Er is een tijd geweest dat Nederland een onvervreemdbaar deel uitmaakte van het dagelijks leven van de Vlaming. Intellectuelen lazen Nederlandse bladen, de rest keek naar de Nederlandse tv. Maatschappelijke evoluties begonnen altijd eerst in Nederland, waar men oneindig minder provinciaal en bekrompen was. Om te zwijgen over het literaire leven! Nederlandse schrijvers waren zoveel beter – hun táál! – en áls er dan eens een Vlaming talent had, dan verkaste hij onmiddellijk naar Amsterdam.
Dat waren tijden.
Vandaag lees je overal hetzelfde: "Gidsland Nederland is allang niet meer, het is steeds minder de grote broer waarnaar wordt opgekeken. Politiek sowieso niet, maar ook cultureel en literair wordt Vlaanderen steeds bewuster en zelfstandiger", aldus Geert Buelens, Vlaams professor aan de Universiteit van Utrecht. David Van Reybrouck, Vlaams gastschrijver in Amsterdam: "De meeste Vlamingen houden zich totaal niet meer bezig met Nederland. Vlaanderen had ooit een minderwaardigheidscomplex, maar het is nu zo hip en welvarend dat het Nederland hooghartig de rug heeft toegekeerd."
Ik ben een typische Vlaming. Ergens aan het eind van de jaren tachtig is Nederland uit mijn leven verdwenen. Denk ik Nederland, dan zie ik Jos Brink en Ted De Braak, Gullit en Lubbers, Avro's Toppop en Countdown. De laatste jaren kijken Vlamingen zelfs met enige verbijstering naar hun noorderburen, waar de ene politieke moord het andere opruiende standpunt opvolgde. Nee, dan zijn wij beter bezig.
De afgelopen maanden heb ik de kans gekregen om de hooghartigheid achter me te laten. Sinds de lente van 2006 reis ik regelmatig door Nederland, op zoek naar het verloren gidsland. Onbevangen, met matige voorkennis en veel vooroordelen, zoals Godfried Bomans ooit door Vlaanderen reisde. Dit eerste deel gaat over het heetste hangijzer, het onderwerp dat de Nederlandse politiek sinds Pim Fortuyn permanent beheerst: het moeizame samenleven met cultureel verschillende bevolkingsgroepen.
De grote integratieshow
Echt jammer dat Vlamingen nog zo weinig Nederlandse tv kijken. Anders was het volgende fragment vast gaan behoren tot ons collectieve geheugen.
We zien presentator Eddy Zoey. Hij draagt een mal pak. Op de tonen van Pretty fly (for a white guy) (The Offspring) loopt hij een oude kaasfabriek in Gouda in. Hij zegt:
Na de aanslagen van elf september lult iedereen over allochtonen. Dat is hoog tijd vonden heel veel mensen, maar de discussie die volgde was niet altijd even zuiver en kreeg na de aanslag op Pim Fortuyn zelfs een beetje enge trekjes. Vervelende imams, verbeten LPF-aanhangers, iedereen riep maar wat. En – ja… – de oplossing is zo simpel: integratie. Als we hier samen wonen, moeten we ook samen met elkaar leven, toch?
Tóch, Eddy.
Daarom vonden wij het een goed idee om eens te kijken hoe het staat met de integratie. Welke bevolkingsgroep is integratie-wise goed bezig, en welke heeft er geen zin an? Dat kan in een Nova-achtig programma, maar dat kan ook in een leuk kwisje waar in gelachen mag worden. Even kijken of de team captains van vanavond dat ook vinden. Voor de Turken speelt vanavond Elvan Aykildiz. Elvan, kom erbij. En Guilly Koster treedt aan namens de Surinamers.
Dit is Nederland. In september 2002, amper een halfjaar na de moord op Pim Fortuyn, op een moment waarop het samenleven in Nederland een diepe crisis doormaakt, zendt BNN De Grote Integratieshow uit, een spelprogramma waarin ‘bevolkingsgroepen' – teams van vier mensen met dezelfde etnische achtergrond – tegen elkaar strijden voor de titel van ‘best geïntegreerde minderheid'. De toon is druk, de vragen zijn van het type:
Een grote man staat je fiets te pikken. Wat zeg je?
a. Gib mir mein Fahrrad zurück, du Schwanz!
b. He klootzak, zal ik jou es lekker in je bek schijten?
c. He eikel, die fiets mag je hebben maar dat slot laat je heel!
d. Mag ik die fiets van je kopen voor tien euro?
(Ha, die ongedwongenheid.)
Een van de bedoelingen van het programma is om ergernissen ter sprake te brengen, en tegelijk een positiever beeld te schetsen van minderheden. Dus wordt de Turkse team captain, een actrice uit Sesamstraat, gevraagd waarom "zo'n Turks dametje aan zo'n moskeetje honderd meter achter haar man aanloopt"? Een groep Kroaten wordt, tien jaar na de onafhankelijkheid, consequent "Joegoslaven" genoemd. Een Marokkaanse in kaasboerinnetjeskleren houdt de punten bij; ze wordt "Marokkaasje" genoemd.
Los van het feit dat dit heerlijke cult is, toont het ook aan dat Nederland veel totaler bezig is met integratie, inburgering, multiculturaliteit, hoe je het ook wil noemen. In Vlaanderen blijft het "multiculturele debat" beperkt tot de politiek en opiniebijdragen in de krant. Nederland maakt er tv-quizzen over. (Onlangs deed Teleac het concept over, met De Nationale Inburgeringstest , waarin teams van diverse origine getest werden op, onder meer, hun kennis van het Nederlandse cabaret. Niemand was geslaagd, ook de oranje-verenigingen niet.) In Nederland gaan Joden op tv in debat met Palestijnen, fundamentalistische imams bekvechten met feministische moslima's. Satirische programma's als de 100% AB Show (VPRO, 2003), waarin de Spaans-Nederlandse cabaretier Javier Guzman als AB de Inburgerman op zoek ging naar de best geïntegreerde Nederlander, drijven de spot met de normen-en-waarden-obsessie. Een filmpjesreeks als Allerzielen (NPS) reageert dan weer meteen op de moord op Theo Van Gogh, met filmpjes waarin een bebaarde moslim eerst met een Hollandse homo de bosjes in duikt, maar hem nadien toch van een dak smijt. Toegegeven, het Nederlandse debat is vaak bizar, maar het is wel óveral aanwezig.
Eerste Hulp bij Nederlanders
Maar dat is niet het eerste waar je aan denkt, als het gaat om Nederland en diversiteit. Het eerste waar je aan denkt is de hardheid van de nationale toon, en die van het beleid. De grote nadruk op normen en waarden, ook. Bij momenten neemt die bespottelijke vormen aan. Op het moment dat ik dit schrijf, is er in de regering een debat aan de gang over de vraag of een islamitische docente op een Utrechtse school mag weigeren mannen een hand te geven. De commissie Gelijke Behandeling, die de regering adviseert, heeft geoordeeld dat dat mocht, wat politiek Den Haag razend maakt. "Elkaar de hand schudden is een gerespecteerd Nederlands gebruik, en docenten – dus ook islamitische – mogen dat niet weigeren", aldus minister van Integratie en Vreemdelingenzaken Rita Verdonk, die de commissie maar meteen wilde afschaffen. (De Volkskrant, 10/11/2006) Handen schudden, ‘dankjewel' zeggen, je neus snuiten in een zakdoek en niet spuwen op straat: in Nederland is beleefdheid verplicht.
Ik kijk dan ook een beetje vreemd op, wanneer ik een inburgeringsles bijwoon in het Rijks Opleidings Centrum (ROC) West-Brabant Kellenbeek, in Breda. De twintig nieuwkomers, uit alle delen van de wereld, krijgen geen les over de scheiding van Kerk en Staat, maar over doping in het wielrennen. Ze lezen een tekst over Tom Simpson, de eerste dopingdode. Akkoord, je zóu het kunnen zien als een Nederlandse norm: doping, daar doen Nederlanders niet aan, punt uit. Maar is het echt zo belangrijk?
"Dit is geen les over waarden en normen", stelt teamleider Dick Van Herp me gerust. "Het is gewoon een les Nederlands. Voor meer is er geen tijd. Nieuwkomers krijgen één jaar om een inburgeringscertificaat te halen. De belangrijkste doelstelling is om ze op niveau A2 Nederlandse taalbeheersing te krijgen. Dan ben je net zelfredzaam. Bij hoogopgeleiden, zoals deze groep, doen we alle moeite om ze tot B2 te krijgen. Met minder is het héél moeilijk om aan werk te geraken. Waarden en normen worden slechts terloops behandeld. En dan zeer functioneel: als ze nodig zijn op het werk, of om je kinderen op te voeden. Eerste Hulp Bij Nederlanders, noem ik dat. Vroeger, toen er nog een cursus Maatschappelijke Oriëntatie was, onderwezen we over Piet Hein en Willem Van Oranje. Daar is nu geen tijd voor."
Waarom trompetteren politici dan overal over normen en waarden? "Dat doen ze voor het grote publiek. Normen en waarden leer je ook niet in de klas. Daar bots je tegenaan in je dagelijkse leven. Verdonk wil het te snel. Eerst moeten ze Nederlands leren, dan werk vinden, ondertussen wennen aan dat nieuwe land, en dan, na zeker vier jaar, zie je dat ze hun plek hier beginnen vinden."
De nieuwe wet Inburgering, die op 21 november 2006 goedgekeurd werd, lijkt op het eerste zicht rekening te houden met die termijn. Nieuwkomers krijgen drie jaar de tijd om een diploma Nederlands te halen. Ze mogen kiezen hoe: zelfstudie, privélessen of een school, maakt niet uit. Maar er schuilt een adder onder het gras. Was de verplichte opleiding gratis, nu moeten de nieuwkomers zelf betalen. Komt daarbij dat ze niet enkel verplicht zijn om een cursus te volgen, ze zijn ook verplicht om te slagen! Als ze na drie jaar niet het vereiste niveau halen, dan krijgen ze een boete. Hebben ze het twee jaar later nog niet: weer een. Op dit moment slaagt 40% van de deelnemers, maar de nieuwe proef is moeilijker, waardoor een grote meerderheid van de nieuwkomers boete na boete na boete zal moeten betalen. (In NRC Handelsblad noemden 18 hoogleraren die slaagplicht onzinnig. In het gewone onderwijs bestaat er toch ook leer-, maar geen slaagplicht?)
Economisch is het wel: de nieuwkomer draait op voor alle kosten. "Dat is allicht een van de bedoelingen", aldus Van Herp. "Het beleid van Verdonk is erop gericht om te ontmoedigen om naar Nederland te komen. De wet die in maart van kracht ging, heeft hetzelfde doel." Die bepaalt dat niet-Europeanen die naar Nederland komen, in het kader van gezinshereniging bv., al in het land van herkomst een inburgeringsproef moeten afleggen. Die kost 350 euro, elke herkansing ook. De maatregel heeft het aantal nieuwkomers drastisch doen verminderen. "Tussen maart en oktober 2006 waren er nog maar 1400 gezinsherenigers", zegt Van Herp. "Dat is tien procent van het aantal van vorig jaar. Straks hebben wij geen werk meer, omdat er niemand meer is om in te burgeren!"
Asieldier van de maand
Wat ík het wreedste vind aan het huidige beleid, is dat de inburgeringscursus enkel open staat voor wie zeker mag blijven. Dat betekent dat een asielzoeker in procedure zelfs geen Nederlands mág leren. Laat staan werken of zich op een andere manier voorbereiden op een leven in Nederland. In de klas in Breda zit Neneen, uit Guinée Conacry. Zij heeft zeven jaar op haar verblijfsstatuut gewacht. Zeven jaar van niets doen. Ze blijft positief: "Als je mag blijven, dan is het dat waard geweest."
Rodhan Al Galidi is er wél bitter door geworden. De Iraakse schrijver, dichter en columnist heeft op eigen houtje Nederlands geleerd. In het asielcentrum mocht hij het niet studeren. "Op een dag ben ik buiten gewandeld, heb me een vals paspoort aangeschaft, en nu leef ik illegaal." Dat heeft voordelen: "Als je elk moment kunt uitgewezen worden, dan werk je hard door." Op zes jaar tijd publiceerde hij twee romans, twee column- en vier dichtbundels.
Ik bezoek hem in zijn huis in Zwolle. Het is een minuscule studentenkamer, met enkel plaats voor een matras en een tafel. ‘Tweede kamer', prijkt er op de deur. Een ‘eerste kamer' is er ook: het wc. "Deze is beter dan de echte. Hier raak je de stront tenminste kwijt." Op de muren staan invallen voor gedichten en romanstructuren, alsook dagboeknotities: "16 – aug – 2002: ik heb de bomen geplant naast mijn raam (4 bomen voor 4 hoofdstukken van mijn opa)." Een verwijzing naar zijn eerste roman, Mijn opa, de president en andere dieren. "De bomen zijn dood", zegt hij. "Het boek ook."
Verder op de muur gekleefd: knipsels uit het plaatselijke dagblad over het "asieldier van de maand", honden en katten die een nieuw baasje zoeken. ‘Mijn collega's' staat erbij.
Het valt me op hoe bitter hij is over Nederland. Hij wil zo snel mogelijk in België gaan wonen. Nederlanders zwelgen in zelfgenoegzaamheid en hebben geen enkele empathie. "Ze hebben het zo goed, en net daarom kunnen ze zich in niets inleven. Ze maken van alles problemen. Bijvoorbeeld. Ik weet niet hoe oud ik ben. Ik ben geboren in de Iraakse woestijn. Bij ons werd er niet gedaan aan verjaardagen. In Nederland is dat een voordeel, want als een Nederlander dertig wordt, oh la la, dan klaagt hij en gaat zich bedrinken, want het leven is voorbij. Ik heb daar een gedicht over geschreven."
De Nederlander op z'n dertigste
De Nederlander op z'n dertigste.
Zijn leven achter zich latend,
vertrekt hij naar het donker
met zijn hond en zegt:
‘Dit is mijn beste vriend.'
Logeren.
De Nederlander op z'n dertigste
slaapt op de bank,
eet kliekjes
en gaat
zonder iemand die zijn afwezigheid voelt.
‘Laat het gaan', mompelt hij.
‘Laat het gaan', mompelt zijn hond.
Zwarte gordijnen
vallen dicht achter het raam van zijn ziel.
Marihuana opent de deur van haar keuken
op een kier,
dringt zijn borst binnen.
In een duistere wereld
legt hij hinnikend
het spoor tussen zijn hand en zijn mond aan.
Hij had vader kunnen zijn,
maar heeft er zelf één nodig.
Tegen de Nederlandse van dertig,
die hem haar bloem gaf,
zegt hij dat hij tijd nodig heeft,
zichzelf wil zijn,
doen wat hij wil.
Hij gaat,
verlaat haar op haar veertigste.
‘De tijd', zucht hij.
Zijn hond knikt. ‘De tijd vliegt.'
Hij staart naar zijn gouden haren,
die hem één voor één verlaten,
als de generaal die zijn soldaten
ziet vallen
in niemandsland.
Hij leunt op zijn grafsteen:
‘Hier rust de Nederlander,
die op z'n dertigste stierf
maar pas jaren later begraven is.'
Geen hoop,
geen ambitie,
geen vuur.
Zijn hond leidt hem
de herfst in.
"Dat lijkt me net zo goed op te gaan voor de Belgen", zeg ik.
Rodhan haalt zijn schouders op. "Misschien. Maar met jullie heb ik kennis gemaakt via de literatuur. Jullie kennen me als schrijver. Nederland heeft me behandeld als een dier."
Hij wijst naar zijn muur, waar tussen de andere knipsels een document uit het asielcentrum hangt:
"Zulk een toon sla je toch niet aan tegen mensen", gromt hij.
Een moslimkontje
's Middags vertrekken we naar het noorden. We brengen een bezoek aan Rodhans vriend Mowaffk Al-Sawad, ook een Iraakse schrijver, die in een buitenwijk van Groningen woont. In zijn flat hangen grote, kleurrijke, zelfgemaakte schilderijen. Hij geeft me een exemplaar van zijn brievenboek Stemmen onder de zon. Dat vertelt het verhaal van hoe Mowaffk deelnam aan de opstand tegen Saddam Hoessein in 1991, hoe die opstand gebroken werd en hoe hij de volgende drie jaar doorbracht in een vluchtelingenkamp in de Saudische woestijn. In 1996 kreeg hij asiel in Nederland. Toch leeft bij hem dezelfde teleurstelling. "Dit is niet mijn land. Ze hebben ons nooit dat gevoel gegeven."
De gemiddelde Nederlander zou dat ondankbaar vinden, zeg ik. Het is toch dankzij Nederland dat hij het kamp uit is? "Het is in zekere zin ook Nederland dat me daar gezét heeft. Onze opstand werd aangemoedigd door de Amerikanen, en daarna lieten ze ons in de steek. Ons land is wat het is door de Amerikaanse politiek. Nederland steunt Amerika."
Ziedaar een van de vele problemen in het debat: perspectief. Nederlanders denken Nederlands. Veel migranten, zeker de intellectuelen, denken mondiaal. Mowaffk: "Ik heb ooit in een column geschreven dat alle ellende van de wereld van de VS kwam. Tien-tal-len telefoons heb ik gehad, van razende Nederlanders die vonden dat ik het land uit moest, omdat ik een bondgenoot beledigd had. Wat bedoel je dan, vrijheid van meningsuiting?"
"Nederlanders zijn net één grote kudde: ze hebben zich een beeld over Arabieren in het hoofd gehaald, en het is onmogelijk om dat er weer uit te krijgen. Onlangs ontmoette ik op café een paar Hollandse jongens, die me vroegen om te vertellen over Irak. Ik vroeg: ‘over welk Irak wil je horen? Wij bestaan 7000 jaar, er zijn vijf beschavingen geweest.' Ze zeiden: ‘Nou, wat eten jullie zoal?' Ik ben boos geworden: ‘Als jullie nog nooit gehoord hebben van Babylon, Assyrië of Sumerië, dan ga ik niet met jullie praten over rijst of aardappelen!' Ik weet toch ook veel over Europese geschiedenis? Ik heb gelezen, ik heb geleerd. Geen enkele Nederlander leert over de Arabische geschiedenis. Maar ze hebben wél een mening."
De telefoon gaat en ik glimlach om het feit dat Mowaffk zijn Arabisch doorspekt met één Nederlands leenwoord: ‘hartstikke'. Daarna zet hij een video op, een concert van een bekende Syrische zanger in Damascus. Rijke Syriërs in westerse kledij zitten aan tafeltjes en klappen mee. "Dit is muziek uit de tijd van Al Andalus", leert Mowaffk me. Als een mooie vrouw in een zomerjurkje aan het dansen gaat, beginnen Rodhan en Mowaffk te joelen. "Heb je ooit zo'n vrij kontje gezien? Geen enkele Europese kont is zo vrij als deze! En dat is een islamitisch kontje hé! Een moslimkontje!"
Paradigma 2000
Het beleid van de afgelopen jaren mag dan hard geweest zijn, toch heeft de ‘verrechtsing' in Nederland, doordat ze zo verschillend was van de Vlaamse, ook een positief verschil gemaakt. Als het multiculturele debat, ook in Vlaanderen, uit de impasse is geraakt waarin het in de jaren negentig was gesukkeld, dan hebben we dat te danken aan Nederland. In Vlaanderen zat alles muurvast: aan de ene kant had je het Vlaams Blok/Belang, dat zo boers, extreem en intellectueel leeg was (en is) dat het alleen afkeer opriep, en aan de andere kant… nu ja, de Andere Kant, die zich zo fel verzette tegen racisme, dat ze de vele problemen van het nieuwe samenleven van de weeromstuit onbespreekbaar maakte.
Nederland zat in hetzelfde schuitje, maar sinds Pim Fortuyn (en je ziet al aanzetten vóór hem) hebben ze de ban gebroken. Dat heeft geleid tot veel (crypto-)racisme, maar ook tot een beter beredeneerde vorm van multiculturele scepsis. Mensen als Paul Scheffer (Het multiculturele drama, 2000), Paul Cliteur (Moderne Papoea's 2002, Tegen de decadentie 2003), en Ayaan Hirsi Ali (De Zoontjesfabriek 2002, De Maagdenkooi 2004) hebben ervoor gezorgd dat kritiek op migratie, islam en integratie niet meer in racistische termen gebracht werd, maar als een verdediging van ‘universele waarden': vrouwenrechten, holebirechten, vrijheid van meningsuiting, scheiding van Kerk en Staat. Ook Fortuyn, en volgelingen als Geert Wilders en Rita Verdonk, beroepen zich op die waarden, die volgens hen door de "cultuurrelativisten", de linkse multiculturalisten, onvoldoende benadrukt worden. Het zorgde voor een nieuw paradigma, dat door sommigen "Verlichtingsradicalisme" genoemd is (of zelfs, met een ongelukkige term, "Verlichtingsfundamentalisme"), en dat ook in Vlaanderen invloedrijk werd (vooral bij liberalen). Het is geen toeval dat in Dirk Verhofstadts De Derde Feministische Golf, waarin hij het Hirsi Ali-feminisme voorstelt als enige manier waarop een moslima zich mag en kan emanciperen, vijf van de zes geïnterviewden Nederlandse zijn, en de laatste Canadese.
Het is in veel opzichten een problematisch paradigma (voor een uitgebreidere kritiek, zie mijn essay De Waardestaat, De Standaard 2004. Voor de fundamentele discussie op Europees niveau, klik hier.) Het kiest enkel die waarden die het westen goed uitkomen, maakt die absoluut, heeft weinig oog voor hoe ze door elk individu anders in de praktijk worden gebracht, en het biedt racisten een beschaafd jasje om hun ranzige ideeën in te verbergen. Het abstraheert menselijke interactie: een mens is geen complex geheel meer van driften en idealen, van ervaring en overtuiging, van opleiding en inborst, van doelstelling en misverstand – nee, een mens is een vleesgeworden tekst, ofwel Voltaire ofwel Koran. Maar het heeft er ook voor gezorgd dat het debat weer onder democraten gevoerd kan worden. De rechterzijde is een gesprekspartner geworden. Mede daardoor heeft de linkerzijde haar verkramptheid verloren. Er is een verschil in prioriteiten en veel waarden worden anders ingevuld, maar links en rechts praten in essentie weer over hetzelfde. Dat is geen kleine verandering.
Gerelateerd hiermee zien we een meer pragmatische aanpak van diversiteit. Werd de discussie in de jaren 1990 nog gevoerd in termen van tolerantie versus racisme, vandaag zoekt men (opnieuw: soms op hoge toon) naar rationele gronden waarom sommige culturele gebruiken niet aanvaard worden. Er werd ook gebroken met het taboe om culturen met elkaar te vergelijken, en de verschillen te meten. De vraag van presentator Eddy Zoey uit De Grote Integratieshow, "Welke bevolkingsgroep is integratie-wise goed bezig, en welke heeft er geen zin an?" werd een beleidsvraag.
Typisch voor die nieuwe pragmatiek is Culturele Contrasten – het verhaal van de migranten in Rotterdam, de recente studie van Gabriël Van Den Brink (red.), waarin gepeild wordt naar de opvattingen van de Rotterdamse Kaapverdiërs, Surinamers, Chinezen, Hindoestanen, Marokkanen, Turken en autochtone Nederlanders over familie, gezin, school, werk en geloof. Daarin worden bevolkingsgroepen op een hiërarchische schaal geplaatst, al naargelang ze beter of minder goed omgaan met ‘de moderniteit', gedefinieerd als een combinatie van rationalisering, democratisering, individualisering en emancipatie. Migranten uit het Caraïbische gebied scoren bv. sterk in de categorieën ‘gezinsleven' en ‘bedrijfsleven' (vrouwen en kinderen zijn vrij om eigen keuzes te maken, en ze geloven dat ze vooruit kunnen geraken als ze maar hard werken), maar matig voor de categorie ‘geloofsleven' (er is geen evolutie naar secularisatie) en zwak in het ‘publieke domein' (er bestaat een tendens tot segregatie). Moslims scoren zwak tot matig in alle vier de categorieën.
In feite nemen autochtone Nederlanders de modernste positie in, en migranten met een islamitische achtergrond de minst moderne. De migranten die we als Caraïbisch respectievelijk Aziatisch hebben aangeduid, staan tussen deze twee posities in, waarbij Kaapverdianen, Surinamers en Antillianen meer naar de moderne kant neigen, terwijl migranten met een Chinese of Hindoestaanse achtergrond meer afstand tot het moderne bestaan houden. (…) Een en ander toont aan dat de verschillen die zich wereldwijd tussen nationale culturen laten aanwijzen, in een stad als Rotterdam nog sterk doorwerken.
Amper vijf jaar geleden zou zo'n beschrijving ondenkbaar geweest zijn. Ze zou gepercipieerd geweest zijn als racistisch: Nederlanders zijn beter dan moslims.
Gewoon allochtoon
Volgens de aanhangers van het radicale humanisme is het slecht dat allochtonen zich opsluiten in hun eigen groep. Het werkt segregatie in de hand, het belemmert de sociale mobiliteit, het zorgt ervoor dat ongewenste waarden en normen in stand gehouden worden.
Nochtans heeft Nederland een traditie van allochtone ‘verzuiling'. En die heeft niet alleen negatieve gevolgen. In vergelijking met Vlaanderen zijn Nederlandse allochtonen veel actiever. Op allerlei terreinen. De Nederlandse Moslim Omroep verzorgt tv-uitzendingen voor moslims op de openbare omroep. Verschillende regionale tv-zenders, bv. die in Rotterdam, stellen hun zendtijd ter beschikking van de verschillende gemeenschappen. In krantenkiosken vind je bladen die zich uitdrukkelijk naar allochtonen richten, maar daarom nog geen ‘minderhedenbladen' zijn. SEN, bijvoorbeeld, is een "glossy met een mediterraan tintje", waarin een stuk over de hoofddoek staat naast de top 50 van de "lekkerste mediterrane mannen". (Eindelijk gewóón allochtoon.) Het driemaandelijkse blad Joods journaal doet hetzelfde voor de Joodse gemeenschap, met rubrieken als Jews in the News, societynews over sterren die ook Joods zijn. Gewóón Joods, dus.
Maar vooral het internet is een populaire ontmoetingsplaats. In Amsterdam spreek ik met Mohamed El Aissati, programmamaker bij de NPS, maar vooral voorzitter van maroc.nl. Dat bestaat sinds 1998 en is het eerste Marokkaanse internetforum van Nederland. (Later kwamen maghrebonline , marokko.maroc.nu , en forums.marokko.nl . Joden kunnen terecht op joods.nl . En wat heeft Vlaanderen? Alleen Kif Kif. )
"Eigenlijk zien we dat de verzuiling dunnetjes overgedaan wordt op het internet", zegt El Aissati. "Dat hoeft niet slecht te zijn. Verzuiling werkt ook emancipatorisch. De mainstream media richten zich niet tot Marokkanen. Als ze over hen schrijven, dan gaat het altijd over hetzelfde, en altijd op dezelfde negatieve toon. Dus zoeken Marokkaanse jongeren elkaar op het internet op. Ze debateren met elkaar, ze leren van elkaar. Wij zijn heel invloedrijk geworden, in die mate dat de politiek ons beschouwt als vertegenwoordiger van de Marokkaanse gemeenschap. Ook in andere media is dat zo: als er iets gebeurt, gaat men snel kijken hoe onze community reageert."
Maroc.nl is de grootste Marokkaanse webgemeenschap. Maar El Aissati wil verder. "We zijn een redactionele poot aan het uitbouwen. Het forum blijft, maar daarnaast willen we een digitaal tijdschrift, waarin een redactie van vrijwilligers het nieuws verslaat vanuit het standpunt van onze doelgroep. De Nederlandse media lijken steeds meer op CNN. Wij willen Al Jazeera zijn. We hebben een kleine professionele hoofdredactie aangesteld, die een grote groep vrijwilligers begeleid. Ze werken met drie snelheden. Dagelijks worden uit de reguliere media die berichten opgepikt die interessant zijn voor de doelgroep: Nederlandse Maghrebjongeren van twaalf tot 35. Wekelijks hebben we een uitzending van onze webradio, waarin we met een gast praten over de actualiteit. En tweemaandelijks publiceren we een magazine met langere reportages, video-items en foto's. Zo willen we een aanvulling zijn van de Nederlandse media, die slecht scoren bij onze doelgroep."
Proud to be Cabo Verdano
Segregatie? Wie maroc.nl bezoekt, ziet mondige, bewuste, kritische mensen, die modern willen zijn, en tegelijk fier op de eigen cultuur.
Hetzelfde gevoel heb ik als ik op 24 juni door de binnenstad van Rotterdam loop, in de buurt van het Heemraadplein, alias Pracinha d-Quebrod. Dit is het hart van de Kaapverdische wijk, en vandaag is het hun feestdag: São João. De vele kapperszaken in de Nieuwe en de Oude Binnenweg hebben het druk. Overal klinkt het vrolijke ritme van de zouklove en de funana. Ik loop cd-zaak Nova Musica in, waar er honderden van zulke cd's te vinden zijn. Ik maak me er een beetje vrolijk over de hoesjes. Op Proud to be Cabo Verdano van M. Vaz, bijvoorbeeld, zien we M., in een blauw maatpak, zwarte zonnebril op de neus, dromerig in de verte staren op een eenzame barkruk. Hij lijkt niet op te merken dat op de vloer een vrouw in roze bikini ligt, die verwachtingsvol, zij het ongemakkelijk, naar zijn kruis staart. Een cd met de titel Bad Boys toont Tito en Cai, die heel erg bad staan te kijken naar een mooie blonde vrouw, die hen hooghartig wegwuift. Of er is Tony Zinho, die op de cover van Hello Juventude poseert op een glimmende Yamaha Diversion, nogal onpraktisch geparkeerd in het zand van een strandbar. Die krijgt hij daar nooit meer uit, denk je.
Ik mag dan grinniken om het hoge Glenn Medeiros-gehalte van de Kaapverdisch-Rotterdamse scène, ze is bekend in de hele wereld. Artiesten als Gil (meer dan 500.000 verkochte platen), Suzanna Lubrano (op de Kora All African Music Awards in Johannesburg, de Afrikaanse versie van de Grammy's, uitgeroepen tot beste Afrikaanse zangeres van 2003), Splash, Beto Dias en Johnny Ramos concerteren in Nederland, Angola, Mozambique, Portugal, Kaapverdië en de brede diaspora in de VS.
Als de twintigduizend Kaapverdiërs in Nederland, nazaten van de zeevaarders die vanaf de jaren 1950 in de stad aanspoelden, al bij al een redelijk succesvolle en populaire bevolkingsgroep zijn, dan heeft dat net te maken met het uitspelen van al wat er leuk en aangenaam is aan hun oorspronkelijke cultuur. Gemeten volgens de normen van Van den Brink doen de Kaapverdiërs het maar half goed in de moderne samenleving: hun relatievorming is modern (ze kiezen hun partner zelf, ook de vrouwen) en ook hun werkethiek zit goed, maar hun integratie in het publieke domein valt het tegen: ze praten haast allemaal Kreools met elkaar (ook al kunnen ze meestal goed Nederlands), gemengde relaties komen niet zo vaak voor en ze hebben nog een heel sterke band met Kaapverdië. Veel Kaapverdiërs reizen jaarlijks een keer naar hun familie daar, velen keren op latere leeftijd ook definitief terug. Sociaal-economisch scoort de groep ook maar gematigd: de meeste Kaapverdiërs hebben werk, maar zelden in prestigieuze of goedverdienende sectoren. Het is de muziek, het eten en de dans, de klassieke kernpunten van het oude, nu verketterde multiculturalisme, die de Kaapverdiërs toch in iéts maatschappelijk doet uitblinken. En waardoor ze relatief makkelijk aanvaard worden. Bij Antillianen, Surinamers en Chinezen zie je hetzelfde. Is het gek dat ze die cultuur dan niet loslaten?
(Alleen bij Arabieren lukt dat niet. De leuke aspecten van die cultuur zijn volledig ondergeschikt geraakt aan de negatieve.)
Niets meer aan de hand?
We beleven, zo lijkt het, het einde van een tijdperk. Tot 2001 was het onaanvaardbaar om kritiek te uiten op moslims: dat deden alleen de racisten van het Vlaams Blok. Sinds Pim Fortuyn was het verplicht. Nu lijkt ook die fase op zijn einde te lopen. De gemeenteraadsverkiezingen van 2006 werden eclatant gewonnen door de Partij van de Arbeid (PvdA), onder meer door de steun van allochtone kiezers en kandidaten. Daarmee wogen de nieuwe Nederlanders voor het eerst ook electoraal, en werden ze meer dan onruststokers en probleemgevallen. De kamerverkiezingen van november 2006 toonden een complexer beeld, met grote winst voor de Socialistische Partij (SP) (die kritischer staat tegenover allochtonen dan de PvdA) en Geert Wilders' Partij voor de Vrijheid (PVV), de erfgenamen van Fortuyn, die opkwamen met een uitgesproken anti-islamitisch programma. Niettemin lijkt met het vertrek van Ayaan Hirsi Ali het debat enigszins uitgedoofd. Ook de radicale moslims houden zich al een tijdje stil. Het eerste overzichtswerk over de laatste vijf jaar is zelfs al verschenen: het zeer leesbare En dat in Nederland! van Trouw-journalist Kustaw Bessens . Ook hij gaat ervan uit dat de steen zijn laatste rimpelingen in de kikkerpoel heeft veroorzaakt. "We willen zo graag dat hier niets meer aan de hand is. En we gaan denk ik ook weer doen alsof er niets meer aan de hand is. We zijn daar ijzersterk in."
Dat laatste weet ik niet. Er is de laatste jaren te veel gebeurd om terug te kunnen keren naar de pre-Fortuyntijd. Ook de linkse partijen hebben dat ingezien. Nederland staat duidelijk verder dan toen. Het land gaat nog altijd niet goed om met haar veranderde bevolking. Geen enkel Westers land doet dat. Maar Nederland heeft wel een aantal troeven, die het te danken heeft aan de afgelopen turbulente, soms hysterische periode. Alle posities liggen open en bloot op tafel. Zowel links als rechts werken met een democratisch paradigma en geen enkele kant bezit het morele alleenrecht. Er is een mondige, actieve groep allochtonen, die op alle niveaus mee debatteert, en nu ook electoraal van belang is geworden.
Op al deze punten staat Nederland voor op Vlaanderen. Het enige waar wij mee konden pronken, is dat er bij ons geen doden zijn gevallen. Sinds Hans Van Themsche kunnen we zelfs dat niet meer.
Ons Erfdeel, Februari 2007