Van Woody Allen naar woke in één generatie

Veel explicieter wordt het niet. De titel van de (erg sterke) ­debuutplaat van Ikraaan luidt Geestelijke gezondheidszorg. Ze begint met een door de zangeres ingesproken aankondiging, waarin al meteen een woord uit het lexicon van de psychotherapie valt: ‘dissociatie’. Dat zet de toon voor vijftien nummers die allemaal gaan over de psychische worstelingen van de 24-jarige Mechelse, en waarvan het laatste – woordenloos ­gezongen, dat heeft vast een diepere ­betekenis – ‘therapie’ heet.

 

De indruk ontstaat dat het iets nieuws is, popartiesten die zo open zijn over hun mentale problemen. Ik ­gebruik met het opzet het vage ‘de ­indruk ontstaat’ omdat zulke zaken lastig te meten zijn. Het is in ieder geval niet moeilijk om recent werk op te noemen dat aan de beschrijving voldoet: Stromae’s ‘L’Enfer’, Selah Sues ‘Pills’, Kae Tempests ‘The Line is a Curve’, ­Billie Eilish’ ‘Happier than ever’, ­Florence + The Machines ‘Hunger’ …

 

Er bestaat ook onderzoek dat de ­hypothese onderbouwt. Tussen 1998 en 2018 zouden de verwijzingen naar psychisch lijden in de 25 bestverkopende hiphop-nummers in de VS sterk gestegen zijn. In de top-100 van bestverkopende Amerikaanse singles zou het aandeel ‘songs over negatieve emoties’ in dezelfde periode met 180 procent zijn toegenomen.

 

De muziekgeschie­denis barst natuurlijk van de getormenteerde zielen. Je kunt moeilijk beweren dat zelfmoord en verslaving onder muzikanten iets van de laatste jaren is. Wat was de new wave anders dan een chronische, op muziek gezette depressie? Wat is heavy metal behalve de dramatisering van vervreemding, eenzaamheid, angst en zelfhaat? Wat met Kurt ­Cobain, Syd Barrett, Ian Curtis, Jeff Buckley…?

 

Mjaa. Die zaten wel diep, maar schreven ze er zo expliciet over? Bestaan er interviews met Cobain waarin hij praat over hechtingsstoornis, zoals Ikraaan, over morfodysfore stoornis, zoals Billie Eilish, of over post-traumatische stress-stoornis, zoals Ariana Grande? Bovendien: het waren meestal mannen, die hun pijn op een erg mannelijke manier uitten: door ze uit te schreeuwen, begeleid door luide gitaren en razende drums. In deze nieuwe lichting zitten veel meer vrouwen. Ze spelen commerciële pop, geen alternatieve rock – ze maken dus nadrukkelijker deel uit van de populaire cultuur. En ze zijn duidelijk in therapie gegaan, in plaats van zich kapot te drinken of voor de kop te schieten.

 

Iets voor Amerikanen

 

De afgelopen twintig jaar is het aantal studenten psychologie aan de Vlaamse universiteiten gestegen van 7.000 naar bijna 12.000. Daardoor is ook het aantal erkende psychologen in België sterk aangegroeid: van 4.000 in 2001 naar 15.000 in 2019. Of dat betekent dat meer Belgen in therapie zijn, daar ­bestaan geen cijfers over, maar de groeiende wachtlijsten voor een psycholoog – ondanks het stijgende aanbod – doen vermoeden van wel. Dat wil niet per se zeggen dat de Belgen veel ongelukkiger geworden zijn. Het wijst gewoon, net als die anekdotische vaststellingen over muziek, op een snelle ‘mainstreaming’ van mentale gezondheid in onze cultuur.

 

Het is makkelijk uit het oog te verliezen hoe spectaculair die verandering is. Toen ik opgroeide, in de jaren 1980, kenden wij psychologen alleen uit de films van Woody Allen. Therapie was iets wat Amerikanen deden. Navelstaarderig jeremiëren over onbenullige probleempjes, die je daardoor érger maakte, want hoe langer je over iets piekerde, hoe groter je het probleem maakte – dat was de houding. In één generatie is die omgeslagen. Het is iets wat ik ­tijdens mijn leven heb zien gebeuren, ook bij mezelf. Rond mijn 25ste ben ik voor het eerst in therapie gegaan. Dat heeft me sterker gemaakt. Toch sta ik te kijken van het gemak – soms denk ik: de gretigheid – waarmee jongeren vandaag goochelen met klinische termen. En ik betrap mezelf op reacties als: ‘Hou toch op met dat overanaly­seren. Niet alles is een stoornis.’ De houding die ik in mijn opvoeding heb meege­kregen, heb ik dus nog niet helemaal ­afgeworpen – als dat al nodig zou zijn.

 

Rug rechten en doorgaan

 

Dat de omwenteling zo snel gegaan is, heeft ook politieke consequenties. Met name in het debat over woke zie je dat verschillende opvattingen over mentale weerbaarheid bijdragen tot de kloof tussen de twee kampen. De activisten, die er zo knap in geslaagd zijn om racisme en seksisme opnieuw op de agenda te plaatsen, zijn doorgaans erg jong. Wat opvalt, is hoe vaak ze verwijzen naar de psychische gevolgen van de ­afwijzing die ze ervaren. De eindeloze reeks kwetsende opmerkingen die ze te verwerken krijgen, is in hun ogen een vorm van psychische terreur, waarvoor ze termen als ‘traumatiserend’ gebruiken. Ze voeren hun strijd dus niet ­alleen met politieke argumenten, maar ook met psychologische.

 

Hun tegenstanders zijn doorgaans veel ouder. Ze zijn gepokt en gemazeld in de cultuur van niet zeuren, rug rechten en doorgaan. Desnoods zuip je ­jezelf dood of bijt je een kip de kop af op een podium, maar je komt niet af met ‘hooggevoelig’ of ‘hechtingsstoornis’ of ‘dissociatie’. De term ‘trauma’ is in hun ogen alleen toepasselijk als er pakweg een bom ontploft en je ziet hoe je kind uiteen wordt gereten. Maar een zijdelingse opmerking of een mopje kan niet ‘traumatiserend’ zijn. Dat de activisten een politieke kwestie op die manier psychologisch maken, zien zij als emotionele chantage. Passief-agressief gedrag, om het ook maar eens in het jargon te zeggen: bekritiseer mij niet, want ik ben al zo depressief. Daarom ­reageren ze smalend op de vraag om ­rekening te houden met de gevoelig­heden van minderheden, en doen ze er nog een schepje bovenop.

 

Volgens mij verklaart die dynamiek waarom een relatief kleine beweging, die de afgelopen twee jaar nauwelijks nog wat van zich heeft laten horen, zo prominent in het publieke debat is ­gebleven. Omdat bovenop het politieke meningsverschil sprake is van een ­generatiekloof, en omdat die zich uit in een van de meest intieme kwesties van het mens-zijn: ons mentale welbevinden, en hoe we vinden dat we daarmee moeten omgaan.

 

Dus zo zie je maar. Jarenlang werd er gezegd dat het goéd was, als de Vlaming zou leren praten over hoe hij zich voelde. Nu we dat doen, blijkt dat weer voor nieuwe problemen te zorgen.

 

Verschenen in De Standaard van 30 april 2022.