Laat ons hopen dat Leona Detiège nooit afrekent met de mensen die haar tijdens de VISA-crisis beschimpt en belasterd hebben, of bibi hangt ook. Ettelijke artikels heeft ondergetekende toen over haar geschreven, bij die andere Antwerpse krant die meewoei en roeide en dobberde in de mediastorm. Elke dag aan de lijn met Filip Dewinter, dat waren tijden. Als ik me niet vergis, ben ik het die het Pecotex-verhaal openbaar heeft gemaakt. Gelachen dat iedereen daar mee heeft!
Met wat pech mag ik me dus straks aan een schadeclaim van 390.000 euro verwachten, net als die (ex)journaliste van Gazet van Antwerpen die nu door Luc Lamine vervolgd wordt wegens laster en eerroof. Wat zeg ik? Veel meer! Lamines advocaat Piet Van Eeckhaut rekent 25 eurocent per lezer, mijn stukken verschenen ook in Het Laatste Nieuws — dat wordt dus een miljoen lezers maal 0,25 maal twee, want de volgende dag is datzelfde stuk nog eens verschenen (vergissing van de eindredactie). Het is bekend dat schrijven schatrijk maakt, maar een half miljoen euro, dat betekent toch een paar keer minder op restaurant.
Het is een rare klacht, die van Lamine tegen Gazet van Antwerpen. Van één journalist wordt 100.000 euro geëist omwille van één zin. In een standpunt dan nog. Die zin luidt: “De twaalf wisten volgens de raadkamer niet dat ze iets verkeerds deden toen ze de Visakaart van het werk gebruikten om kleding en andere spullen te kopen.” Bof, denk ik dan. De schrijver vindt dat Lamine, hoewel hij niet vervolgd wordt, toch had moeten weten dat hij iets verkeerds deed. Mag hij dat niet vinden? Als dat al lasterlijk is, dan mag ik binnenkort voor elke zin die ik ooit schreef 100.000 euro neertellen.
De journaliste van wie 390.000 euro gevraagd wordt schreef de stukken die de VISA-crisis deden losbarsten. Ze dateren van 7 februari 2003, dragen titels als “Korpschef maakt grote sier”, “Antwerpse korpschef leeft op zware voet” (gróte voet, pipa!) en “Visa-kaart voor vriendjes” en bevatten getuigenissen van anonieme ‘hoge politiefunctionarissen’ en ‘agenten aan de basis’ die kritiek spuien op Lamines geldverkwisting, en commentaar daarbij van schepen Luc Bungeneers. Er valt op die stukken vanalles aan te merken: het is onduidelijk om hoeveel bronnen binnen de politie het gaat, die blijven allemaal anoniem, hun agenda kom je niet te weten, de toon is erg dramatisch en Lamine zelf krijgt geen weerwoord. Anderzijds: Lamine wás de chef van het grootste Vlaamse politiekorps. Als enkele van zijn hoofdcommissarissen en een van de schepenen aan de poten van zijn stoel zagen, is het niet logisch dat dat in de krant komt?
De Vlaamse Vereniging van Beroepsjournalisten veroordeelt Lamines klacht en stelt dat er andere kanalen zijn om de pers ter verantwoording te roepen: via een recht van antwoord, of een klacht bij de Raad voor Journalistiek. (Dat eerste heeft hij al eens gedaan, in Het Laatste Nieuws. De opening van de grootste krant van het land, plots ingenomen door onbegrijpelijke juristenspraak! “De heer Lamine kan via dit recht op antwoord, bevrijdend voor diegenen die het welzijn van de samenleving waarderen en ontgoochelend voor diegenen die houden van rampscenario's, al meteen meedelen dat het hele verhaal met de waarheid zelfs geen raakpunten heeft en niet anders kan zijn dan verspreid door mensen duister geïnspireerd in een periode van pre-electorale onzekerheid.” Nou moe. Een groot schrijver is aan die Van Eeckhaut verloren gegaan.) Maar allicht komen die niet tegemoet aan zijn gevoel van rechtvaardigheid. Lamine wil dat zijn kwelduivels lijden, zoals hij leed.
Het vervelende is dat hij daar weinig kans op maakt. Het valt te verwachten, te hopen ook, dat het gerecht even redelijk is als het uiteindelijk voor Lamine is geweest, en de journalisten niet vervolgt. Wat gaat Lamine dan doen? Nog bitterder worden? Uiteindelijk hééft hij zijn genoegdoening al: hij is buiten vervolging gesteld, hij heeft een nieuwe baan, en middels drie grote interviews in De Morgen, De Standaard en Humo heeft hij zijn versie van de feiten kunnen geven. Iedereen weet nu dat Luc Lamine smerig behandeld is, en wie de schuldigen waren. Op meer kan hij niet hopen. Het is een illusie te denken dat je die ellendige periode kunt laten verdwijnen door alle schuldigen, of wie je schuldig acht, kapot te maken. Of dat je kunt verhinderen dat er vanaf nu nog iemand iets slechts over je zegt. Zeker als je zelf weer naar buiten treedt. Op elk woord volgt een wederwoord, en uiteindelijk voeren we dezelfde discussie als drie jaar geleden. Als Lamine echt wil dat “niemand nog iets zegt” over hem, dan zie ik maar één mogelijkheid: vanaf nu zélf niets meer zeggen