Opluchting, dat was de teneur in de meeste commentaren, nadat Geert Wilders' filmpje Fitna op het web was gezet. Opluchting en dédain. "Een anticlimax", vond De Volkskrant. "Knip- en plakwerk uit bestaand filmmateriaal." "Hier word je niet eens mee op de Filmacademie toegelaten", smaalde AD, en De Morgen ginnegapte: "Fitna uitkijken is een beproeving. Bloederig en vol sensatiezucht? Ja. Controversieel? Amper." Bovendien, ha ha, had Wilders zich vergist van foto: niet Mohamed Bouyeri is het, die getoond wordt in het stukje over de moord op Theo Van Gogh, maar de rapper Salah Edin. Die Marokkanen lijken ook allemaal op elkaar.
Been there, seen that, what's new? Het was ook mijn eerste reactie. En ze is terecht: wat er in Fitna verkondigd wordt hebben we al vaak gezien, gehoord en gelezen, zowel bij Geert Wilders als bij vele, vele anderen. Er is geen enkel verschil tussen Fitna en tientallen gelijkaardige films die op het internet circuleren, en die allemaal dezelfde boodschap in dezelfde vorm verpakken: de islam is een enge ideologie waartegen we ons moeten wapenen, lees daarom deze korancitaten en kijk hoe ze door fanatici letterlijk in de praktijk worden gebracht. Het is zelfs ronduit bizar dat deze film zoveel beroering losweekt. Waarom deze wél, en niet (het veel betere) Obsession, radical islam's war against the West, de Amerikaanse documentaire uit 2005 waaruit Fitna zo te zien nogal wat beelden heeft gekopieerd? Als politieke marketeer kent Wilders zijn gelijke duidelijk niet: geen enkel beeld, geen enkel idee, geen enkele uitspraak is origineel van hém, en toch scoort hij er miljoenen kijkers mee.
Niettemin. Er wringt iets met die lacherige, smalende reactie. Uiteindelijk heeft Wilders ons een kwartier lang doen kijken naar een collage van bijzonder schokkende beelden. We hebben een imam gezien die een zwaard trekt, waarmee hij het liefst alle joden de keel zou oversnijden. We hebben een meisje van drie (!) gezien, dat zegt dat joden "apen en zwijnen" zijn. We hebben spandoeken gezien met "God bless Hitler" en "be prepared for the real Holocaust". We hebben een man gezien die uitlegt dat elke moslim die zich bekeert tot een andere religie, gedood moet worden. Er wordt zelfs een onthoofding getoond.
Is het niet vreemd dat we die beelden over ons laten komen, goed wetend dat ze echt zijn, en dat onze eerste reactie is: he wat een knullige montage? Natuurlijk hebben we dit al vaak gezien. Maar ik heb ook al veel documentaires gezien over de Holocaust of de Rwandese genocide, en die blijven mij schokken. Ik zou er niet aan denken om een film over de shoah, hoe knullig ook, weg te honen met: "Ben je daar nu wéér met je jodenvervolging? Been there a loooong time ago! Knip- en plakwerk hoor. Daar kom je de Filmacademie niet mee in."
We zijn van ontkenning naar gewenning gegaan. Reageerden we vroeger verontwaardigd als iemand de islam gelijkstelde met geweld en onderdrukking, dan zijn we nu blasé: jaa-jaa, geeuw, er bestaan moslims die alle joden de keel willen oversnijden. En oké, jaaa, het nazisme is terug in jihadistische vorm, maar moét je daar echt zo'n slechte film over maken?
Veel heeft uiteraard te maken met Wilders' inzet. Die gelooft niet dat het probleem zich situeert bij slechts een deel van de moslims, laat staan dat het in zijn politieke en geopolitieke context moet geplaatst worden. Bij Wilders komt alle onheil voort uit de islam zelf. Dat betekent dat er geen gematigde moslims bestaan: iedereen die zich moslim noemt, onderschrijft de koran, en dat is een fascistisch boek. Als iemand het zo onbuigzaam stelt, dan schieten we al snel in de verdediging. We veroordelen, zoals De Volkskrant: "Fitna is een propagandafilm die in alle opzichten voldoet aan de methoden die radicale en totalitaire regimes hanteren om bevolkingsgroepen tegen elkaar op te zetten." Of we banaliseren, zoals NRC, dat er een filmrecensent op losliet.
Misschien is dat begrijpelijk. Als films over de Holocaust de implicatie in zich zouden dragen dat alle Europeanen antisemiet zijn en dat altijd zullen blijven, dan zouden we wellicht hetzelfde reageren. Maar anderzijds moeten we ervoor opletten dat die blasé houding geen onverschilligheid wordt. Te vaak lijkt het op een nieuwe vorm van het oude, politiek-correcte onbehagen, telkens als iemand iets onaangenaams zei over moslims. Wat toen taboe was, noemen we nu cliché. In beide gevallen wuiven we het weg.
Op de keper beschouwd, vind ik het niet zo slecht dat er politici zijn als Wilders, en dat die films maken als Fitna. Natuurlijk is het geen originele film. Natuurlijk generaliseert hij. Natuurlijk is hij hysterisch en obsessief. Maar hij blijft hameren op zaken die wij, gematigden, liever niet te vaak aankaarten – vroeger omdat we niet durfden, nu omdat het zogenaamd cliché is geworden. Terwijl het toch gaat om virulent antisemitisme. En om een verregaande vorm van religieus fascisme. Los van of dat nu voortspruit uit de koran of niet: het is te schokkend om géén films over te draaien.