Deze column verscheen in De Standaard van 20 oktober 2012. wat vooraf ging: Vincent Kompany, de populaire kapitein van de Rode Duivels, stuurt na een gewonnen wedstrijd een tweet waarin hij de overwinningsspeech van Bart De Wever parodieert: ‘België is van iedereen, maar vanavond toch vooral van ons.’ (De Wever zei na zijn overwinning in de Antwerpse gemeenteraadsverkiezing: “’t Stad is van iedereen, maar vanavond toch vooral van ons.”)
Eén onnozele tweet, en je haalt twee voorpagina’s. Ik weet nu al wie er straks die malle flutverkiezing van ‘invloedrijkste twitteraar’ wint: Vincent Kompany, de ‘prins van België’ volgens De Morgen, een voetballer volgens anderen. Wint een wedstrijd, is daar blij mee, post een tweet, en hop: ‘Bart De Wever heeft er een onverwachte maar te duchten tegenstander bij,’ schrijft Het Laatste Nieuws. Nou.
‘België is van iedereen, maar vanavond toch vooral van ons.’ In welke zin verschilt dat eigenlijk van de tientallen, ja honderden reacties die de afgelopen week door teleurgestelde niet-N-VA-kiezers op Facebook en Twitter werden gepost? Het waren er zoveel, dat tegen de middag van maandag 15 oktober meer mensen zich ergerden aan die uitgestalde teleurstelling, dan aan de verkiezingsuitslag zelf. Ik schep even uit het reservoir: ‘als de burgemeester van rechts komt, dan komt de verzuring van links…’, ‘Diegenen die anders “verdraagzaamheid” claimen, blinken nu vaak uit in zurigheid’, of een laatste ‘had ook een andere keuze in het stemhokje maar hoopt dat zijn stadsgenoten nu stoppen met zagen.’
Het leert ons allerlei boeiends, onder meer over ieders individuele drang om de eigen verontwaardiging publiek te delen, en de almaar sneller optredende collectieve verzadiging daarvoor. Het is niet gek dat mensen zich een dagje ontredderd voelen als een man burgemeester wordt in wie ze geen vertrouwen hebben. Het is ook niet gek als ze dat uiten. Maar omdat ze dat niet privé doen maar op een publiek forum, waar tientallen anderen hetzelfde doen, lijkt het alsof je op een halve dag tien kranten en vijf magazines hebt moeten lezen met telkens acht opiniestukken over hetzelfde. De cyclus van verrassing, verontwaardiging, discussie, relativering en onverschilligheid is al drie keer doorlopen voor er een nieuwe krant kan verschijnen.
Maar Vincent Kompany is dus niet één van die flauweriken die hun verlies niet kunnen accepteren, integendeel: ‘“Dit is voor de N-VA mogelijk een groter probleem dan de programma’s van alle andere partijen samen”, zeggen experts’ in Het Laatste Nieuws. ‘“Als hij het gezicht van een nieuwe politieke beweging wil zijn die inhoudelijke argumenten aandraagt tegen het confederalisme dat de N-VA voorstaat, wordt hij een stevige tegenstander”.’ In het land van mogelijk is alles mogelijk, ik zei het al, maar er lijkt me nog een zekere afstand te overbruggen tussen die ene tweet en ‘inhoudelijke argumenten aandragen tegen het confederalisme.’
Het politieke statement van de Rode Duivels, als het dat was, deed nogal denken aan dat van de kunstenaars die zich een tijdje geleden al tegen het nationalisme keerden. Met dat verschil dat voetballers, hoewel eindeloos veel rijker en vaak een pak wereldvreemder dan kunstenaars, niettemin een volkser imago hebben – vandaar allicht de positieve reactie van de ‘experts’. Maar verder komt het erop neer dat wat de kunstenaars beweerden over kunst, de sporters zeggen over sport: ‘Politiek verdeelt, sport brengt mensen samen’, aldus Marc Wilmots in deze krant.
Dat is onzin natuurlijk. Iedere gemeenschap verdeelt, en al wat verdeelt brengt ook mensen samen – dat geldt voor politiek, kunst, muziek en religie, maar voor sport misschien nog het meest. Je vindt geen grotere clangeest dan bij voetbalfans. Het gevoel van verbondenheid dat een wedstrijd oproept, is bovendien kortstondig, ongezond heftig, en altijd gericht op het vernietigen van de tegenstander. Het is ook inwisselbaar: zoek morgen een ander team dat je kan voorstellen als ‘van ons’, Vlaamse tennissers bijvoorbeeld, of Beerschot, en een andere toevallige gemeenschap zal zich er even fel mee verbonden voelen.
Dat laatste heeft voetbal ook gemeen met politiek. En met kunst, muziek, en etcetera. Het verlangen om supporter te zijn, dat is constant. Op wié het zich richt, is willekeurig. Als de Rode Duivels winnen, verenigen ze het land – doen ze dat niet, dan verenigt er ons iemand anders, op een andere manier. De afgelopen jaren heb ik de fans telkens even luid horen juichen voor Verhofstadt, Stevaert, Leterme, vandaag De Wever, en morgen misschien: Wouter Van Besien.
De Vlaamse grondstroom is een lege pijp. De held van de dag mag er zijn straaltje in mikken.