Fundamentele waarheden leer je spelenderwijs: alvast díé waarheid leerde ik afgelopen weekend, toen ik, nogal stoemelings, toegezegd had om deel te nemen aan de Avond van het Boek, een quiz tussen schrijvers op de Nederlandse televisie, ter gelegenheid van hun Boekenweek. Oorspronkelijk was het de bedoeling, zo zei men mij, om twee Belgische teams het te laten opnemen tegen twee Nederlandse, maar uiteindelijk bleek ik de enige Vlaming die zich had laten strikken. Daar had ik dus al nattigheid moeten voelen.
Mensje en Oek
Mensen toch. Ik had net zo goed kunnen deelnemen aan een quiz in Bahrein! Vraag na vraag na vraag ging het over schrijvers die overduidelijk waan-zin-nig bekend waren boven de Moerdijk, maar waar ik in het beste geval met moeite één weetje over kon bedenken. Laat staan dat ik hun stem zou herkennen, of hun gelaatstrekken in een karikatuur. Dat Mensje Van Keulen bestaat, God ja, dat wist ik nog wel, maar dan ook enkel door haar naam: Nederlanders zijn mensen die 'Mensje' heten. En 'Oek' heten ze ook – altijd gedacht dat dat een vrouw was, Oek De Jong, heeft vast te maken met dat ene boek waar ik de titel van ken, iets met zomerjurken, wat was de vraag? Hoe Kluun heet met zijn echte naam – o, is dat dan weer níét zijn echte naam! En is er in Vlaanderen iemand die weet hoe de stem van Saskia Noort klinkt? Hoe Manon Uphoff eruitzag als baby? Nelleke Noordervliet? Doeschka Meijsing? Mag ik dan eindelijk een vraag die een Vlaming wél kan beantwoorden? Aha, hier komt ze: 'Hoeveel Nederlandse auteurs staan er momenteel in de Vlaamse boekentoptien?' Die weet ik, hier kom ik, hou me tegen: 'Geen!' En score!
Bart Moeyaert
Omgekeerd is het net zo hoor. Na de quiz sprak ik met een Nederlandse bestsellerauteur, en die had nog nooit van Bart Moeyaert gehoord. Nou, dat vonden sommige andere Nederlanders toch al te gek: 'Moeyaert, ga weg, die is het nu helemaal aan het maken!' Aan het maken? Aan?
Het punt is: dat valt nog te begrijpen. Het centrum heeft traditioneel weinig aandacht voor de periferie; kom je uit de provincie, dan moet je harder werken, da's een wet van alle tijden. Maar dat de periferie geen benul heeft van het centrum? Hoe meer ik daarover nadenk, hoe gekker het me lijkt. Een van mijn tegenspeelsters was Franca Treur, een 31-jarige Zeeuwse wier debuut op vijf maanden tijd dertien drukken kende. En hier heeft geen kat van haar gehoord. Terwijl de streek waarover ze schrijft, dichter bij ons ligt dan bij Amsterdam! Of neem die Boekenweek. Sla deze week in Nederland een krant open, zet de televisie op, loop een boekenwinkel binnen en het schettert je tegemoet: Hier Viert Men De Literatuur! Schrijvers hollen zich te pletter om op elke straathoek uit hun boeken voor te lezen. Het boekenweekgeschenk, dit jaar van de hand van Joost Zwagerman, wordt er op een miljoen exemplaren gratis uitgedeeld. Wij herhalen: een miljoen. Quizvraag voor u: wat is de titel?
Ergens in de ontvoogding van Vlaanderen is er iets misgelopen. Dat we ons al te lang vol beate bewondering blindgestaard hebben op Nederland, het zal wel. Dat we fier mogen zijn omdat onze cultuur en onze literatuur eindelijk volwassen geworden zijn, welja. Maar dat kan toch niet tot resultaat hebben dat we onze rug keren naar ons eigen taalgebied? We hadden al onze rug gekeerd naar het Frans, met het Duits hebben we nooit wat gehad, van het Arabisch willen we al helemaal niets weten; en nu willen we zelfs geen deel uitmaken van onze eigen cultuurzone? Wij zijn zelfs geen periferie. Een normale periferie weet wat er in het centrum gebeurt. Wij zijn een geamputeerde periferie, die zichzelf tot centrum heeft uitgeroepen.
Maar wél de hele tijd kankeren dat ze in Nederland niet van ons willen weten. Wél gefrustreerd zijn, zoals ik, als er in een hele quiz over Nederlandse literatuur maar drie vragen over Vlamingen gesteld worden. Waarom eigenlijk? Waarom verlangen we van hen wat we zelf hooghartig afwijzen?
Als we willen dat wij iets betekenen voor Nederland, kunnen we er misschien mee beginnen Nederland weer iets te laten betekenen voor ons. De Nederlanders kan het niet schelen hoor, of de Vlamingen hebben afgehaakt. Net zomin als het de Fransen kan schelen, of de Duitsers. Het is ons eigen verlies.