Een poosje geleden was ik te gast op de tweede Staten-Generaal van de Media, een door de Vlaamse minister van Media mee georganiseerd congres dat het zou hebben over de 'uitdagingen' in de sector. U kent die wel: gratis nieuws, user generated content, het einde van de kabel, de instorting van de advertentiemarkt, de overname van VT4 en VijfTV. Uitdagingen, kortom, die vooral met het bedrijfseconomische aspect te maken hebben. Ik zag er twee keynote speakers aan het woord, dat is Engels voor iemand die de langste toespraak van de dag komt geven. It's happening, riepen ze. En nog eens: It's happening. Facebook wordt een tv-zender! Uw tablet wordt een bibliotheek! Uw bibliotheek een caravan! De helft van jullie zal binnen vijf jaar geen werk meer hebben! Ze zeiden ook vanalles over the cloud, place shifting en digital natives, en riepen nog een keer: It's happening.
Fantastische job. Ik weet al wat ik ga doen als dit niets wordt.
Twee groepen waren niet of nauwelijks op dat congres aanwezig: journalisten, en hun publiek. Hun bekommernissen, die te maken hebben met minder marktstrategische zaken als inhoud, geloofwaardigheid, privacy, onpartijdigheid, snelheid, werkdruk en kwaliteit, kwamen niet aan bod. Ja, in zinnen met content erin. 'Journalisten moeten de content leveren die de digital native niet zelf kan generaten.' 'Waarom verkoop je je content niet als micro-app via de iTunesstore?' 'Voor kwalitatieve content zal er altijd een publiek zijn.' En waaraan zie je of content kwalitatief is? Goh ja, aan de al dan niet stijgende verkoop zeker? Het aantal clicks of downloads?
Redactie en haar publiek
Het is iets wat me al lang treft: op het niveau van het management wordt er in de Vlaamse media intensief nagedacht over de toekomst van de sector. Er worden lijnen uitgezet, strategieën getoetst, er wordt van fouten geleerd. Men ziet structurele problemen onder ogen en zoekt er oplossingen voor. Op het inhoudelijke niveau echter, het niveau van de redactie en het publiek, gebeurt dat niet. Er bestaat geen platform waar lezers en journalisten samen een stap terugzetten uit de mallemolen van alledag, om het nieuws dat die week geproduceerd is op een kritische manier te analyseren: wat was er goed, welke fouten zijn er gemaakt, hoe kunnen we die in de toekomst vermijden? Hoe willen wìj, de journalisten die nieuws zoeken, interpreteren en presenteren, en de lezers die met dat nieuws hun wereldbeeld vormen, omgaan met de uitdagingen die de veranderende media-omgeving oplevert? Hoe zorgen we ervoor dat essentiële journalistieke normen overeind blijven in de almaar versnellende, soms abrupt van koers wijzigende nieuwsstroom? Of breder, nog los van de commerciële of technologische omgeving waarbinnen het nieuws ontstaat: hoe verhouden journalisten en lezers zich tot een maatschappij die ideologisch, staatkundig, demografisch en ecologisch al even snel verandert? Weten we wel zeker of we een consequente, evenwichtige, correcte koers varen, een koers die iedereen recht doet, als er geen plaats is waar we onze berichtgeving kunnen onderzoeken?
U ziet hoe ik deze ombudsfunctie wil invullen: als een breed platform voor kritische reflectie. Vanzelfsprekend blijft de kern overeind: de ombudsman gaat na of de krant accuraat, fair en evenwichtig bericht heeft. Indien nodig, zet hij fouten recht. Dat is wat ombudsmannen en -vrouwen wereldwijd doen, bij kranten als The New York Times, The Washington Post, The Guardian, Le Monde of NRC Handelsblad. Die rol is de evidentie zelf: elk medium dat aanspraak maakt op het label 'kwaliteit', is transparant over zijn werkwijze, en legt verantwoording af als er vergissingen gebeurd zijn. Nieuws brengen is een publieke dienstverlening. Wie die taak op zich neemt, staat ook open voor kritiek.
Kritisch, beleefd, onderbouwd
Maar ik wil de functie breder invullen. In deze wekelijkse column, maar ook opwww.standaard.be/ombudsman, wil ik een ruimte creëren voor iedereen die zich betrokken voelt bij het nieuws, lezers en journalisten. Wat verwacht deze samenleving van haar nieuws? Voelt iedereen zich er in dezelfde mate bij betrokken? Of in dezelfde mate correct weergegeven? Ontstaan er blinde vlekken? Onuitgesproken voorkeuren? Bestaan er onderwerpen, (sub)culturen, delen van de samenleving die helemaal nooit in het nieuws komen? Journalistiek is mensenwerk, en altijd een kwestie van evenwicht zoeken – journalisten zijn zich daarvan bewust, zoals de bijdragen hier aantonen. De verlangens en verwachtingen van lezers zijn overigens ook zelden zuiver, ook zij zoeken naar een evenwicht. Is het dan niet zinvol om dat bewustzijn aan te houden, om de evenwichten onder de loep te nemen en het aan te geven zodra ze gaan schuiven – want schuiven doen ze toch? Het uitgangspunt is telkens: lezers en journalisten de kans bieden om de waan van de dag te overstijgen, met meer afstand naar de krant te kijken, en kritisch, beleefd, onderbouwd en betrokken met elkaar in debat te gaan over hoe het nieuws, die slagader van het maatschappelijke leven, inhoudelijk kan, mag, zou moeten worden vormgegeven.
Dit is dus een uitnodiging aan alle individuele lezers, maar ook aan onderzoekers, denktanks, studenten, organisaties, bloggers, mediakritische sites, politieke partijen zelfs, ja ook journalisten van andere media… om mee te discussiëren. U zal niet altijd gelijk krijgen, maar daar gaat het niet om. De uitnodiging geldt zeker ook voor de redactie van deze krant. Ombudsmensen zijn zelden populair, en dat hoeft ook niet, maar niettemin: de ombudsman is er niet om haar werk te ondermijnen. Hij is er om het te versterken. Bovendien velt een ombudsman geen onfeilbaar oordeel, eerder een basis voor debat. Als iemand het met mij oneens is, dan hoor ik dat graag.
Dat laatste geldt voor iedereen. Wie mijn zaterdagse column in deze krant de afgelopen jaren heeft gelezen (die blijft trouwens gewoon lopen) weet ongeveer wel waar ik zelf sta. Ik heb geen ambitie om geslachtsloos aan deze baan te beginnen. Maar als ik mijn oordelen duidelijk fundeer, en u doet met de uwe hetzelfde, dan komen we een heel eind.