Weet u waar dat amusante, frustrerende, hemeltergende en eindeloos weerkerende debatje over zwarte Piet aan doet denken? Aan het al even amusante, frustrerende, hemeltergende, en eindeloos weerkerende geruzie over het onverdoofd slachten bij het Offerfeest.
Nee? In beide gevallen gaat het om een feest, met een lange traditie, dat bij de mensen die het vieren, warme associaties oproept over blijdschap, verbondenheid en familiegeluk. In beide gevallen wordt dat plezier verpest door een buitenstaander, die het feest nooit gevierd heeft, en die het verstoort met luid getier over bloed, geweld, oorlog en ellende. De pijn van de schapen! De pijn van de negerslaaf! In beide gevallen bestaat het vermoeden dat die buitenstaander niet echt geeft om waar hij zegt om te geven. Vlamingen zijn niet echt zulke dierenliefhebbers. Vlaamse allochtonen voelen zich niet heus beledigd door Piet. Die gespeelde verontwaardiging, zo wordt vermoed, is een symbolische zet in het multiculturele machtsspel: hij dient om de moslims voor de zoveelste keer neer te kunnen zetten als ‘wreed’, of de autochtone Vlamingen als ‘racistisch’. Om die reden reageren de feestvierders ook zo kwaad: ‘Ben je daar nu weer, zieke zeikerd, met je deprimerende negativisme? We weten ondertussen al wel dat je ons niet kan uitstaan. Maar nu zijn wij aan het feesten met onze familie. Kun je je issues even thuis laten?’
Wat betekent het voor het samenleven in Vlaanderen, als we systematisch elkaars feesten gaan vergallen met zurige debatten, waarvan het onduidelijk is of we ze wel echt menen? Want dat vraag ik me nu al enkele dagen af. Gaat het de anti-Pieten echt om Piet? Of is dit gewoon een toevallige, sociaal acceptabele manier om hun frustratie te uiten over de echte discriminatie en het reële racisme?
Zelf denk ik van wel. Zoals het bij de Blokkendoos niet om seksueel misbruik ging, zo gaat het bij Piet niet om racistische stereotypes die Vlaamse kinderen spelenderwijs zouden worden aangeleerd. Het racistische stereotype van een zwarte man in Vlaanderen ìs niet eens meer ‘dat zwarte mensen graag dansen, de zak van de baas moeten dragen en altijd ja knikken. En hij praat ook altijd een beetje dom’, zoals Rachida Lamrabet het gisteren samenvatte. Het racistische stereotype van een zwarte man vandaag is: gewelddadig, misdadig, vrouwonvriendelijk, homo-onvriendelijk, onbetrouwbaar, seksueel predatorisch, gesteld op uiterlijke rijkdom, haat alle blanken omdat ze racisten zijn. Dat stereotype krijgen we van alle kanten aangereikt, in de eerste plaats via films en hiphop. Maar niet via Piet. Protesteren tegen het racisme van Piet, is protesteren tegen het racisme van het verleden.
Volgens mij bezondigen de vele vrienden die ik de afgelopen dagen een standpunt zag innemen over Piet, zich aan kaakslag-antiracisme. Alle activisten lopen het gevaar om, gefrustreerd omdat de grote zaak niet lopen wil, hun energie te gaan steken in iets kleins, om het even wat, waar ze zichzelf van wijsmaken dat er een ondraaglijk onrecht achter schuilgaat. Het gedeelde beledigd-zijn geeft een doel, versterkt de eigen identiteit, en de verveelde of boze reactie van de buitenwereld vormt een bevestiging van het gelijk: zie je wel, de strijd is nog niet gestreden!
Het Vlaamsnationalisme kent die tendens – kankeren over een woordje Frans in een reclamefolder. Het anti-antisemitisme kent die tendens – kankeren over een antisemitisch Bijbelcitaat in de zondagse mis. Het feminisme – kankeren over een columnist die moedwillig semi-seksistische opmerkingen maakt. En het antiracisme ook. Zwarte Piet is de panda van de antiracisten. Het Frans aan het loket van Menen. Het regenboog-t-shirt aan het Antwerpse loket. De forel in Plat Préféré.
We weten welk effect die kaakslag-logica gehad heeft, en in de twee laatste gevallen nog heeft, voor het flamingantisme, het feminisme, en het anti-antisemitisme. Ze worden op zijn best gezien als zeurderig, lachwekkend en irrelevant, in het slechtste als irritant en hatelijk. In al die gevallen verloren ze hun slagkracht.
Is dat wat men op het oog heeft?