Kerst na de rellen

PROLOOG: DE ROMA HERLEEFT

Ondanks de ijzige koud zit de Roma bomvol. Vijfhonderd man was er verwacht voor de opendeur van de oude cinema, net gekocht door kunstencentrum Rataplan, die er tegen volgende zomer een bloeiend cultureel centrum van willen maken. Het werden er drie keer zoveel: 1500 mensen, op amper drie uur. De Roma, die sinds 1982 staat te verkrotten, is nog steeds een symbool in Borgerhout. Het is een baken van nostalgie naar de volksbuurt waar iedereen elkaar kende. In de ijskoude zaal, gevuld met brokken kalk en steen die van het plafond naar beneden gedonderd zijn, verdringen zich dan ook vooral oudere Borgerhoutenaren, die tegen elkaar alle keren vertelden dat ze in Roma naar de film of een concert gingen. Gary Cooper, Doris Day en Victor Matuur rollen over de tongen. "Nana Mouskouri heb ik hier nog gezien!" juicht er één. "Ry Cooder" herinnert een ander zich. "1981. Het beste concert van Ry Cooder ooit!" Frieda uit de Appelstraat somt me alle cinema's op die er vroeger in Borgerhout en omstreken waren, zonder antwoord te geven op mijn andere vragen: "In de Bothastraat was er één, in de Provinciestraat ook, in de Koekoekstraat waren er twee, op het Falconplein, in de Offerandestraat waar nu Peeters-Govers is, de Begijnenstraat, de Verlatstraat, de Alabama in de Hoogstraat…" Vic uit de Engelselei heeft zich onmiddellijk opgegeven om als vrijwilliger de zaal – die volgende zomer moet heropenen – mee te helpen opruimen. Hij heeft nog alle ticketjes van de films die hij als kind in de Roma is gaan zien. Ticketjes die misschien geknipt waren door zestiger Jacques, die lang in de Roma gewerkt heeft en nu met tranen in de ogen zijn oude zaal bekijkt.

Er heerst een opvallend – en merkwaardig – enthousiasme. Amper enkele weken geleden woedde er een stratenoorlog in Borgerhout. Na de moord op de jonge Marokkaan Mohammed Achrak door zijn oude Vlaamse buurman ontstond er een spontane betoging van boze Marokkaanse jongeren. Er sneuvelden enkele etalages aan de Turnhoutsebaan en een paar ruiten van woonhuizen elders in de wijk. Voordien liepen de spanningen al hoog op toen de Arabisch-Europese Liga van Dyab Abou Jahjah patrouilles door de wijk liet lopen, die de politie beschuldigden van racisme. Radicalisering van migranten, gevolgd door straatrellen – je zou verwachten dat het sociale weefsel in het veelgeplaagde district nu volledig kapot is, en dat geweld en verbittering de sfeer bepalen. Op deze koude zaterdagmiddag echter heerst er vrolijkheid – niet alleen in de Roma, maar ook op het kerststraatfeestje een beetje verder, waar Marokkaanse jongetjes dollen met oude Vlaamse vrouwen. In de cafés op de Turnhoutsebaan zingen Vlaamse dronkelappen en knipperen de kerstlichtjes. Borgerhout leeft zoals elke Antwerpse wijk in deze periode leeft – misschien zelfs nog een beetje méér. "Iemand die hier niet woont, kent Borgerhout niet" zegt een Marokkaanse man, als ik hem verbaasd de vraag stel.

En dat is precies wat ik ga doen: een week lang in Borgerhout wonen. Elke dag bij iemand anders, op een andere plaats in het district. In de hoop een beetje beter te kunnen begrijpen hoe de wijk omgaat met de spanningen van de laatste maanden, waar al die woede en verbittering vandaan komen, en hoe het komt dat desondanks zoveel verschillende mensen – jong en oud, allochtoon en autochtoon – zeggen dat ze nergens anders zouden willen wonen.

DAG EEN. LUC.

Iedereen die Borgerhout wil begrijpen, moet een keer een districtsraad bijwonen. Ik doe het samen met mijn eerste gastheer: Luc Moerkerke, districtsraadlid voor de CD&V maar zeer teleurgesteld in de werking van die raad, en de rol die zijn partij daarin speelt.

Ik maak een historische raad mee, waarin alle problemen waar de raad al drie jaar mee worstelt tot een explosie komen: een verlammend gebrek aan geld en bevoegdheden, en even verlammende onenigheid in de meerderheid, die bestaat uit Agalev (grootste partij), VLD, SP.A en CD&V. Al drie jaar heerst er ergernis onder de coalitiepartners, en die richt zich op één figuur: André De Leeuw, fractieleider van de VLD in de raad, en volgens de andere partijen "door en door een Vlaams Blokker, die voortdurend oppositie voert, zelfs tegen zijn eigen partij."

Vanuit de persbanken bekeken ziet De Leeuw er inderdaad geen doetje uit. Het is een oude, zware man die onderuitgezakt zit in zijn bank, met een bittere, ontevreden trek om de mond. Geregeld blaast hij geërgerd bij de verklaringen van een meerderheidslid, of schudt hij in ongeloof zijn hoofd terwijl hij blikken van verstandhouding wisselt met de Blok-oppositieleden aan de overkant. Twee keer stemt hij mee met het Vlaams Blok, waardoor een voorstel van de meerderheid afgekeurd wordt. "Er is geen meerderheid in Borgerhout" zuchtten verschillende raadsleden achteraf.

De heisa gaat over twee onderwerpen: een advies van de meerderheid over de heraanleg van het Luitant Nayaertsplein, en de reactie van het district op de rellen van november. Twee keer gaan het dispuut in essentie over bevoegdheden. Het Vlaams Blok is kwaad omdat de stad Antwerpen al lang beslist heeft tot heraanleg van het plein tot speelplein – het Blok wil dat het een parking blijft – en dat de raad alleen mag adviseren. "Marionetten zijn wij!" roept een woedende Wim Verreycken. "Een façade." De meerderheid stelt dat een advies beter is dan niks, en als ze tegenstemmen, dat de stad dan helemaal haar zin doet. Het Vlaams Blok vindt dan weer dat het district van de stad moet eisen dat de winkeliers, van wie de winkels beschadigd zijn tijdens de rellen, geen gemeentebelasting moeten betalen – de meerderheid stelt dat dat niet mag, dat ze alleen mogen adviseren "dat de stad snel onverwijld oplossingen zoekt" om de getroffenen "op een ordentelijke manier te compenseren."

Districtsraadvoorzitter – locoburgemeester – Walter Van Den Brande leidt de discussies alsof hij op een toneelpodium staat. "Raadsleden!" roept hij op dramatisch toon in geaffecteerd ABN. "Besef wat u doet! Besef welke ver-ant-woor-de-lijk-heid op uw schouders ligt! Hier – is – lang – over – gepraat. Als u dit advies wegstemt, dan staan wij mach-te-loos!" De raadsleden trekken zich er weinig van aan: op beide punten haalt het Blok zijn slag thuis. Over de rellen worden zelfs twéé moties gestemd – één van de meerderheid en één van het Blok – waardoor het onduidelijk is met welk advies het district naar de stad zal gaan. Op een bepaald moment moet de meerderheid de raad stilleggen, omdat ze nog niet bedacht hebben wat nu eigenlijk hun mening is. Wim Verreycken haalt de meerderheid keer op keer onderuit, daarbij geholpen door De Leeuw. Hij maakt gebruik van zijn ervaring als senator en speelt zijn rol van enige ervaren politicus in het gezelschap met verve. "Dit is ongezien in de politiek" zegt hij. "U knoeit maar wat." Ik heb de neiging om hem gelijk te geven.

Achteraf heerst er diepe verslagenheid onder de meerderheidsleden. "Weet je dat De Leeuw zelfs voorstellen van zijn eigen VLD wegstemt? Hoe kun je dan een beleid voeren? Eigenlijk kun je geen enkele afspraak maken, want zelfs al heb je een akkoord met de VLD, dan nog kan dat in de raad afgeschoten worden. Die man is een ongeleid projectiel, een Blokker pur sang." Maar ja, wat kun je ertegen doen, zegt iedereen: de voorzitter van de VLD Borgerhout, Jef Meylemans, is ook een halve – of hele – Vlaams Blokker, en steunt De Leeuw de hele tijd. Opgewonden wordt verwezen naar de VLD burgerkrant van die week, waarin Meylemans schrijft dat "de Borgerhoutenaar het moslimfundamentalisme heeft zien toenemen", voorspelt dat "de criminaliteit bij migranten nog sterk zal stijgen" en stelt dat moslims neerkijken op de Westerse cultuur en menen zich alles te kunnen veroorloven. Meylemans noemt dit de opkomst van de Jihad en "een sterk staaltje van soennitisch denken." In de raad had Wim Verreycken al met het artikel staan zwaaien. "Als wij dit schrijven, krijgen we pater Leman op onze nek."
Maar ook over de stad lopen de discussies hoog op. "Die beslissing om van het Coxplein een openluchtschaatsbaan te maken – allez kom zeg, wat een belachelijk idee! Niemand heeft ons daarin iets gevraagd, maar wij krijgen wel de schuld!"

Luc Moerkerke woont vijf jaar in de Huybrechtsstraat, met zijn vrouw en twee zoontjes. Ze horen bij de nieuwkomers, jonge gezinnen die Borgerhout recent ontdekt hebben. In de straat wonen er veel van die gezinnen: het is een rustige straat waar de huizen verzorgd ogen en er veel affiches van Borgerhoudt van Mensen aan de ramen hangen. "Een goeie straat" geven Moerkerke en zijn vrouw toe. "In Borgerhout heb je goeie en slechte wijken. Dit is een goeie wijk." Positivo's, noemen ze deze mensen: hooggeschoolde tweeverdieners met linkse ideeën die zich willen inzetten voor een aangenamere wijk. Moerkerke is straathoekwerker geweest in Borgerhout, en probeert nu nog in zijn straat met speelstraten en barbecues de sfeer erin te houden. "We hadden zoveel verwacht van die lokale politiek. Het district zou het contact met de burger herstellen. Maar we zijn nu drie jaar bezig, en de mensen bellen nog altijd naar de stad als ze een probleem hebben. Ze kennen ons niet, en wij kennen hen niet. Men steekt dat altijd op het gebrek aan geld en bevoegdheden. Dat klopt wel, maar we hebben toch zeventig miljoen oude franken! Daar kun je toch iets mee doen. Er zijn hier zoveel initiatieven, waarom werken we daar niet mee samen?"

Moerkerkes zoontje Wannes loopt school in De Zevensprong, op de hoek van de straat. "Een goeie mix van migranten en Vlamingen" vind Moerkerkes vrouw Christine. "Ik heb wel eerst gekeken of de balans niet te zeer naar de andere kant doorsloeg, maar zo is het goed."

"Eigenlijk hebben we hier nooit problemen" zegt Moerkerke. "Ik loop 's nachts alleen door de wijk, en ik heb nog nooit iets meegemaakt. Christine ook. Eén keer is de ruit van mijn auto ingeslagen, maar dat gebeurt overal. Mensen klagen over zoveel. Weet je dat er in deze wijk heel veel problemen gemaakt worden over het feit dat de ouders van de kinderen in de Zevensprong hun auto's dubbelparkeren om hun kind af te zetten. Het is een school verdomme. Dat duurt een halfuurtje per dag."

Ik slaap die nacht in de logeerkamer van de Moerkerkes. Ik heb een rustige nacht. Er gebeurt niets.

DAG TWEE: DE FAVORIETE ROMA-BOYS

Het is zo koud op de Turnhoutsebaan dat ik verkleumd café Roma binnenval. Het café heeft de reputatie een Blok-café te zijn, maar dat hoor ik pas later. Het is in ieder geval een café waar je nog zonder gêne een trainer kunt dragen, een café waar mannen nog snorren hebben en iets te lang haar in de nek, een café waar je nog zonder problemen de hele dag expliciete avances mag maken naar de uitbaatster à la "Viviane, mag ik uw borsten eens meten? Kunnen die in één hand of niet?"

Aan het tafeltje naast me zitten Jacky (bijgenaamd Bolleke), Randy (alias Bambi of Andras Pandy), Mark (alias Stafke Porno) en Johan (geen bijnaam). Ze zijn allemaal familie van elkaar en noemen zich de favoriete Roma-boys. "Hier hebt ge geen tijd om slechtgezind te zijn. Wij zijn van café Roma, en vrijdags allemaal in coma!"

"Ik woon al 27 jaar in Borgerhout en ik wil hier nooit weg" stelt Johan (27). "Borgerhout heeft een andere mentaliteit. Het is hier gezellig. Iedereen kent iedereen. Als er hier iets gebeurt, weet direct iedereen wie het gedaan heeft."

"Problemen? Natuurlijk zijn hier problemen. Dat is hier de Bronx hé!" zegt Randy (34). Iedereen lacht. "De Bronx, dat is mijnen hof. Maar dat wilt niet zeggen dat ge hier weg wilt. Ik heb een tijdje in Stekene gewoond, maar ik ben teruggekomen naar Borgerhout. Ge mist dat, de sfeer hier. Stekene heeft een andere cultuur. En Borgerhout heeft een andere cultuur dan de rest van 't stad. Ik zou daar niet kunnen wonen."

"Zie – met die Marokkanen", onderbreekt Mark (34). "Wij kennen héél veel Marokkanen. Daar zit crapuul tussen maar ook goei mannen. Heel veel van mijn maten zijn Marokkanen."

"Ik spréék zelfs Marokkaans" beweert Johan, en hij demonstreert het. "Enfin, we verstaan het tenminste. Vroeger was ik met mijn broer en twee zussen de enige Belgen op school in de Vincottestraat. De hele dag hoorden wij niks anders dan Marokkaans."

"In Amerika hebt ge Chinatown en hier is het Mekkatown hé." Randy lacht.

"Mijn buurman is een Marokkaan" vertelt Jacky, de vader van Johan en de oom van de twee anderen. "Da's een mens van 55 jaar, nog een hele traditionele – ge kent ze wel, hij gaat met vier op reis en hij komt met acht terug. Als ik mijn auto in 't straat zet, dan houden zijn kinderen die in het oog. Als ge ze kent, dan doe ze u niet veel. Maar er is veel reucht tussen. Kleine mannen van 12, 13 jaar, die autoruiten inkloppen. Bij mij in de straat: elke dag."

"Er zijn alleen problemen met die kleine mannen hé. Die groten, daar hebt ge geen last van."

Cafébazin Viviane (bijnaam Kwartel. "Allez, ne serieuze kwartel. Meer ne fazant.") komt tussen: "Maar ze moeten niet beginnen met mijn kinderen Arabisch te leren op school! Want dat willen ze, dat ze in het Arabisch lesgeven op alle scholen!" Ik probeer haar duidelijk te maken dat ze dat verkeerd begrepen heeft, maar dat lukt moeilijk.

"Zie – die rellen" zegt Mark. "Dat is zo: ze hebben een beetje gelijk, en een beetje niet. Ge moet niemand afknallen, en ge moet geen ruiten insmijten. Zo simpel is dat. Alle twee verkeerd, en alle twee juist. Snapt ge dat?"

"Ze hadden die moordenaar uit zijn kot moeten lokken en dié straffen. Dat was juist geweest. Niet die mannen met een winkel."

"En wij staan allemaal achter Abou Jahjah… met een mes."

"Voor een stuk moet ge ze toch gelijk geven. Marokkanen, die zijn solidair. Als er een Marokkaan last heeft, dan staat daar direct twintig man rond om die te helpen. Als ge ambras hebt met zo één Marokkaan: dat is gene Ramadan hé, dat is een heel Suikerfeest! Een Belg, als die ziet dat iemand problemen heeft, dan loopt die rap weg. Een Belg keert voor eigen deur, als hij nog keert, maar die komt niet op voor zijn volk. Dat doen zij wel."

"Het is hier de Bronx jong, de Bronx… Ge moet vechten om hier te overleven" zegt Randy, en kijkt melancholisch voor zich uit.

Ik vertel dat ik van plan ben een hele week in Borgerhout te wonen. De vier bekijken me geringschattend. Ze geven me duidelijk geen uur. "Blijf aan de rechterkant. De linkerkant van de Turnhoutsebaan, daar houdt ge het niet uit. Aan de rechterkant is het nog een beetje koffie met melk, maar daar is het honderd procent pure Arabica."

"Allez, veel chance Tommeke" lacht Stafke Porno onheilspellend en mept me amicaal op de rug.

DAG TWEE: vzw AL JAZEERA

Niet alle allochtonen zijn even assertief als de AEL. De groep Beni Daoud heeft voor de omgekeerde aanpak gekozen. In plaats van trots en provocatief de Vlamingen uit te dagen, zoals Dyab Abou Jahjah doet, willen zij door nederigheid goodwill scheppen. Sinds enkele maanden maken ze vrijwillig de straten van Borgerhout schoon, om de Vlamingen te tonen dat Marokkanen nog zo slecht niet zijn. "Nee, dat is niet vernederend" verdedigt Mohammed Bouziani zich. "We vallen niet op de knieën voor de Vlamingen, we willen hen alleen tonen dat ook wij willen meewerken aan een leefbare buurt."

"Ook al hebben wij dat vuil daar niet gegooid, ook al is het eigenlijk de taak van de vuilkar om het op te ruimen" gaat zijn vriend Larbi El Ajaji verder. "Maar ik ben werkloos. Wat moet ik doen? De hele dag thuis zitten niks doen? Dan maak ik mij liever nuttig. De stadsdiensten hebben veel werk en veel problemen, wat is nu twee uur van mijn tijd om hen wat te ondersteunen? Als ik betaald wordt door de staat, mag ik toch iets terugdoen?"

Ik ontmoet Mohammed en Larbi in vzw Al Jazeera in de Vincottestraat. Ik moet een zekere schroom overwinnen voor ik er durf binnenstappen: in het café zitten alleen Marokkaanse mannen, dus word ik vreemd, zelfs wantrouwig bekeken als ik binnenstap. Ik vertel mezelf dat die blikken niet vijandig zijn, en dat blijkt ook zo. Na een tijdje ben ik omringd door Marokkanen, die graag met me willen praten.

Ik ben nog nooit in een Marokkaans café geweest. Het ziet er een beetje uit als een parochiezaal: een te lege, nogal ongezellige ruimte, verlicht door neonlampen, waarin drie biljarttafels staan en een toog waar voor erg lage prijzen muntthee, milkshake en chocomelk geschonken wordt. Aan de muur hangt een dartsbord en posters van Leonardo DiCaprio. Ik krijg een bord erwtensoep voorgeschoteld, dat even erg naar olijfolie smaakt als naar erwten. De televisie staat ingeschakeld op een Arabische muziekzender, waarop schaarsgeklede meisjes dansen op popmuziek en gespierde zangers verlangend kijken naar hun droommeisje dat in weinig verhullende gewaden langs het strand loopt. "Wat had je gedacht?" lacht Mohammed.

"Gesluierde vrouwen? Zangers in djellabah met lange baarden? Dacht je dat er op geen enkele Arabische zender bloot te zien was?"

Ik moet toegeven dat ik dat dacht, ja.

"Dat is één van de problemen" zucht Mohammed. "Het beeld over ons is volledig bepaald door het Vlaams Blok. Jullie kunnen je niet voorstellen wat voor invloed dat heeft. Tien jaar propaganda hebben ervoor gezorgd dat alle Vlamingen denken dat onze cafés drugsholen zijn, of plaatsen waar fundamentalisten samenscholen. Terwijl het in de meeste gevallen gewoon cafés zijn. Okee, wij zijn moslims, sommige dingen zijn anders: vrouwen komen hier niet, er wordt geen alcohol geschonken. Maar we zouden heel graag hebben dat er meer Vlamingen hier binnenkwamen, zodat ze zien dat het hier heel gewoon aan toegaat."

Zou het niet makkelijker zijn als zij gewoon naar Belgische cafés zouden gaan? Nu zit iedereen zo op zijn eigen eilandje. Men kijkt me geringschattend aan. "Daar mogen wij toch niet binnen. In de meeste Vlaamse cafés worden wij buitengegooid. Een paar dagen geleden ga ik naar een taverne met een Marokkaanse vriend en ik zeg: ‘Spreek Nederlands en kleed je proper, anders mogen we niet blijven'. Dat doen we, en toch staat er onmiddellijk een ober die zegt dat die tafel gereserveerd is – en alle andere tafels ook. Of ze zeggen dat de zaal is afgehuurd voor een privéfeest. Ze hebben tientallen uitvluchten, maar het komt er altijd op neer dat ze geen Marokkanen in hun café willen. Wij zijn kinderen van de jaren zeventig, en toen wij jong waren hing er aan elk Vlaams café ‘verboden voor vreemdelingen'. Dat staat in ons geheugen gebrand. Als je dat ziet als kind, dat vergeet je niet hoor. Kijk, hij daar." Mohammed wijst op een jongen aan de andere kant van de tafel. "Die is ervan overtuigd dat Vlamingen hem in elkaar zullen slaan, als hij een Vlaams café binnenstapt. Zo ver gaat het gelukkig niet dikwijls, maar je krijgt hem met geen stokken een café binnen waar ook blanke mensen zitten. Hij is bang van de Vlamingen."

Volgen tientallen verhalen van klein en groot racisme, dat de mannen dagelijks meemaken. De tramchauffeur die een tram een half uur liet stilstaan omdat hij ervan overtuigd was dat Mohammed zwart reed. "Ik heb een abonnement, maar die man was zo onbeschoft dat ik het vertikte om het hem te tonen. Doen ze dat met Belgische zwartrijders? Nee, dan halen ze hun schouders op." De buurman van Mohammed en zijn broer Rachid, die elke nacht "Makakkéééééén" roept. "Wij lachen ermee, wij zeggen: ‘die man is gek', maar eigenlijk is dat toch erg?" "En overal waar je komt grijpen mensen onwillekeurig naar hun handtas en hun gsm. Dat is elke dag, elk moment van de dag. Weet je hoe dat voelt, dat iedereen denkt dat ik een dief ben? Weet je hoe kwaad ik daarvan word?" "En die rellen – hoeveel ruiten zijn er gesneuveld? Zes! En men doet alsof de hele straat aan diggelen lag! En men doet alsof de hele Marokkaanse gemeenschap verantwoordelijk is! Na een Vlaamse voetbalwedstrijd worden er meer auto's vernield hoor."

De rellen van november hebben alvast één goeie kant gehad, vindt dit gezelschap: er wordt weer gepraat tussen de gemeenschappen. "De Marokkanen zijn wakker geschoten en hebben beseft dat ze met de Vlamingen moeten praten. En omgekeerd ziet men nu ook dat onze situatie echt niet meer kan. Het is erg dat daar eerst een paar ruiten voor ingeslagen zijn, maar hopelijk heeft het de zaak in een stroomversnelling gebracht." Over de acties van de Arabisch-Europese Liga denkt men ongeveer in dezelfde termen: "Zij hebben iets in gang gezet. De Marokkanen van de tweede generatie zijn dat racisme echt beu. Wij willen graag samenleven met de Belgen maar die staan er niet bij stil hoe sterk de propaganda van het Vlaams Blok hun denken beïnvloed heeft. Tien jaar al vergiftigen zij hier de geesten, zodat de Belgen het normaal vinden als ze naar hun handtas grijpen telkens ze een Marokkaan passeren. Ze staan er niet meer bij stil hoe die Marokkaan zich voelt. Het is goed dat Marokkanen zelf van zich laten horen." Ze staan best kritisch tegenover Abou Jahjah, maar vinden ook dat hij op veel punten vertolkt wat er in de gemeenschap leeft. "Het is een slecht idee om de politie te controleren. Maar aan de andere kant worden wij echt wel anders behandeld door de politie. Elke Marokkaan zal je dat vertellen. Tijdens de rellen heb ik agenten kleine jongetjes van twaalf jaar bijna hun arm zien breken! Dat zijn jonge kinderen hé, met één hand hou je die tegen. Nee – als het een Marokkaan is dan moet zo'n agent persee die arm breken."

"En het is schandalig hoe ze Abou Jahjah demoniseren. Ze doen alsof hij een handlanger is van Bin Laden, alsof hij gefinancierd wordt door het internationale terrorisme. Komaan zeg! Het AEL wil een kantoortje openen in de Provinciestraat en het lukt ze niet omdat ze gewoon het geld niet hebben. Als ze geld krijgen van Bin Laden, dan toch verdomd weinig."

"Abou Jahjah is niet de Marokkaanse Filip Dewinter. De AEL sluit niemand uit, de AEL dringt niemand een visie op, ze komen alleen op voor hun eigen visie. Alleen is hun politiek op dit moment nog niet duidelijk. Ze zenden tegenstrijdige signalen uit. Dat is niet slim, maar ze zijn dan ook nog maar pas begonnen. Ik heb liever hen dan onze allochtone politici bij de gevestigde partijen. Ze zijn verkozen om op te komen voor onze gemeenschap, maar eens verkozen zeggen ze: wij vertegenwoordigen iedereen. Komaan zeg!"

Toch vindt Larbi dat het ook de taak is van de Marokkaanse gemeenschap om de hand op eigen hoofd te leggen. Dat doet de AEL te weinig. "We hebben één groot probleem: onze jonge jongens. Het kan niet dat die om elf uur 's avonds nog buitenlopen. Maar aan de andere kant: het zijn kinderen, het zijn snotapen die groot willen doen. Die kun je vrij gemakkelijk weer op het rechte pad krijgen. Als je een probleem hebt met die kinderen, ga naar de ouders, vertel ze wat er gebeurd is, en die zullen het kind wel straffen. Maar dat doet een Belg niet. Vlamingen communiceren niet. Het zijn binnenvetters."

"De rellen van november, en de reactie daarop van de Vlaamse politiek en media, hebben ons doen inzien dat we tot actie moeten overgaan" zegt Mohammed. "Anders gaan ze ons zodanig criminaliseren dat het onleefbaar wordt. Dat Geïntegreerd Plan Marokkanen van de politie heeft iedereen zéér wantrouwig gemaakt. Onze ouders hebben altijd gedacht: als we ons stilhouden, krijgen we geen problemen. Maar dat is niet waar: de problemen worden alleen erger. Daarom dat wij met onze politieke kuisploeg naar buiten treden en aan de Belgen laten zien: wij willen meewerken aan een leefbare stad, we reiken jullie de hand, maar neem die dan ook aan alsjeblieft. Blijf niet op jullie bittere eilandjes zitten vol vooroordelen tegen ons."
Aan de tafel naast ons begint een Marokkaanse versie van Mens-Erger-Je-Niet. Zelden volwassen mannen zo gepassioneerd zien opgaan in dat kinderspelletje. Er wordt gevloekt en gelachen, heftig gediscussieerd en met handgebaren duidelijk gemaakt dat de ander een smerige zet heeft gedaan. "Wij zijn een mediterrane cultuur" verklaart een man. "Altijd hevig. Dat is ook iets dat Belgen moeilijk snappen. Maar na een dag zijn wij de discussie al vergeten, terwijl bij een Belg blijft één ruzie nog jàren invreten."

Aan de muur hangt een pro-Palestina-poster naast een affiche van The talented mister Ripley ("sexy en dodelijk"). Op de Arabische muziekzender speelt de Ketchup Song. Twee biljartende mannen swingen met hun heupen.

Die nacht blijf ik slapen bij Larbi. De 44-jarige Marokkaan (hier geboren) is een echte lobbes. Hij spreekt me zachte stem, verontschuldigt zich voortdurend voor fouten die hij niet heeft begaan, legt in perfect Nederlands uit dat hij niet goed Nederlands spreekt en begint dan gepassioneerd over zijn hobby: petanque. Ik zeg hem dat petanque me geen typisch Marokkaanse bezigheid lijkt. Hij geeft toe dat hij de enige Marokkaan in de club is, "en het bestuur vroeg me om geen vrienden uit te nodigen. ‘U zullen we toelaten, maar neem geen andere Marokkanen mee'." Zo wordt integratie natuurlijk moeilijk.

Larbi woont in "Nieuw-Borgerhout", de voorstad aan de andere kant van de Ring waar nog niet zoveel migranten wonen. Samen met zijn vrouw en drie dochters huurt hij een klein flatje. Als hij om halfdrie 's nachts thuiskomt van de vzw ligt zijn vrouw hem in de zetel op te wachten. Ik vraag hem of hij dat vaak doet: alleen laat weggaan met vrienden. "Ja, paar keer in de week." Noch zij, noch hij lijken het raar te vinden dat zij hem telkens opwacht, dat haar nachtrust verstoord wordt, terwijl zij werkt en hij niet.

Hoewel ik geen honger meer heb, krijg ik nog een exotische vrucht te eten. Ondertussen geeft Larbi een uitleg over het dorp Beni Daoud in de Marokkaanse bergen, waar zijn familie vandaan komt. "We doen een inzamelingsactie voor de oudere mensen daar. Ze hebben geen pensioen, zijn arm, wat een belasting is voor het dorp. Elke moslim is verplicht om voor zijn familie te zorgen, zodat jonge mannen daar niet alleen hun eigen gezin moeten onderhouden. Daar zijn ze te arm voor, dus wagen ze de illegale oversteek naar Spanje. Zo verdrinken veel Marokkaanse jongeren. Wij hopen, door onze steun, dat te vermijden."

De volgende ochtend word ik gewekt door Larbi's vrouw die de kinderen klaarmaakt voor school en zelf naar haar werk vertrekt. Ze geeft me een met olijfolie overgoten omelet en een mierzoete koffie. "Drinkt u geen suiker? Sorry, niet gevraagd: Marokkanen nemen altijd twee klontjes." Het is een opgewekte, dynamische vrouw met een bolle buik. "Ik wilde vier kinderen. Hierna stoppen we." Ze moet naar een vergadering, heeft niet veel tijd om met me te praten, ik krijg nog een hartelijk afscheid en ze zijn weg.

Larbi zelf neemt eerst ruim de tijd om te bidden (terwijl tegelijk de televisie speelt) en legt me vervolgens enkele grondbeginselen van de Islam uit. Het komt erop neer dat de Islam goed is, verdraagzaam en open, en dat het Vlaams Blok ervoor gezorgd heeft dat mensen een totaal verkeerd beeld hebben van de godsdienst.

DAG DRIE: BLOKKER LEON

Het begint in de inkomhal. Leon Jeurissen, districtsraadslid voor het Vlaams Blok in Borgerhout, woont in een groot flatgebouw op de Plantijn Moretuslei en stelt me voor aan één van zijn buren die toevallig langsloopt. Het is een oudere man met een smal blond snorretje, een strakke broek, een hoge stem en verfijnde, bijna vrouwelijke manieren. Daarbij hoort een even strakke, boze blik, zeker als hij hoort dat ik journalist ben en wil weten hoe het leven in Borgerhout is. "Heel simpel meneer" zegt hij en gebaart opgewonden met zijn handen. "Het leven is hier on-leef-baar."

Als ik zeg dat ik hier ondertussen twee dagen woon en dat het me vrij rustig lijkt, is het hek helemaal van de dam. "Rustig? U hebt geen ogen in uw kop zeker? Ik ben vier weken geleden overvallen. Ik liep met een vriend over straat en ineens staan daar vier Marokkanen met een mes. Ik zeg: mannen, dat is niet sympathiek hé, vier tegen twee. Schelden ze mij uit! Enfin, uiteindelijk hebben ze ons niet beroofd maar gezellig is anders. En dat is niet alles hé. Wij worden hier bespuwd, uitgelachen, beroofd en afgeslagen. Ik ben niet in een kerstsfeer hoor. Het is hier de hel, simpelweg de hel. Kijk meneer, ik ben door en door katholiek. Ik ben lector in de kerk, maar ik heb tegen de pastoor gezegd: het woord ‘verdraagzaamheid' spreek ik niet meer uit. En de pastoor geeft mij gelijk! Als je ziet hoe ze voetballen: die bal moet door de ruiten, de dingen moeten kapot. Die Marokkanen, het is simpelweg vuiligheid. We hebben er hier in de blok gehad maar die hebben we mooi buitengepest. Overal lag hier smeerlapperij. Overal! En weet je waar ik bang voor ben? Dat ze onze monumenten zullen verwoesten! En dat gààn ze doen! Alles wat onze voorouders opgebouwd hebben zullen ze vernielen. Nee meneer, alle beschavingen zijn bezig met ze buiten te keren. En ze hebben gelijk. Ik zeg het ook, en schrijf het maar op: zet ze op een boot op de Schelde en boem!"

Bij ‘boem!' slaat zijn stem over en maakt hij een dansje.

Tijdens de litanie loopt de Marokkaanse poetsvrouw geregeld voorbij. Aan haar blik is duidelijk te merken dat ze goed begrijpt wat de man zegt, maar dat stopt hem niet. Vlaams Blok-mandataris Jeurissen staat er glimlachend bij en knikt zijn buurman bemoedigend toe. "Iedereen denkt hier zo hoor" zegt hij even later. "Deze man was nog een gematigde."

Leon Jeurissen is een minzame man. Hij doet denken aan een republikeinse Amerikaanse senator: verzorgd uiterlijk, golvend grijs haar, stijlvol pak, vriendelijke glimlach en een zekere bravoure in zijn handelen. Amerika is ook zijn droomland. "Daar is het simpel: kom je om te werken, prima, en als je niet werk dan crepeer je maar. Dat is nog eens een mentaliteit!" Hij is zijn hele leven al vertegenwoordiger van Roomkoetje, en levert boter, melk en room aan Antwerpse horecazaken. Hij woont al 42 jaar in Borgerhout. "Eerst in de De Winterstraat", lacht hij. "Toevallig hé? Het was hier een rustige gemeente in de jaren zestig. In 1987 zijn we naar de Kroonstraat verhuisd. Er woonden toen ook al Marokkanen, maar dat was de eerste generatie: die waren vriendelijk en braaf, die werkten, en ze waren met niet zovelen. Ik had toern goeie contacten met mijn Marokkaanse buren. Ik had het moeten inzien dat het slechter begon te worden: de joden waren hun huizen aan het verkopen, en als die wegtrekken, dan is er stront aan de knikker. Begin jaren negentig werd het onhoudbaar. Ze hadden het op mij gemunt omdat ze wisten dat ik bij het Vlaams Blok was. Eerst werden mijn Marokkaanse buurman zijn banden platgestoken omdat hij met mij praatte. Daarna gingen mijn eigen banden eraan, werden mijn ruiten ingegooid, en tenslotte mijn deur ingestampt." Hij toont zijn hand, die in de windel zit. "Ik heb die gast een goed pak rammel gegeven. En hij mij. Maar ik ben niet bang. Ik heb gewonnen, maar hij heeft mijn vinger serieus achterovergedraaid. Ik heb het moeten laten opereren."
"Andere mensen in de straat hadden ook last, maar ik werd echt geviseerd. Mijn vrouw werd ziek van de problemen met… allochtonen moet je zeggen nu zeker? Vroeger was ze zo open en tolerant, maar nu… Het is spijtig om te moeten zeggen maar geef haar een mitrailleur en ze knalt ze allemaal af. Haar sacoche is al twee keer afgepakt! Ja, het is hier oorlog hoor."

Hij glimlacht weer minzaam. Ik vraag of hij kan begrijpen dat Marokkanen boos op hem zijn, omdat hij Vlaams Blokker is.

"Nee. Ik ben een radicale Vlaamsnationalist. Daarom ben ik bij het Blok, niet omdat ik tegen vreemdelingen ben. Allez, dat is er later bijgekomen."

Leon voert me naar Vlaamse cafés en tavernes langs de Turnhoutsebaan, de straat waar de rellen van 29 november uitbraken. Het eerste wat me opvalt, is dat alle café-uitbaters zonder problemen toegeven dat ze inderdaad Marokkanen weigeren. "Als ze binnenkomen, dan laat ik mijn hond los" glimlacht cafébaas Marc. "Marokkanen moeten niks hebben van honden hé, dus dan zijn ze wel weg." Tavernebaas Patrick: "Als er een groepje binnenkomt, dan zeg ik dat ze hier moeten eten. Dat is niet waar, maar ik zeg dat. Negen kansen op de tien gaan ze dan terug weg. Of als ze een extra klontje suiker vragen – ge weet dat die allemaal drie klontjes in hun koffie drinken – dan zeg ik: vijf frank extra. Ze zijn zo gierig als wat dus dan gaan ze ook door."

Gek genoeg geldt er vooral een economisch argument voor die discriminatie: "Marokkanen verbruiken niet. Die komen hier binnen met vier en zitten hier drie uur met één koffie. En dan komt er een vijfde binnen en die drinkt niks, die komt alleen mee fezelen. Als ik dat toelaat, dan ben ik binnenkort failliet. En ze zitten naar de vrouwen te staren gelijk dat ze nog nooit een vrouw gezien hebben. Zelfs ouwe moekes kleden ze uit!"

Ik vraag of ze niet vinden dat ze met die weigering de problemen mee in de hand werken. "Wat kunt ge doen? Mijn klanten moeten die mensen niet hebben!" Marc nuanceert: "Zelf heb ik geen problemen met die mensen, maar ik kan er mijn andere klanten toch niet voor wegjagen? Dat is geen uitsluiting, dat is economische noodzaak. Van Marokkanen kunt ge niet leven, Belgen drinken drie keer zoveel. Maar ik ben zelf niet bang. Wit of bruin, ik ben voor iedereen correct. Ik ben nog jeugdtrainer geweest op de voetbal, en ik heb nooit problemen gehad met die mannen."

"Jamaar, jamaar, het is toch soms erg hé" stuurt Leon, en hij knipoogt naar mij.

"Al onze sacoches worden afgepakt!" roept plots een oudere vrouw van uit de hoek van Marcs café. "Hoeveel sacoches dat ik al gevonden heb, allemaal leeg! Niemand daarft nog buiten! Niemand! Daarjuist nog drie drugsspuiten gevonden! Als ze in een auto loeren, is het om de ruiten in te slagen!" Haar ogen spuiten vuur, haar blik is zo boos en bitter dat ik er bang van wordt.
Leon sust: "Enfin, binnen honderd jaar zijn ze wel bijgedraaid."

"We hebben wel eens geprobeerd om met de winkeliers van de Turnhoutsebaan samen iets te veranderen" vertelt Patrick. "En dat liep goed. Maar toen hebben ze de Turnhoutsebaan opgebroken en een jaar daarop nog eens, en toen was alles kapot hé. Als ik mijn zaak nu aan een treffelijke prijs zou kunnen verkopen, ik deed ze onmiddellijk van de hand. Maar je vindt geen kopers. Vroeger was dat hier de belangrijkste winkelstraat van Antwerpen. Nu is het de soukhs."

"Iedereen wil hier weg!" roept Leon. "Iedereen die weg kan, gaat weg."

Ik werp tegen dat er de laatste jaren toch veel jonge gezinnen opnieuw in Borgerhout zijn komen wonen. "Vrémdelingen, ja!" Neenee, Vlaamse gezinnen met kinderen. Ik krijg een blik vol ongeloof: "Dat zullen er dan toch niet veel zijn. Ik wil zien hoe lang ze het volhouden."

De mensen die ik vandaag ontmoet zien geen verandering sinds de rellen. "Alleen dat wij vanaf vier uur de zaak mogen sluiten. Als het donker wordt, gaan al onze klanten naar huis. Ze durven niet anders."

"Het is hier alleen crescendo gegaan" zegt Leon. "Er is geen enkele verbetering. Ik woon anderhalf jaar in een rustige buurt, en toch is mijn autoruit al zes keer ingeslagen. Ze zetten het zwerfvuil gewoon voor uw deur. Je mag het eigenlijk niet zeggen maar het is de waarheid: die mensen hebben geen wooncultuur." Ik denk aan het verzorgde flatje van Larbi en probeer hem tegen te spreken maar ik krijg een blik van ‘wat weet jij daarvan?'

"Dat is dat islamitisch gedrag hé!" gaat hij verder. "Weet je wat de kindjes op school tegen mijn kleinkind zeggen: jij aanbidt de verkeerde God! Ik heb een schoonbroer bij de BOB, en die zegt het ook: al wat Islam is, het liegt en bedriegt waar je bijstaat. En het is waar: ik heb twee Marokkaanse klanten gehad, en ze hebben me allebei bedrogen. Nu weet ik het: ik lever niet aan Islamieten. Het staat in de koran: ze mogen christenhonden bedriegen! Maar ik zwijg beter, want ik ben weer dingen aan het zeggen die ik niet mag zeggen. De waarheid mag niet meer gezegd worden hé."

Leon heeft liever niet dat ik bij hem blijf slapen. Ik vermoed dat zijn vrouw met de mitrailleur daar voor iets tussenzit, maar hij geeft een andere reden: op de Plantijn-Moretuslei, 15 verdiepingen hoog, gebeurt niets. Geen overvallen, geen drugsspuiten, geen nachtlawaai. "Daar zou je geen realistisch beeld krijgen van Borgerhout."

DAG VIER: WAAROM GEBEURT ER NIKS?

Omdat ik wil weten waar de hele heisa over ging, wandel ik naar het Luitant Nayaertsplein, het plein dat door de stad zou omgevormd worden tot speelplein, tot groot protest van de VLD en het Vlaams Blok. Het plein blijkt van een deprimerende lelijkheid. Eigenlijk is het geen plein, maar een parkeerterrein geflankeerd door een veel te brede straat, en een klein grasveldje waar meer hondendrollen liggen dan dat er grassprietjes staan. Wie kan er nu tegen zijn dat dit heraangelegd wordt?

"Wij zijn niet tegen de heraanleg op zich" zegt Suzanna Broeckx, die een krantenwinkel uitbaat in een container op het plein. "Maar we willen niet dat het een speelplein wordt. Speelpleinen, dat weet iedereen, trekken drugs en criminelen aan. Parkings niet, nee. En we hebben al zoveel last met drugs, op de parking aan het zwembad van Borgerhout! Daar vinden ze elke dag emmers drugsspuiten!"

Dat is dan toch ook een parking en geen speelplein, merk ik op.

"Trouwens, dan zijn we onze parkeerplaatsen kwijt" gaat Broeckx onverstoorbaar verder. "Veel oudere mensen zijn ertegen. We hebben al vijftig handtekeningen verzameld. Pas op, ik heb er niks tegen dat kinderen spelen. Ik zou mijn kinderen ook op dat plein laten spelen. Het gaat om de oudere Marokkanen. Die zitten nu op het Maarschalk Montgomeryplein, hier een beetje verder, en ze zorgen daar voor heel veel last. We zijn bang dat ze naar hier zullen komen."

Daarna beslis ik om zomaar wat kriskras door de straten van Borgerhout te lopen. Ik begin aan het Luitenant Nayaertsplein en wandel helemaal tot het Groeningerplein, en terug. Ik maak zoveel omwegen dat ik ongeveer 90% van de Borgerhoutse straten gezien heb. Er gebeurt niks. Het is doodkalm op straat. Smerig zou ik Borgerhout niet noemen, maar ook niet echt proper. Er ligt zwerfvuil, maar van het kleine soort: snoepwikkels, plastic zakjes, drankkartonnetjes, zakdoekjes, politieke pamfletjes… Op één pleintje zie ik drie grote zakken van een supermarkt liggen, vol afval. Op de pleinen ligt ook veel hondenpoep.

Op het Terloplein kom ik eindelijk spelende en rondhangende Marokkaanse jongeren tegen. Ze hebben de leeftijd om gevaarlijk geboefte te kunnen zijn: tussen de 12 en de 18 schat ik ze. Ze voetballen. Ik zet me op een bankje naast het veld. Ze gunnen me geen blik waardig. Ik haal mijn gsm boven en begin te sms'en. Ook dat lokt geen reactie uit.

Na een halfuur geef ik het op en wandel ik naar het Groeningerplein. Dat lijkt nog het meest op wat ik me voorstel bij Borgerhout: veel vuil op de grond en lawaaierig spelende kinderen. Lawaaierig, maar niet crapuleus. Opnieuw zet ik me tussen een groepje jongeren op een bank en geef me over aan wat er zou kunnen gebeuren. Opnieuw gebeurt er niks.
Waarom niet? Waar is het gevaarlijke Borgerhout van op televisie?

DAG VIER EN VIJF: BED & BREAKFAST KRUGERPLEIN

"Het is inderdaad opvallend rustig" zegt Kristophe Somer, eigenaar van één van de weinige hotels in Borgerhout. Sinds drie jaar baat hij samen met zijn vriend Bert Bovendeerd een bed & breakfast uit, pal op het Krugerplein. "Het hart van de Bronx", zoals ze in café Roma zeggen. "Vooral deze zomer waren er veel problemen. De rellen van november waren zich al lang aan het opbouwen. Maar sinds die rellen is alles gekalmeerd. Misschien hebben de Marokkaanse ouders eindelijk ingezien dat ze hun kinderen thuis moeten houden." Misschien is het ook gewoon te koud voor die kinderen, suggereer ik. "Nee. Vorige winters hingen ze hier wel. Tot zeer laat in de nacht, dat Bert en ik tegen elkaar zeiden: hoe kunnen ze, in die vreselijke kou?"

Bert en Kristophe kwamen tien jaar geleden naar het Krugerplein, toen de oudere Belgen er wegtrokken. Zo kwamen veel mooie grote huizen vrij aan zeer lage prijzen, "en ze werden gekocht door mensen als wij, jonge goedverdienende Vlamingen, aangetrokken door het mooie park en de mooie huizen. Toen was het zeer moeilijk. De Marokkaanse jongens waren de baas op dit plein. Met de oude bewoners leefden ze bijna in oorlog – onze buurman had toen een geweer achter zijn deur staan. En ze accepteerden de nieuwkomers niet. Er waren veel pesterijen, gaande van je niet willen binnenlaten in je eigen huis, krassen zetten op je ruiten, ruiten ingooien, 's nachts lawaai maken. Het ging niet altijd ver, maar ze waren er altijd. Kwam je van je werk, dan moest je eerst discussiëren om je huis binnen te mogen. Zette je je boodschappen neer, dan zaten ze in dat zakje. Als je de deur te lang openliet, dan kwamen ze mee binnen. Ze deden niet altijd iets verkeerds, maar het werkt wel op je zenuwen. Ik zeg altijd: als ik kinderen wil, dan moet ik mijn deur maar openzetten. Als homo's is het voor ons extra moeilijk, al zijn we nooit fysiek bedreigd geweest. We hebben toen op het punt gestaan om weer te verhuizen. Maar gaandeweg is de sfeer verbeterd. De nieuwe Vlamingen op het plein hebben zich verenigd, en dat heeft de kentering ingezet. We hebben samen een café opgericht, de A propoo, wat het sociale leven hier heeft verbeterd. Bert en ik hebben wat flats gekocht die we als hotel willen inrichten, om hier meer passage te krijgen. Wij organiseren barbecues op het plein, in de zomer gaan we op het plein zitten, om hen te tonen: dit is ook ons plein. De komst van de hondenwei heeft ook veel veranderd: Marokkanen hebben geen honden, Vlamingen wel, waardoor er weer meer een mix kwam. De meeste bewoners hebben hun slaapkamer naar achter gebracht, waardoor we beter slapen. Er is dus zeker verbetering merkbaar, al blijven de spanningen."

Afgelopen zomer bijvoorbeeld hebben groepjes Marokkaanse jongeren stenen gegooid naar Vlamingen op het terras van de Apropoo. "Dat was een dieptepunt." En er zijn autobanden kapotgestoken. "Maar dat is met vlagen. Op kalme momenten is het hier zalig wonen."

Toch: waarom begint iemand een hotel in de meest beruchte buurt van Antwerpen? Zijn er reizigers die hierheen willen komen?

"Buitenlanders hebben nog nooit van Borgerhout gehoord. Trouwens: we hebben nooit problemen gehad met onze gasten. Kijk, reizigers zijn mensen die een stuk van de wereld gezien hebben. Die vallen niet omver als ze in Borgerhout komen hoor. Het is hier niet erger dan elders in de wereld. Integendeel: ik reis veel, ik kom net uit Mexico City, wat de onveiligste stad ter wereld is. Maar de mensen daar zijn zo vrolijk, en ik voelde me nooit onveilig. Onze gasten, die uit heel de wereld komen, vinden het hier gezellig. En dat is het ook: mooi plein, vlak bij het centrum…"

De bed & breakfast is ook erg gezellig. Voor 20 euro per persoon per nacht krijg je een duplexflatje met een eigen keuken, een eigen badkamer en twee bedden. Ik slaap aan de straatkant, maar heb opnieuw een zorgeloze nacht. De volgende ochtend krijg ik een overweldigend groot ontbijt geserveerd, met koffiekoeken, broodjes, cornflakes, allerlei soorten charcuterie en confituur, twee soorten thee, fruitsap en Marokkaanse hapjes. Door de warme keuken schalt klassieke muziek. Het Krugerpark ligt er rustig bij.

Dat is één van de grote raadsels van Borgerhout: elke bewoner heeft wel een ander idee over het district. Mensen die in dezelfde straat wonen hebben een heel ander gevoel over het leven in de wijk. Voor de één is het er een oorlogsgebied, de ander vindt het een dorp-in-de-stad waar niet meer gebeurt dan ergens anders. Sommigen vertellen dat ze elke dag overvallen worden, anderen wonen er al tien jaar en hebben nog nooit iets meegemaakt. Sommigen kunnen niet wachten om te verhuizen, anderen willen er nooit meer weg. "Het heeft veel te maken met je persoonlijkheid" zegt Gunther Van Hassel, mijn volgende gastheer. "Als je toont dat je geen schrik hebt, als je zelfzeker door deze buurt stapt, dan gebeurt je ook minder dan als je bang bent. Daarmee wil ik niet zeggen dat mensen zelf de schuld hebben als ze overvallen worden. Ik kan heel goed begrijpen dat een alleenstaande oudere vrouw zich hier niet op haar gemak voelt, en ik heb medelijden met haar. Maar zo iemand is wel een makkelijkere prooi, omdat ze laat zien dat ze bang is."

Gunther is journalist voor P-magazine en woont al vijf jaar in Borgerhout, eerst op het Krugerplein, nu in de Vincottestraat. "Het goeie aan Borgerhout is dat hier een hecht gemeenschapsgevoel heerst." Dat heb ik al meer gehoord, van zeer uiteenlopende mensen. "Het moet ook. Cru gesteld: je staat tegenover een andere gemeenschap, de Marokkanen, die een heel sterk wij-gevoel hebben. Als je je dan als Vlaming afzondert, dan is het hier zeer onaangenaam wonen. De Vlamingen hebben hier dus – noodgedwongen – net zo'n gemeenschap gekweekt. Je moet niet soft doen, er gebeuren hier dingen om van te rotten, maar over het algemeen is het hier heel tof wonen. Je kweekt hier een straatcultuur hé: in de zomer zitten wij allemaal buiten. Ik ken iedereen in mijn wijk, zowel Marokkaan als Vlaming. Ik ga meer om met de Vlamingen dan met de Marokkanen, maar ik ken ze wel. Je wordt dus niet zo snel lastiggevallen door iemand uit de wijk. Als er vandaag tien gastjes mij aanvallen, zie ik die morgen terug – en dan is één van hen misschien alleen, en dan krijgt die een pak rammel. Ik ben één keer overvallen, en dat was door iemand die ik hier voordien nog nooit en sindsdien ook nooit meer gezien heb: een zwarte Afrikaan. Het is hem trouwens niet gelukt: ik heb hem tegen de grond getrokken en mijn knie op zijn keel gezet, en toen heeft hij mijn gsm teruggegeven."

Dat hoor ik wel vaker van bewoners van Borgerhout, zowel positivo's als negativo's: ze laten zich niet doen, ze weren zich, en dat loont. "Je wordt veel minder tolerant" zei Kristophe van de bed & breakfast. "Toen wij hier kwamen wonen, waren we allebei heel idealistisch. Nu nog steeds, maar er zijn duidelijke grenzen aan onze tolerantie, en wie daarover gaat, krijgt met ons te doen." "Een rechtvaardige gedecideerdheid met een openheid voor iedereen" noemde men het bij buurtcomité 't Laar.

"Marokkanen begrijpen ook niet dat wij zo'n doetjes zijn" zegt Gunther. "Als je je zelfzeker opstelt en je toont dat je van je afbijt, dan krijgen ze meer respect voor je, en dan heb je veel minder last."

"Dikwijls zijn het kleine pesterijen hoor. Het gaat vaak ook om kleine gastjes hé. Die hangen daar de hele dag, en eerst komen ze gewoon eens met je praten, dan vragen ze of ze met je auto mogen meerijden. Ik was dan een paar keer met hen naar de Sinksenfoor geweest, naar het park… Het zijn jonge kinderen die door hun ouders aan hun lot worden overgelaten. Maar als je dat toelaat, worden ze opdringerig. ‘He Bolle, rij ons eens naar daar' En toen ik weigerde, werd ik uitgescholden. Maar dat is dan toch opgehouden. Die gastjes zijn hun plein aan het verliezen aan de Vlamingen en dat leidt tot frustraties. Daarom roepen ze zo dikwijls ‘Borgerhout is van ons!' Dat was zo, maar dat is het nu niet meer. Er komen altijd meer jonge mensen hier wonen."

"Die nieuwkomers zien zichzelf vaak als bondgenoten van de migranten, omdat ze vaak linkse sympathieën hebben. En ze snappen niet waarom de agressie van die gastjes zich ook tegen hun richt. Maar voor die gasten zijn wij rijke stinkers die hun plein afpakken. Die zien het verschil niet tussen een groenlinkse tweeverdiener en een oude rechtse Belg."

We drinken eerst wat in de A propoo, het coöperatieve café dat de buurtbewoners van het Krugerplein zelf hebben opgericht en waar deze zomer zoveel problemen waren. "Als je stenen naar je kop krijgt, dan ben je om te rotten hé." Het café wordt uitgebaat door vrijwilligers en is een symbool van de nieuwe Vlaamse aanwezigheid in Borgerhout, ook al komen er ook geassimileerde Marokkanen. Daarna wandelen we naar dat andere symbool van jong Vlaams Borgerhout: café Plaza Real, een hip jongerencafé op de Kattenberg, dat zo in Antwerpen Centrum zou passen. Ik ontmoet drie van Gunthers vrienden, en zodra ze horen dat ik een reportage over Borgerhout aan het maken ben, komen de verhalen los. Tot mijn verbazing allemaal verhalen over problemen en botsingen met de Marokkaanse gemeenschap, maar wel op een jolige toon verteld, alsof het om avonturen ging.

Toen ze naar het Roskilde rockfestival zouden gaan en Stijn zijn tent uitprobeerde op het plein. "Onmiddellijk zaten er tien, twaalf van die kleine gastjes in. Eén van mijn tenstokken brak, een ander gastje liep weg met mijn tentzeil. Allez, ik erachter. Ik ben een voetballer, ik heb hem met een stevige tackel neergelegd. Toen we terugkwamen stond zijn oudere broer voor mijn deur. Dat gastje stond ernaast met zijn been in het gips. ‘Ik vermoord aa!' riepen ze. Je kon zo zien dat die gips niet echt was…"

Toen Gunther zijn deur uitkwam en een Oosteuropese drugverslaafde achter het stuur van zijn wagen zag zitten. "Ik riep ‘Hela'! Die gast stapte uit. Hij had een hamer vast en was totaal weg van de wereld. Ik zag dat hij twijfelde of hij me zou neermeppen. Uiteindelijk liep hij gewoon weg."

Toen de drugdealers naast de kerk op 't Laar stonden. "Die zijn nu weg."

Toen alle ruiten van de auto's ingeslagen waren. Toen er tien Marokkanen voor de deur van Stijn stonden omdat die een webcam op het plein had gericht. "Gewoon voor de lol, omdat ik in de informatica werk. Maar zij dachten dat het was om hen te controleren."

Toen iemand foto's had genomen van jongeren die autoruiten insloegen – een veelvoorkomende vorm van vandalisme – en de politie weigerde die jongeren te gaan zoeken. "Terwijl ze héél duidelijk herkenbaar waren. Een Marokkaanse winkelier aan wie we ze lieten zien, herkende ze meteen."

Hoe kunnen ze dan zeggen dat het tof wonen is in Borgerhout, als al die zaken gebeuren? Gunther kijkt me verbaasd aan. "Bwa. Dat lijkt nu veel, omdat we het allemaal na mekaar opsommen, maar er gebeurt hier soms maanden niks hé, en dan is het hier heel plezant. We hebben hier veel vrienden, een beter buurtleven dan in de rest van de stad, we komen hier veel buiten, onze huizen zijn mooi en goedkoop… Je moet die dingen zien voor wat ze zijn: vervelend, maar je laat er je leven niet door vergallen. Misschien heeft het ermee te maken dat wij hier zijn komen wonen toen de buurt haar reputatie al had – we wisten wat we konden verwachten. En misschien heb je als jongere mens een ander wereldbeeld, zodat je beter omkunt met het leven in zo'n wijk. Als ik een dealer zie, dan stort mijn wereld niet in. Ik vind het niet okee dat mensen in mijn straat drugs verkopen, maar aan de andere kant weet ik wat drugs is, ik weet dat dat bestaat en dat dat hoort tot de wereld waar ik leef. Voor oudere mensen is dat anders. Als die een spuit vinden, bepaalt dat heel hun denken over de wijk. En ik begrijp dat. Het is gewoon een andere manier van omgaan met de dingen."

De rellen hebben alvast één positief effect gehad, vindt dit gezelschap: "We praten weer met elkaar, Marokkanen en Belgen. En wij begrijpen weer dat het voor de Marokkanen ook niet altijd gemakkelijk is om hier te wonen. Dat inlevingsvermogen verlies je wel eens. Het is goed dat de bom gebarsten is. Hopelijk blijven we nu praten."

DAG VIJF: DE DISCUSSIE-AVOND

Dat is ook ongeveer de mening van Abdelkarim, een jonge Marokkaan die meedoet aan een wijkdebat in de Marokkaanse vzw El Waffa, waar allochtone en autochtone wijkbewoners samen een oplossing proberen te zoeken voor de samenlevingsproblemen: "Rellen hebben een goeie en een slechte kant. Slechte kant: er zijn ruiten gesneuveld. Goeie kant: we praten opnieuw." Verder probeert hij me vooral een stoomcursus Islam te geven, waar ik minder in geïnteresseerd ben.
Vreemd: tijdens de vergadering doet Abdelkarim, die perfect Nederlands spreekt, al zijn tussenkomsten in het Arabisch. Als hem gevraagd wordt Nederlands te spreken, omdat er dan minder tijd verloren wordt met vertalen, weigert hij dat. Het tekent het moeizame debat tussen de wijkbewoners. Bij de Marokkanen zijn alleen oudere mannen gekomen, met een grote verantwoordelijkheidszin, bezorgd om een goeie verstandhouding met de Vlamingen, maar met een minieme kennis van het Nederlands. Ze houden soms zeer lange tussenkomsten in het Marokkaans, die dan vertaald worden als "Deze man vindt dat we zouden moeten leren praten met elkaar."

Hoe goed ook bedoeld, de twee uur durende vergadering gaat de mist in omdat het onderwerp niet duidelijk is, of omdat er teveel punten zijn waar de twee gemeenschappen elkaar niet begrijpen. In plaats van concrete afspraken te maken over buurttoezicht of betere controle op de kleine Marokkaanse jongens op de pleinen, verzandt het gesprek in algemene beschouwingen over racisme op school en op de werkvloer, de problemen bij de politie, en of Marokkanen nu méér of minder volgens de Islam moeten leven. Een Vlaming denkt dat de problemen opgelost zouden zijn als er ook Marokkaanse vrouwen op de vergadering zouden zijn. De Marokkaanse mannen rollen met hun ogen. Een Vlaamse vrouw suggereert dat Marokkanen eigenlijk niet willen presteren op school, de Marokkanen repliceren dat er geen goeie school is in Borgerhout. Hoewel alle aanwezigen idealistisch en geëngageerd zijn, is er vooral veel wederzijds onbegrip. Er wordt vastgesteld dat zelfs in kringen van positivo's er weinig interesse is voor elkaar: als Vlamingen iets organiseren komen er nooit Marokkanen, en andersom.

"We leven al zo lang samen, we willen elkaar graag leren kennen, en toch raakt die muur tussen ons nooit gesloopt" stelt een vrouw vast. Alleen Abdelkarim doet een min of meer constructief voorstel: als ouders de koran beter kenden, dan zouden ze hun kinderen niet tot 's avonds laat buiten laten.

DAG ZES: DE AEL

"Waarom hangen die kinderen daar op die pleintjes?" vraagt Ahmed Azzuz (26), terwijl hij me een koffie inschenkt. "Waarom zijn daar geen Belgen bij? Omdat Belgische kinderen in de scouts zitten, in een sportclub, op de muziekschool: zij hebben manieren om hun vrije tijd nuttig door te brengen, veilig, gecontroleerd en toch plezant. Onze jongeren hebben die niet. De ouders hebben het geld niet om al hun kinderen naar zo'n club te sturen, of de clubs willen geen Marokkaanse kinderen… en je kunt pubers toch niet de hele dag binnenhouden? Dat gaat niet, dat pikken Belgische pubers ook niet. Dus hangen ze buiten, ze vervelen zich en steken kattenkwaad uit, of erger. Wij keuren dat niet goed, maar we zien het als een symptoom: als onze gemeenschap sociaal-economisch beter vertegenwoordigd zal zijn, als onze cultuur erkend wordt, dan lost dat probleem zich op. Maar wat doen de Belgen? Ze fixeren zich op de symptomen, en willen over de oorzaken niet spreken. Ze zeuren over rondhangende jongeren, maar als wij een moslimscoutsgroep willen oprichten zodat die jongeren van straat zijn, staat het hele land op zijn kop."

"En daarbij" geeft hij toe: "die jongeren leven hier heel bewust een milieu dat ze niet als het hunne beschouwen. Dat is niet hun plein, maar het plein van de Belgen. Het is niet hun bushokje, maar dat van de Belgen, niet hun school maar die van de Belgen. En waarom hebben ze die mentaliteit? Omdat de Belgen hen altijd uitgesloten hebben. En daar moeten we allemaal samen aan werken."

De tweede man van de Arabisch-Europese Liga, volgens velen de aanstichters van de rellen op de Turnhoutsebaan, kan me nauwelijks te woord staan omdat zijn gsm blijft rinkelen. Zweedse televisie, Belgische pers, mensen die meer informatie willen over de AEL, een Nederlandse Marokkaan die lid wil worden, Dyab Abou Jahjah zelf, die vanavond een verkiezingsmeeting zal houden in Antwerpen. De twee vrienden spreken Engels met elkaar. "Mijn Arabisch is niet goed genoeg" grinnikt Azzuz.

"Eigenlijk ben ik té geïntegreerd. Mijn ouders wonen in Temse, en ik heb altijd in een straat gewoond zonder allochtonen. Ik was voorzitter van de jeugdraad waar verder alleen Vlamingen in zaten, ik was als enige allochtoon leider in de jeugdbeweging, ik zat in de sportraad, in de vakbond, weer met alleen Vlamingen. Ik had Vlaamse vriendinnetjes. En overal hoorde ik: ‘jij bent een goeie Marokkaan, Ahmed, want jij bent volledig zoals de Belgen. Maar die anderen!' Maar ik zelf had er steeds meer problemen mee. Ik was mijn identiteit kwijt. Ik was vervreemd van mijn geloof, ik sprak zeer slecht Arabisch. Het is mijn zus, die nu overleden is, die me gezegd heeft: ‘laat je roots niet los.' Nu ik getrouwd ben met een Marokkaanse en praktiserend moslim ben, voel ik me veel beter."

"Wij Marokkanen gaan veel te ver in die integratie. Als een Spaanse vereniging vergadert, doet ze dat in het Spaans. Als een Italiaanse club bijeenkomt, spreken die Italiaans. Maar als een groep Marokkanen vergadert, spreken ze Nederlands, uit angst om ‘niet geïntegreerd' te lijken. Dat kan toch niet!"

Eigenlijk zou ik niet bij Azzuz mogen overnachten, want hij woont net niet meer in Borgerhout. Ahmed, zijn vrouw en hun kat wonen op een klein appartementje in de Lange Beeldekensstraat, in de Seefhoek. "We wilden eigenlijk ergens anders gaan wonen, maar we vonden geen enkele eigenaar die aan Marokkanen wou verhuren. Ik denk dat Vlamingen zich dat niet kunnen voorstellen: elke keer als je belt, is het juist verhuurd, of geven ze vlakaf toe dat ze geen Marokkanen in huis willen. Je kunt bijna niet anders dan in een migrantenwijk gaan wonen. De Belgen verwijten ons dat we samenhokken, maar als we ergens anders willen gaan wonen, dan laten ze ons dat niet toe."

"Nu ben ik wel blij dat ik in de Seefhoek woon. Hier hoor je tenminste niet elke dag racistische opmerkingen. Eerst was ik hier bang. De Vlaams Blok-propaganda had ook zijn effect op mij niet gemist. Als ik een knal hoorde, dan keek ik verschrikt rond. Nu weet ik dat dat bangmakerij was. Er gebeurt hier niet meer dan ergens anders. Net zoals in Borgerhout: mensen die daar niet wonen, denken dat het er een oorlogsgebied is. Behalve wat nachtlawaai heb ik hier nog niet veel meegemaakt, en dat lawaai komt van Belgen en van Marokkanen. Ik vind dat ook irritant hé. Ik kom van Temse, ik ben rust gewoon. Het verschil is: als een Marokkaan lawaai maakt, roept men ‘makak'! Als een Belg lawaai maakt, denkt men ‘och ja, hij is zat, laat hem maar lopen.' Of neem nu het vuil. Ik woon ook graag in een propere straat, ik hou er niet van als mensen sluikstorten. Maar ik zag onlangs een Marokkaanse man een zakje buitenzetten. ‘Eej makak, dat is hier onze straat!' riep mijn Belgische buurman door het raam. Dat roep je toch niet! De week erop betrapte ik hem terwijl hij zélf een onreglementair zakje buitenzette. Toen heb ik hem eens de huid volgescholden."

Azzuz moet de veiligheid waarborgen bij de meeting van Dyab Abou Jahjah in de kelder van boekhandel De Groene Waterman. De zaal zit stampvol: er zijn vooral jongeren op afgekomen – autochtoon en allochtoon – maar ook enkele oudere Marokkanen en Belgen. Na een halfuur is de zaal vol, maar komen er nog steeds mensen aan. Ahmed en de andere bodyguards moeten hen teleurstellen: zelfs op de trappen mogen ze niet zitten. Na de meeting wordt er heftig gediscussieerd onder de toeschouwers. Ik schat dat het er een tweehonderdtal zijn, en het is duidelijk dat Abou Jahjah een positieve indruk heeft nagelaten. Een bebaarde man die zich "een groene tot en met" noemt komt op mij af en zegt spontaan: "Het is een imméns politiek talent." Een groepje zeer jonge Marokkaanse jongens scandeert "A-bou Jahjah A-bou Jahjah" op een nogal dwingende manier. Daarmee schrikken ze de automobilisten af die de hoek van de Wolstraat omgereden komen en denken dat ze in de zoveelste rel terechtgekomen zijn: je ziet hun verschrikte gezichten, ze versnellen onmiddellijk. Het groepje loopt – nog steeds scanderend – naar de Groenplaats. Vier Marokkaanse pubermeisjes giechelen in plat Antwerps over de bodyguards van Abou Jahjah. "Ik geef u de kracht van Abou Jahjah" roept één van hen, en legt plechtig haar handen op het hoofd van haar vriendin. Blijkbaar twijfelde die nog voor de meeting begon, en heeft de Libanese Belg haar kunnen overtuigen.

Twee oudere Marokkaanse mannen blijven staan om een complottheorie uit de doeken te doen: de Antwerpse politie betaalt jonge allochtonen om herrie te schoppen, om zo de AEL in diskrediet te brengen. Ik stel dat me dat overdreven lijkt en krijg een meewarige blik. "Anders heeft de politie geen werk" zegt één.

"We moeten dit meer doen" zegt Azzuz. "Er worden zoveel leugens over ons verteld, dat we die alleen kunnen rechtzetten door zelf met de mensen te praten. Wij voeren een shocktherapie: we willen de Vlamingen, de politiek én onze eigen gemeenschap wakkerschudden, omdat wij vinden dat men in een verkeerd spoor zit. Blijkbaar werkt dat, gezien de heftige reacties die we losweken. We zijn opgekomen toen de kiescampagne zich op gang begon te trekken, en Vlaamse politici hebben ons gebruikt om hun Vlaamse kiezers bang te maken. Daarom zijn ze beginnen liegen: dat we banden hebben met terroristen, dat we oorlog willen met de joden, dat wij een Marokkaans Vlaams Blok zijn. Maar dat werkt niet. Twee maanden geleden wou niemand met ons praten, maar vandaag staat mijn agenda vol. Ik ga spreken met mensen binnen Agalev, de SP.A, zelfs de CD&V. De bediendenvakbond CLB nodigt ons uit, net als socialistische verenigingen. Deze week hebben we zelfs een afspraak met Johan Leman, al zullen we zien wat daaruit komt. Natuurlijk wil ik met al die mensen praten. En ik heb niets liever dan dat men kritisch tegenover ons staat – maar wel respectvol. Ik word niet graag uitgescholden voor extremist of terrorist, want dat ben ik niet. Natuurlijk wil ik praten: desnoods met heel mijn straat als het moet, in elk huis, met elke mens. Vroeger ging ik in Vlaams Blokcafés zelfs praten, gewoon aan de toog, in de hoop die mensen te overtuigen. Natuurlijk willen wij samenleven, natuurlijk sturen wij niet aan op rellen en nee wij hebben niets tegen de joodse gemeenschap. Ik heb niet liever dan dat de joden zich goed voelen in Antwerpen, want dan zullen ze misschien ophouden met Israël te steunen. We zijn zelfs een beetje jaloers op de joden: zij hebben mooie grote synagoges in Antwerpen, zij mogen hun godsdienst en hun cultuur openlijk belijden, en niemand zegt dat zij extremisten zijn als ze dat doen. Dat willen wij ook. Wij moslims in Antwerpen willen op dezelfde manier behandeld worden als de joden in Antwerpen, met evenveel respect voor onze cultuur en onze godsdienst. Is dat zo extremistisch?"

"Maar ze mogen ons blijven demoniseren hoor. Daardoor winnen we alleen maar aan achterban. De Marokkaanse jongeren vinden het niet extreem wat wij vertellen hoor: voor hen zeggen wij gewoon de waarheid. En de reactie van het politieke establishment, daarin herkennen zij hoe zij zelf behandeld worden in deze maatschappij. Geen Belg die het gelooft, maar wij zijn gematigde mensen. Wij roepen onze aanhangers steeds op tot kalmte. Wij staan voor een open en tolerante Islam, met respect voor alle andere overtuigingen. Wij zijn de eerste onafhankelijke beweging van Belgische migranten en ik houd mijn hart vast als ze ons blijven criminaliseren. Want dan zul je échte moslimextremisten zien opstaan. En dat zal dan de schuld zijn van de Belgen zelf, die niet hebben willen luisteren naar de gematigd progressieve stem van de AEL."

Dyab Abou Jahjah is ondertussen de kelder uitgekomen en met zijn bodyguards verdwenen in een monovolume met geblindeerde ramen. In een iets bescheidener auto tuffen wij richting Borgerhout. Azzuz vertelt dat dat zijn auto beschadigd is. Hij vermoedt dat dat gebeurd is door mensen die de AEL haten. "Ik word gevolgd, mensen beledigen me op straat. Vlak na de rellen werd ik geschaduwd door de staatsveiligheid. Dat is niet fijn."

Hij doet veel moeite om tegenover mij dat imago van "moslimextremist" tegen te spreken. "Toen ik nog in de horeca werkte, was ik de lieveling van de oude dametjes die 's middags koffie kwamen drinken. De uitbaters van het café waren homo's: ik kwam perfect met hen overeen. Ik heb vrienden punkers, in de socialistische beweging, bij de voetbal…"

Ik stel de vraag die ik aan iedereen stel: of de sfeer veranderd is sinds de rellen. "De jongeren zijn bitterder geworden. Zeer teleurgesteld in de Vlaamse politici en in de media. Onderschat de Marokkaanse jongeren niet hé. Ze volgen het nieuws, zeker sinds wij opgekomen zijn. Zij hebben gezien dat wij de gemoederen hebben proberen te bedaren tijdens de rellen, en ze hebben gelezen dat alle kranten het tegendeel schreven. Schrik niet als jij niet zo vriendelijk behandeld wordt."

Dat blijkt nogal mee te vallen. Als we café Amigo II aan het Coxplein binnenlopen, bekijken de Marokkaanse jongens (allemaal rond de 20) die er biljarten of muntthee of chocomelk drinken ons eerst argwanend aan, maar als ze Azzuz herkennen komen er langzaam aan meer en meer bij ons zitten. Op de televisie speelt een toneelstuk op Maroc 1, op de andere televisie geeft prins Laurent zijn show bij de voorstelling van Claire Coombs.

Als er een gelijkenis is tussen de AEL en het Vlaams Blok, dan is het in ieder geval dat hun aanhangers evenveel wantrouwen hebben tegenover de overheid, en tegenover hun eigen woordvoerders. Ik sta versteld van de hevigheid van deze jongeren – van wie er velen enkel beroepsonderwijs genoten hebben – en hoe negatief ze staan tegenover mensen die voor Belgen respectabele allochtonen zijn. "Postjespakkers" is een woord dat vaak valt.

"Mohammed Chakkar van de Federatie voor Marokkaanse Verenigingen – wie dat? Wij zien die hier nooit, en ineens speelt die op alle zenders de spreekbuis van de Marokkanen. Of Said Mdaouchi van de Unie voor Moskeeën. Ik kende die als straathoekwerker, maar in de moskee zie je hem nooit. Waarom zijn dat ineens onze woordvoerders? Het enige wat die mensen doen is gaan lopen met het geld."

"Vroeger stemde ik op Fatima Bali, maar die mag niks doen. Ze wordt misbruikt door haar eigen partij en ze ziet het zelf niet."

"Agalev – dat is veel beloven maar niks doen."

"En die anderen, Fauzaya Talhaoui en de rest: die hebben nog nooit iets voor ons gedaan. Die pakken het geld en zeggen ‘wij willen niet opkomen voor de Marokkanen. Wij zijn er voor iedereen.' Voor iedereen, dat betekent: voor de Belgen."

"Als het verkiezingen zijn, dan doen alle partijen alsof ze voor de migranten zijn. Nadien doen ze niks meer. Denk je dat wij dat niet zien?"

"Wij waren op de Turnhoutsebaan toen de rellen begonnen, wij hebben gezien hoe Abou Jahjah de boel kalmeerde, en ineens zeggen de Belgen dat hij ophitste. Ze wilden hem gewoon pakken, omdat hij voor ons opkomt."

"Iedereen heeft gezien hoe de politie zonder reden pepperspray in zijn gezicht spoot! Hij was op ons aan het inpraten, want wij waren kwaad, en ineens trekt Lamine hem van ons weg en zetten ze hem achter het cordon. Waarom doet de politie dat? Toch omdat het Vlaams Blokkers zijn?"

"Iedereen die echt voor Marokkanen opkomt steken de Belgen in de bak."

"De AEL willen ze verbieden, maar het Vlaams Blok mag zeggen wat het wil."

"En ineens mag die Mohammed Talhaoui de woordvoerder zijn van de Berbers! Ik kende die vent niet, en ik ben een Berber! Maar die wordt ontvangen door Patrick Dewael, die krijgt ineens een postje op de VLD-lijst. Dikke vette postjespakker! Denk je nu echt dat wij dat pikken? Dat wij dat niet zien dat het hem alleen om zijn carrière te doen is?"
Eén jongen is vooral boos omdat er op het Terlooplein geen agoraspace komt, een soort nepgras om op te voetballen. "Wij vragen dat al jàren aan de sportdienst, en niemand luistert naar ons." Een andere haalt het voorbeeld aan van een nieuwe wijkwerking op het Coxplein. De jongeren van café Amigo hadden zich ingespannen om een feestje te geven voor de buurt, er waren hen allerlei projecten beloofd, de subsidies daarvoor werden ook uitgekeerd aan de bevoegde integratiedienst, maar toen werd alles stil. "Die integratiemannen zijn gewoon met dat geld gaan lopen. En dan vragen ze ons om naar hun debatavond te komen over de rellen, om beter met de buurt te babbelen. En als er niemand komt, zijn ze kwaad: de Marokkaanse jongeren willen niet praten. Wanneer komen die projecten die ons waren beloofd, wat is er gebeurd met die subsidies – dat willen wij weten!"

En dan komen de verhalen over willekeurig politieoptreden, over beledigingen door agenten, over de beroepsschool waar ze naartoe gestuurd werden: de school die topscheidsrechter Frans Van De Weyngaert met harde hand leidt. "Die vent is een beest. Als wij roken, moesten wij honderd frank betalen. Die school is een fabriek. Ze beulen daar Marokkanen af om er geld aan te verdienen." De rellen van 1992 worden aangehaald, die toen door het Vlaams Blok waren begonnen – "of zijn ze dat vergeten?" De verhalen worden driester en driester, de verbittering en boosheid zitten diep. "Ik was goed in àlle vakken behalve geschiedenis" beweert één. "En omdat ik op dat ene vak gebuisd was, hebben ze me naar het beroeps gestuurd! Met mijn broertje wilden ze hetzelfde doen, maar ik ben naar die school gegaan en ik heb ambras gemaakt met de directeur. ‘Stuur hem naar de avondschool!' heb ik geroepen."

Azzuz vertelt het verhaal van een modelleerling, die na een conflict met één racistische leerkracht van school gestuurd was en in het beroeps belandde. "Die jongen had universiteit kunnen doen. Nu werd hij zo verbitterd dat hij gewoon gestopt is met school. Hij was altijd vriendelijk en rustig, een voorbeeld voor de hele school. Nu zit hij bij dat groepje hooligans dat altijd herrie schopt bij betogingen. Dat is wat racisme met ons doet."

"Als Dewinter burgemeester wordt" zegt er één onheilspellend, "dan wordt het hier Palestina."

"Als dat gebeurt, moeten wij als gemeenschap klaar staan om weerwerk te bieden. Op democratische wijze natuurlijk" repliceert Azzuz.

"Die Claire Coombs is toch geen schoon" mompelt een laatste.

Na een kalme nacht in de Seefhoek, enkel gestoord door Azzuz' kat die naast mijn oor was komen spinnen en haar klauwen in mijn wang sloeg, serveert Ahmed me koffiekoeken bij het ontbijt. Hij zet een cd op van Chris Deburgh, zijn idool. "Ook het idool van Dyab, trouwens." Chris Deburgh? Die van "The lady in red"? Is dat niet een beetje soft voor extremistische revolutionairen? En wij maar naar Khaled luisteren.

We geraken in discussie over de problemen met Marokkaanse jongeren, de discriminatie van vrouwen, meisjes die uitgescholden worden omdat ze geen hooddoek dragen… Zijn antwoord is steeds "dat zegt de Islam niet. Mensen die dat doen, kennen de Islam niet."

Zo win je natuurlijk altijd, zeg ik.

"Maar daarom is het zo nodig dat we onze mensen hun eigen cultuur beter leren kennen. Daarom willen we die moslimscholen: zodat jongens zouden leren dat je meisjes niet mag uitschelden als ze hun hoofddoek niet dragen. Dat je je dochters moet laten studeren. Dat je Westerse vrouwen niet mag uitschelden als die in de zomer met blote armen rondlopen. Dat is allemaal tegen de Islam. Maar veel van onze mensen weten dat niet, omdat ze slecht geschoold zijn. Onze moslimscholen zouden de tolerantie in de gemeenschap doen toenemen – en wat zegt men? Dat het kweekscholen voor fundamentalisten worden! Waarom spreken sommige Marokkanen slecht Nederlands? Omdat ze slecht Arabisch kunnen! Als je je niet kunt uitdrukken in je moedertaal, hoe zou je dan je tweede taal goed kunnen spreken? En als wij voelen dat de Belgen onze cultuur niet respecteren, waarom zouden wij dan de Belgen respecteren?"

Over moskeeën is hij categoriek. "Waarom zouden wij geen mooie grote moskee mogen zetten? Onze moskeeën moeten altijd verborgen blijven, in gewone woonhuizen. Een echte moskee heeft minaretten en een koepel, dat willen wij. Waarom mogen de joden wél een synagoge hebben en wij geen moskee? Waarom krijgen de Chinezen leeuwtjes voor hun straat, waarom mogen de Chinezen allerlei mooie Chinese tekens op hun winkels zetten, en wordt ons dat altijd verboden? Ik gun het de Chinezen en de joden, maar ik vraag me af waarom de moslims niet mogen wat de anderen wél mogen."

"Ken je dat foldertje van het Vlaams Blok, die skyline van Antwerpen waar naast de kathedraal ook twee minaretten torenen? Ik zal niet rusten voor dàt werkelijkheid is."

DAG ZEVEN: HET VLAAMS BLOK

Op het eind van deze dag verspreidt Wim Verreycken, fractieleider van het Vlaams Blok in de districtsraad en senator, het bericht dat een Borgerhouts "veiligheidscomité" net als de AEL patrouilles wil gaan lopen, en "rondhangende jongeren" fotograferen. Gek genoeg lukt het me niet om deze mensen te vinden. Als ik Verreycken ernaar vraag, doet hij zeer ontwijkend: "deze mensen willen discretie." Hoezo, ze gaan op straat rondlopen met een camera! Bij velen in Borgerhout leeft het vermoeden dat Verreycken het comité gewoon verzonnen heeft om politiek te kunnen scoren.

DAG ZEVEN: EEN KLEIN FEESTJE

Op mijn laatste dag in Borgerhout ga ik kijken naar de opkuisactie van Beni Daoud en het buurtcomité 't Laar. Mohammed Bousiani, Larbi El Ajaji en de zijnen zijn erin geslaagd dertig allochtonen op te trommelen. Ondanks de regen. Samen met twintig autochtone buurtbewoners prikken ze tientallen papiertjes en zakjes op die rond de kerk van 't Laar liggen. Larbi kan het niet laten om te wijzen op de vele hondendrollen die in de wijk liggen. Het zijn er inderdaad ontstellend veel. "En die zijn niet van Marokkanen, want die hebben geen honden." Ook de pastoor van de kerk en de imam vegen mee, in een symbolisch gebaar van verbroedering. Voorlopig blijft het bij een mooi symbool, al zijn er in Borgerhout wel véél initiatieven om het samenleven te doen slagen. Als het toch mislukt, zal het niet aan de goede wil gelegen hebben.

Nadien verbroederen allochtoon en autochtoon in cultuurcentrum Rataplan, hét centrum voor al wie positief denkt in Borgerhout. Er zijn toespraken van imams en allochtone figuren. Larbi buikdanst, wat een koddig zicht is. Er zijn Marokkaanse hapjes en er speelt Marokkaanse muziek. En misschien zit daar ook een probleem. Als het echt een multiculturele verbroedering was, waar bleven dan de Vlaamse muziek en de Vlaamse hapjes?

In ieder geval: de rellen hebben niks fundamenteel kapotgemaakt en niks fundamenteel opgelost. De optimisten zijn er nog harder van gaan werken en geloven dat het een moment van katharsis was, waarna de échte dialoog kan beginnen. De pessimisten zien het als een zoveelste bewijs van hun gelijk: Borgerhout gaat naar de kloten. Borgerhout zelf blijft heen en weer getrokken tussen die twee uitersten, pessimisme en optimisme, de wil om samen te leven en de moedeloosheid over hoe moeilijk dat blijkt te zijn. "Maar over het algemeen is Borgerhout een gemeente zoals een ander" vertelt een oudere Vlaamse vrouw me als ik weer naar huis wandel. "Het is hier miserie, maar niemand wil hier weg. Want iedereen weet: op een ander is het ook miserie."

Tom NAEGELS, december 2002