Deze column verscheen in De Standaard van 21 januari 2012. Wat vooraf ging: in het artikel “De festivaltickets van Pukkelpop, een casus contractenrecht”, gepubliceerd in de juristenkrant van 11 januari 2012, buigen juristen van de Katholieke Universiteit Leuven zich over de vraag of de organisatoren van het festival, dat een zomer eerder werd afgelast nadat er tijdens een zware storm op de eerste dag enkele doden vielen, de andere festivalgangers hun tickets had moeten terugbetalen. Hun antwoord: ja. Hilde Claes, de socialistische burgemeester van Hasselt, wond zich daar op Facebook over op.
Smullen, dat was het. Al die denkfouten en rare associaties, onbegrijpelijk voor buitenstaanders, maar zo betekenisvol en herkenbaar voor wie méé was… Heb ik even genoten van die raprap verwijderde Facebookpost van Hilde Claes.
Wij citeren: ‘Merkwaardig dat de KUL zich geroepen voelt om een uitspraak te doen over de terugbetaling van de Pukkelpoptickets dit zonder dat ze over een dossier beschikken en bovendien de Belgische hoven en rechtbanken bevoegd zijn om hierover uitspraak te doen. Benieuwd of iemand aan de VUB zal vragen om uitspraak te doen over de tegemoetkomingen aan slachtoffers van misbruik in de kerk.’
En wij vertalen, alles voor dezelfde prijs: ‘Het kan niet dat juristen, in een juridisch tijdschrift, een artikel schrijven over een juridische kwestie. Wie dat gelooft, is naief of katholiek. Die juristen zijn van de KUL. De KUL is van de zjappers. De zjappers zijn tegen de socialisten. De socialisten bezitten Pukkelpop. Ergo: door de indruk te wekken iets “juridisch” te zeggen over een “juridisch onderwerp” – en o la la, zie ze flemen in hun jezuietentaaltje over ‘wederkerig dienstencontract’ en ‘aanbod tot dading’, en dominus vobiscum in den hoge zenne – maken wij mee hoe de kalloot zich, achterbaks als hij is, verbergt achter een zgn. redelijk argument, terwijl het in feite om de zoveelste laffe aanval gaat van de heilige RKK op de krachten van het vrije denken. Terwijl die pedofielen toch hun eigen katjes te geselen hebben! Wij vragen onze universiteiten toch ook niet om zich daarmee te bemoeien?’
Gelukkig is de rode poon verkozen tot vis van het jaar.
Het is onvoorstelbaar hoezeer de verzuiling onze blik op de wereld blijft bepalen. Hilde Claes is geboren in 1967, een jaar voor Christus definitief van zijn kruis werd geflikkerd en Etienne Vermeersch en Jaap Kruithof, samen, poedelnaakt, in zijn plaats werden gehangen. Ze was twintig in 1987; toen was de Rooms Katholieke Kerk iets als de Holocaust, een vreselijke ramp uit het verleden waarvan de nabestaanden bleven volhouden dat de herinnering eraan nooit mocht verbleken, en de rest dacht: ‘ja ja, we weten het nu wel.’ Toen ze in de actieve politiek stapte, in 1999, waren katholieken zo zeldzaam dat men ze weer sympathiek begon te vinden. En toch, bij deze vrouw, opgegroeid in een geseculariseerd Vlaanderen, kind uit een socialistische familie, die nooit heeft moeten strijden tegen de kwellingen waar Hugo Claus zo mooi over schreef, is de breuklijn van weleer er zo ingeramd dat ze bij het lezen van een artikeltje over een juridische kwestie onmiddellijk, als een robot, overgaat tot het mechanisch afratelen van associaties uit de hoogdagen van de schoolstrijd.
Ze is daar niet alleen in. Ik lees over de nieuwjaarsreceptie van de sp.a, in een hal van de KUL nota bene, waar zoveel volk was dat Bruno Tobback opmerkte: ‘Het is goed om te zien dat er zelfs voor hun zalen te veel socialisten zijn.’ Hun grandioze, van gestolen rijkdom fonkelende zalen. Waar een verguisde, bespotte, maar ras aangroeiende partij bende vrijbuiters binnendrong! Tobback is van 1969.
We dragen de conflicten uit het verleden over op onze kinderen. Ik heb altijd gedacht dat dat vooral zo was bij socialisten en vrijzinnigen, door de wet van de remmende voorsprong: omdat ze zichzelf beschouwen als ‘progressief’, ‘rebels’ en ‘bevrijd’, is alles wat ze zeggen en doen per definitie vrij, tegendraads en vernieuwend. Zelfs als ze verouderen, verjongen ze. Zelfs als ze sterven, zijn ze herboren. Wie hen tegenspreekt, hoort thuis in het verleden. Er ze hebben altijd nood aan iemand, altijd dezelfde, om zich van te bevrijden.
Onzin van mij om dat te denken, natuurlijk. Christendemocraten, liberalen, groenen en vlaams-nationalisten zijn net zo. Bedrijfsleiders ook. Christenen, moslims en joden. Krantenabonnees. Waarom lezen zoveel mensen dezelfde krant als hun ouders? Waarom zijn zoveel jonge christenen en nationalisten nog altijd zo bitter over ’68? We leren onze kinderen aan wie wij een hekel hadden in onze jeugd. Door de grapjes die we maken, de associaties die we leggen, de keren dat we zeggen: ‘Niet naief zijn hé.’ We branden in hun geest de blauwdruk van een wereld die niet meer bestaat. We sporen hen aan onze eigen reeds verloren strijd te herbeleven. We bieden hen een netwerk, een vijand, de zekerheid van lachers op hun hand. En hoe sterker de vergrijzing doorzet, hoe tirannieker tijdloos dit land worden zal.