit geval is die het archetypische verhaal van de harteloze rijkaard, lid van de arrogante elite, die met zijn zware, peperdure rijlaarzen vanop zijn steigerende paard de zwaksten in de samenleving vol in het gezicht trapt – puur voor de lol! Dat die sadistische machthebber ook nog kunstenaar is, doet de onderstroom nog harder kolken: die hebben hun rijkdom immers niet eerlijk verdiend, want verkregen met een combinatie van belastinggeld en volksbedrog, en bovendien kijken ze per definitie neer op de gewone man. De haat tegen Fabre gaat dus over Fabre en waar hij voor staat; de poezen dienen enkel ter zelfrechtvaardiging. Uiteindelijk: de paardenbeul van Sint Truiden, die in 2010 en 2011 verschillende paarden vergiftigde, verminkte, seksueel misbruikte, de keel oversneed en het been afhakte – zijn haatgroep op Facebook telt 142 leden.

Maar Fabre zelf maakt er ook een politieke kwestie van, door in deze krant te verwijzen naar ‘een politiek maneuver van de N-VA-politici die de zaak aan de grote klok hingen’, in casu Bart De Wever en Luc Bungeneers. Die laatste is dan weer razend op waarnemend burgemeester Robert Voorhamme, uiteraard een socialist, die weigerde om Fabres toelating om te filmen helemaal in te trekken. En zo komt dit hele kleine verhaaltje in een steeds groter onderliggend kluwen van grote verhalen terecht, van elitaire linksen die hun wereldvreemde artistieke volkshatende vriendjes de hand boven het hoofd houden versus sympathieke rechtse volksfiguren die nog échte waarden durven verdedigen, of omgekeerd: arrogante rechtse populisten die nu al, nauwelijks een week na hun tierende triomf in de Zuiderkroon, hun aanval op de kunsten hebben ingezet. En overigens: wie heeft die varkenskop op de oprit van De Wever gelegd? Toch zeker ook niet Jan Fabre?

Treurig is het wel. Fabre kan zelfs niet meer worden erkend als slachtoffer van zinloos geweld. Toevallig ook gisteren kwam in het nieuws dat een andere Antwerpenaar, een eenvoudige burger die nog nooit met katten heeft gegooid of toch niet dat wij weten, door twee jongeren in elkaar was getrapt. Met hem was het medelijden groot, de verontwaardiging kende geen grenzen, Luc Van Der Kelen schreef: ‘Wanneer valt er een dode?’ Over Fabre las ik dat hij ‘beweerde’ te zijn aangevallen, dat hij ‘naar eigen zeggen’ aangevallen ‘zou zijn’, waarna Michel Vandenbosch mocht zeggen dat dat allemaal ‘overtrokken’ was maar dat ‘als het gebeurd was – àls he – hij het veroordeelde’. Het format ‘zinloos geweld’ draait om identificatie met het slachtoffer. Hier is het niet de bedoeling dat we ons met Fabre identificeren. Dus zal hij die klappen wel hebben verzonnen.

Geplet tussen het geweld van die op elkaar inbeukende grote verhalen, zitten telkens gewone mensen, die plots typevoorbeelden worden van iets groters. We keren ons tegen personages, die toevallig ook echt bestaan.